5
in de buitensociëteit een spelletje golf maken met
een der veelbelovende jongelui van zijn organisatie.
Soms passeerden ze elkaar op de links dat was
zeker éénmaal gebeurd, toen beide heeren strak naar
bun ballen keken. Als meneer Bailey bestond, was
meneer Graham zich daarvan toch niet bewust, en
meneer Bailey scheen niet beter te weten, of Joel
bezat de wondergave der onzichtbaarheid.
't Was begonnen met die nieuwe spiegelruit, waar
mee Joel Graham zijn winkeltje had verrijkt. Een
paar jaren nadat hij naar Clinton was gekomen en
zijn zaakje had geopend, besteedde hij het geld,
dat hij gespaard had door in den winkel te slapen,
aan een nieuwe pui. 't Was voor dien tijd en
die stad een pracht van een winkelpui, met twee
breede etalages, vol electriscli licht, en versierd met
lieftallige waspoppen. die de laatste nouveauté's in
stoffen en confectie vertoonden. Bij zoo'n gevel paste
natuurlijk het oude uithangbord niet meer, liet
houten bordje met de woorden: J. Graham, manufac
turen eri galanterieën. Hij liet dus een fonkelend
koperen bord maken, dat de bevolking toeschreeuw
de:
GALERIES DE LUXE
Joel Graham, pres.
Meer voor uw geld dan overal elders!
Toen Bradley C. Bailey op een ochtend zijn winkel
kwam opendoen, schroeide hem plotseling het nieuwe
bord in de oogen. Hij trok zich onverwijld terug in
het hokje onder de trap, waar hij zijn boeken en zijn
brandkast had, en kauwde een penhouder op.
„Mm!" sprak hij tegen zijn kortelings in dienst
genomen verkoopster, Ettie Breen, die in later jaren
als mevrouw mah-jongg-fuiven zou geven. „Joel
schijnt 't hoog in den bol te krijgen. Zou hij denken,
dat hij meer zal verkoopen met dat winderige pin
tje?"
„Hij zal zéker meer verkoopen," zei juffrouw
Breen. „Voor een vrouw trekt zooiets. U zult ook aan
een nieuwe pui moeten."
Bailey keek kwaad.
„Komt niets van in," antwoordde hij. „Goede waar
behoeft geen krans. De menselien gaan niet naar een
winkel, om spiegelruiten en wassen poppen te koo-
pen. Ze willen waar voor hun geld, en dat zal ik ze
geven. Joel durft heel wat te zeggen. „Meer voor uw
geld dan overal elders!" PfffWe zullen zién. En hoe
vind je dat „Joel Graham, pres."? Da's 't toppunt!
Waarom zet hij niet „Joel Graham, pres., vice-pres.,
kassier, etaleur, pakjongen en vloerveger"! Dan
leek 't ten minste 'n beetje op de waarheid. Hij met
zijn meer-voor-je-geld!- Enfin, we zullen eens zien
we zullen zien."
Dien avond riep hij: „Hé, president Graham!
Hoeveel menschen hebben zich vandaag laten afzet
ten in de Galeries de Luxe?"
„Nooit zulke goede zaken gemaakt," antwoordde
Graham, en de juichende klank van zijn stem deed
Bailey vreezen, dat Joel de waarheid sprak. „Aardig
wat honing binnengehaald vandaag, Brad."
Meneer Bailey stelde dien avond geen potje biljart
voor. Hij bleef een paar uur langer in zijn winkel,
keek zijn voorraad na en zocht, welke prijzen hij af
kon slaan. Maar al snoeide en kneep hij nog zoo hard,
de glimmende ruiten en de geverfde poppen aan den
overkant bleken den klanten te verleidelijk. Toen
hij aan 't eind van de maand zijn boeken nazag,
stuurde hij juffrouw Breen uit om een fleschje
rooden inkt. Toen Joel Graham den volgenden
morgen groette, klonk Bailey's antwoord ijzig. Het
eerste schot in den krijg was gevallen.
Er zat maar één ding op, besloot B. C. Bailey, dus
dat deed hij. Hij huurde den aangrenzenden slagers
winkel, verving de lapjes en karbonaden door pan
nen en stoffers, verfde zijn beide puien fel geel- en
Het een koperen bord maken, tweemaal zoo groot
als dat van Galeries de Luxe. Er stond op, met letters
die men niet alleen lezen kón, maar lezen móést:
DE GROOT F, BAZAR
Bradley C. Bailey, eenig eigenaar.
Laagste prijzen, hoogste waarden.
Anderen beloven, wij geven!)
..Zoo," sprak Bailey, toen hij de ochtendzon zag
weerkaatsen door het bord en door zijn vier nieuwe
spiegelruiten, „nu zal president Graham zich wel
kalm houden voorloopig!"
„Ei ei, Brad," riep meneer Graham dien avond
de straat over, „je bent tegenwoordig eenig eigenaar,
zie ik! Heele verantwoording, eenig eigenaar van
zoo'n groote zaak." En toen lachte hij zoo hard, dat
Bailey's ooren tuitten.
De toespraak, die Graham dien avond tegen
zijn vrouw hield, was somber en bitter.
„Die Bailey stikt tegenwoordig van de verbeelding,"
beweerde hij. „De Groote Bazar! Als dat een groote
bazar is, is de vijver in 't park een oceaan. En dat
regeltje: Anderen beloven, wij geven, vind ik hate
lijk. 't Klinkt net of hij 't, op mij bedoelt."
„Laat hem maar doen. Joel," zei zijn vrouw. „Je
hebt drie poppen meer dan hij, en je nieuwe zomer
jurken zijn veel leuker."
„Maar hij is er een halven dollar goedkooper mee,"
zei Graham. „En hij is in keukengerei begonnen
daar zit dik geld in."
„Waarom begin je er dan ook niet mee?" ried
mevrouw Graham. „En neem er vloerkleeden bij.
Je kelder is ruim genoeg."
„Ja, dat doe ik!" riep Joel Graham. En hij deed
het. Dus toen moest meneer Bailey natuurlijk de
kisten uit zijn kelder halen en er een afdeeling ves
tigen, die in de advertenties genoemd werd: „Tapij-
tenland Waar de goede tapijten groeien. Vergelijk
onze prijzen met ALLE ANDERE ZAKEN die
vloerkleeden verkoopen
Galeries de Luxe was toentertijd de eenige andere
zaak in Clinton, die vloerkleeden verkocht, dus toen
Graham die advertentie gelezen had, moesten er
een paar pittige en niet bepaald nette woorden aan
't adres van meneer Bailey uit, en kwam er in de
Clinton-Post een advertentie die uitriep: „Beoordeel
tapijten niet enkel naar den prijs! In zekere zaken
worden tapijten verkocht, die tegen iederen prijs te
duur zijn. Galeries de Luxe verkoopt goede tapijten
tegen den laagst mogelijken prijs. Wie minder be
taalt, krijgt iets, dat den naam tapijt niet verdient.
Wij verkoopen alles onder Graham-garantie! Onze
tapijten groeien niet. Ze worden door bekwame
handen gemaakt. Kom zien, en word overtuigd."
Die verklaringen ontlokten Bailey een schor
wraakgeluid.
„Graham-garantie!" hoonde hij. „Dat idee heeft
hij gestolen uit een warenhuis in een groote stad.
Graham-garantieWat een stiekume duitenpletter!"
Den volgenden dag vernam Clinton: „Ieder artikel,
door den Grooten Bazar geleverd van haarspeld
tot vleugelpiano draagt den Bailey-waarborg."
Meneer Bailey had zich wat laten meesleepen door
de vlucht der woorden, want hij verkócht geen vleu
gelpiano's, en meneer Graham wees hem daarop,
toen zij elkaar in de Hoofdstraat tegenkwamen.
„Je hebt zeker tientallen gewaarborgde Bailey-
vleugels verkocht vandaag?" zei Graham luid, en
met een spot, die den talrijken toevallig toeluiste
renden burgers niet ontgaan kon.
„Bemoei je met je eigen zaken," antwoordde
Bailey kortaf.
Natuurlijk verbouwde Bailey daarop zijn tweede
verdieping en stichtte hij er een muziekafdeeling.
Joel Graham verdroeg eenigen tijd het martelend
proefspel van mogelijke koopers op de hakkeborden
van zijn concurrent toen huurde hij er een pand
bij en ging niet alleen in muziekinstrumenten han
delen, maar nam bovendien een jongedame met ge
spierde armen in dienst, om heel den dag luid piano
te spelen in zijn „Exclusief muzieksalon". Bradley
C. Bailey knarsetandde, toen hij het spel der ge
spierde jongedame boven het straatrumoer hoorde
uitdreunen.
Clinton was uit zijn dommel gewekt en was aan
't groeien, niet met de kalme geleidelijkheid van een
eik, maar met de zichtbare vaart van een veulen.
Er kwam een koortsachtige activiteit over de stad.
De Kamer van Koophandel lokte met zoet gefluit
de kogellagerfabriek naar de stad, en er vestigden
zich in Clinton vijfhonderd goedbetaalde kogel-
lagermakers met hun gezinnen. Een vurige reclame
chef wist voor de hoestbonbons van een fabriekje
in Clinton zooveel vraag in den lande te verwekken,
dat er een groote nieuwe fabriek en een massa nieuw
personeel moest komen. Er ontstonden nieuwe wij
ken, en er moesten overhemden voor pa, schoenen
voor Fritsje en emmers voor moeder gekocht worden.
In den Grooten Bazar woelde en in den Galeries de
Luxe zoemde 't. B. C. Bailey eu J. Graham gaven
ontzaglijke uitbreiding aan hun zakenkennis en hun
zakenmethoden en hun organisaties. Toen Graham
zijn eerste cassière in een kooi had gezet, nam Bailey
het besluit, nooit meer tegen Joel Graham te spreken
en bijna gelijktijdig ontkiemde eenzelfde besluit,
meneer Bailey betreffende, in Graham's geest..
Bailey was op dat moment een onaangename ver
rassing voor zijn concurrent aan 't brouwen. Hij
zat tot over zijn ooren in de teekeningen voor het
nieuwe gebouw, waarin weldra de Groote Bazar
zou huizen, tot blijden trots van alle Clintonsche
burgers en tot jaloersche verbittering van Joel
Graham.
Toen over twee advertentie-pagina's het nieuws
verscheen, dat Clinton nu een der grootste een der
meest complete warenhuizen in heel den staat
bezat, en „De Groote Bazar, in omvang eindeloos
boven alle mededingers uitstekend, ver beneden hen
allen bleef wat de prijzen betrof", knaagde Joel
Graham wild op zijn nagels, greep vervolgens naai
de telefoon en riep een architect bij rich.
„BouW een nieuw magazijn voor me," beval Joel
Graham, „waar dat tentje van Bailey een kwajongen
bij lijkt."
Er werd dus een nieuwe Galeries de Luxe, van
zes verdiepingen, op het terrein van de oude ge
bouwd. Voorzichtigheidshalve ging meneer Graham
niet zoo ver, als zijn kwaadaardige opdracht gestrekt
had: slechts de eigenaar zelf kon de nieuwe Galeries
de Luxe indrukwekkender vinden dan den Grooten
Bazar.
Graham gaf blijk van groote welsprekendheid,
toen hij de burgerij verwelkomde in het nieuwe waren
huis; in hét warenhuis van Clinton, waar heel de
stad gelukkig en grootsch mee zou zijn, op enkele
concurrenten na. Meneer Graham noemde geen
namen hij wóu geen namen noemen, zei hij
want hij wou kiesch blijven. Maar als meneer Bailey
over meneer Graham sprak in intiemen kring, of
meneer Graham over meneer Bailey, vonden zij
't geen van beiden noodig. kiesch te blijven. Dan
noemden zij óók geen namen, want de titels
duidden voldoende aan, wien zij bedoelden. Meneer
Graham had 't over „dien dikken gauwdief" en
meneer Bailey sprak over een „bandiet", en geen
mensch vroeg: „Wien bedoel je?"
De stad Clinton genoot van dien kamp tusschen
twee der voornaamste burgers, en profiteerde er van,
want de volksgunst was de gouden appel, waarom die
gladiatoren vochten. Beide warenhuizen waren
echt goed buitengewoon goed zelfs en de Clin-
tonners kochten in beide en waren op beide trotsch. p
Wee den New-Yorker, die beweren dorst, dat de
magazijnen in zijn stad grooter of mooier of beter
waren, dat de sorteering er uitgebreider of de be
diening er vlotter was dan in Clinton! De huizen
Bailey en Graham waren voor de jeugd bolwerken en
kenmerken der stad, gelijk de heuvel buiten de
stad en de vijver in het park. Maar er waren oogen-
blikken in de vroege geschiedenis dier prach
tige bouwwerken, waarin de bezorgde Bailey en
de niet minder bezorgde Graham voelden, dat de
bolwerken trilden op hun fundamenten. Beide man
nen waren zoo diep onder de hypnose van liet groen-
oogige monster der jaloezie geraakt, dat zij met het
bouwen hunner statige panden boven hun macht had
den gegrepen. De grondfout was deze, dat de Groote
Bazar en de Galeries de Luxe te groot waren voor
Clinton. De schrandere Bailey begreep, en de niet
minder schrandere Graham evenzeer, dat de stad
tot groei moest worden geprikkeld, wilde ze gaan
passen bij hun warenhuizen.
De tijd van den eersten opgang was voor Clinton
voorbijde huizen en villaatjes schoten niet meer als
paddenstoelen uit den grond. De stad groeide nog
gestadig, maar heel, heel langzaam, en in dien tijd
was het, dat het haar van meneer Bailey ging
grijzen en het haar van meneer Graham begon
te verdwijnen.
Maar zij waren beiden mannen vol energie. Zij
hadden hun zaken opgebouwd, zij zouden ook
hun stad opbouwen. Wat Clinton nu is, heeft het
voor 'n groot deel te danken aan de heeren Bailey
en Graham, en aan den wedijver tusschen hun zaken.
Er werd hard gewerkt om het vreemdelingenver
keer te bevorderen; er werd hard gewerkt om de
industrie uit te breidenen in heel de Hoofdstraat
werkten de winkeliers hard, om niet ver bij Bailey
en Graham achter te blijven. In dien tijd kwam er
op een schutting bij het station te staan: „Dit is
Clinton. In 1925 grooter dan New York". Het bleef
weliswaar een millioen of vijf inwoners schelen,
maar toch, Clinton werd een drukke, bloeiende,
volkrijke plaats, en de heeren Bailey en Graham
begonnen oude meesters en echt antiek te koopen
voor hun salons.
Rijkdom wordt door sommigen beschouwd als
het beste verzachtende middel, een nimmer falende
balsem; maar in het geval der twee kooplui van
Clinton was hij dat niet. De streelende aanblik van
zijn balans bij de Eerste Nationale boezemde
Vervolg op blz. 12