13 „Wat moet ik met deze bazuin doen?" vroeg mr. Schmutz. „Er alleen krachtig op blazen," antwoordde de generaal. „Ik klom op Admiraal en de generaal op Zeebe- sclmit. „Tjonge in jaren beb ik zoo'n lol niet gehad," brulde de generaal. „Alles gereed, Polley, oude kool raap?" Mr. Schmutz zette de trompet aan z'n lippen. „Klaar, jongens? Oké." Hij liet een schetterend ge luid uit het instrument komen. Ik geloof, dat Admi raal niet erg op trompetten gesteld was, want ik viel bijna van hem af, toen hij wegvloog. Daar galop peerden we over velden, muren en hekken. lederen keer, als Admiraal een bindernis genomen had, voelde ik mijn tanden losser zitten, 't Was een ver schrikkelijke rit. Ik kan me niet herinneren iets van den generaal of het landschap gezien te hebben: alles was één waas. Poltseling drong het tot me door, dat Admiraal op hol geslagen was! Ik voelde me doodsbenauwd, dat kan ik u verzekeren. Maar op een of andere manier zag ik er kans toe den bocht om den watertoren te maken en hem eenigszins te beteugelen. Admiraal was zóó opgewonden, dat hij in plaats van om den vijver er dwars doorheen ging, waardoor ik druipend mijn rit vervolgen moest. Toen stormde hij door het kreupelhout en ineens werd mijn hoed door een boomtak afgerukt. Even buiten het bosch was 't, toen toen Admiraal me van zich afwierp. Hij struikelde en over z'n kop viel ik op den grond. Ik kwam op m'n knieën terecht en bezeerde mijn rug, maar omdat ik in een modder poel belandde, viel ik nogal zacht. Duizelig bleef ik op den grond liggen. Iemand kwam op me aangerend. Het was mr. Schmutz. Hij greep Admiraals' teugels en sclu'eeuwde me toe: „Kom op, amice. Ik houd hem wel even vast. Stijg op, je kunt den generaal nog nét verslaan!" Ik voelde er niets meer voor, maar mr. Schmutz hield aan. Ik geloof zelfs, dat hij me een stomp gaf. Hoe dan ook, ik herinner me, dat ik weer op steeg en. weg waren we weer. Maar er is weinig meer te vertellen. Ik kwam vijf minuten voor den generaal aan en hij toonde zich er heelemaal niet over gepikeerd, dat ik van hem gewonnen had. „Den volgenden keer starten we met een geweerschot," zei hij. „Die hit van jou kan niet tegen muziek, en ze zullen hom wel nooit kunnen africhten om dienst te doen bij de militaire kapel. In elk geval, m'n gelukwenschen, Polley. Je hebt schitterend gereden. Aan staanden Zaterdag >uden we een nieuwen wedstrijd. Maar ga eerst een bad nemen - je ziet er uit als een polderjongen! en kom dan naar mijn huis om een borrel te drinken." Na het diner voelde ik me beter en toen herinnerde ik me, hoe vriendelijk mr. Schmutz was geweest. Nu, ik verzamel geen vuurwapens. De donderbus won ik op een lot, dat ik op een veiling gekocht had. Ik haalde het ding uit elkaar en knapte het wat op. 't Was na het diner en bijna donker, toen ik naar mr. Schmutz hinkte om hem dit oude vuurwapen te geven. Ik bemerkte, dat een auto voor de deur stond. Juist toen ik de laan afliep hoorde ik stemmen. Maar ik was nu eenmaal al zoo ver en wilde niet teruggaan. Heeren, ik kwam den hoek om en aan de voordeur stond mr. Schmutz met twee vreemde mannen. Zij draaiden zich om en zagen mij en de donderbus. Een van de mannen schreeuwde: „Een machinegeweer!" Entoen renden ze weg. Ik zag ze in den wagen springen en hoorde ze vol gas geven. Mr. Schmutz bleef staan en keek me aan. „Amice, je redde m'n leven. Wat is dat voor een ding, dat je daar hebt?" kwam hij met dien boksbeugel voor den dag. Hij zei tegen me: „Amice, ik had ongelijk, toen ik beweerde, dat ik geen antieke dingen bezit. Hier is een stuk, dat een eerlijke knaap mij eens gaf goeie ouwe Billy de Stomper. Menige kaak heeft Billy met dit dingetje hewerkt. 't Moet van 1890 zijn of zelfs ouder. Neem het aan, maar hang het niet boven den haard. Houd het bij de hand, altijd gereed voor een kaakstoot." Mr. Schmutz is een erg zonderlinge man, maar toch wel aardig, als je hem eenmaal kent." Mr. Bursley keek mr. Smithing aan. „Wel, Polley," zei de directeur, „ik vind, dat alles nu in orde is. Ben je bevredigd, Bursley?" Mr. Bursley knikte. „Dus je hebt aanstaanden Zaterdag weer een race met dezen eh generaal?" „Ja, meneer, daar staat hij op. Maar dezen keer is er natuurlijk geen weddenschap aan verbonden." „O, maar dat soort weddenschappen is onschuldig genoeg," zei de inspeoteur. „Ik zelf eh Hij aarzelde en keek Smithings onderzoekend aan. Smithings glimlachte en keerde zich naar den kassier. „Ach, Polley, ik weet nu eenmaal graag, hoe al onze employé's leven, en zoo. Ik geloof niet, dat ik ooit mrs. Polley ontmoet heb. Wat denk je van eh aanstaanden Zaterdag? Ik zou den wedstrijd ook graag willen zien." „0, dat zou ik prachtig vinden." Mr. Smithings keek ondeugend naar mr. Bursley. „Ik geloof zeker, dat jij ook wel zoudt willen komen, als Polley er ten minste geen bezwaar tegen heeft. Ik zet vijftig dollar op Polley's Admiraal." Mr. Bursley snoof even. „Geen sprake van," zei hij. „Ik ben de eerste die de zaak op 't spoor is ge komen. Polley's knol is van mij en ik zet zestig tegen vijftig en het startgeweer is een bazuin, die door mr. Schmutz bespeeld moet worden!" „Mr. Schmutz, ik nam dit mee als een bewijs van dank voor uw vriendelijkheid jegens mij. 't Is een oud kanon netje, gebruikt in den Vrij heidsoorlog." „Wel, amice, ik ben je erg dankbaar. Ik dacht, dat ik alle vuurwapens kende, maar dit is iets nieuws voor me. En, amice, ik zeg nog maals: je redde m'n leven. Dat waren een paar leelijke zware jongens en ik vrees, dat zij niet veel goeds in hun schild voerden," zei hij raadselachtig. Toen noodig- de hij me uit binnen te komen en toonde zich een aangenaam gastheer. Ik mag hem erg graag. De donderbus hingen we boven den schoorsteen en daarna Hij struikelde en over z'n kop viel ik op den grond.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 13