onredelijk mogelijk, dat. 't maar een voorbijgaande aanval was, die met een paar uur rust wel overging. Hij bad den boelen dag genist, maar de pijn was niet geminderd, en de voet was nog even opgezet. ,,'t Wil niet, Paul," kreunde hij, en met. 'n scherp schurend geluid haalde hij zijn adem in. „Voelt n u slechter?" „Veel slechter." „Zouden we dan den dokter maar niet roepen?" Sir Richard omklemde met korzelig ongeduld zijn stok. „Wat die me vertollen kan, weet ik al lang," mopperde hij. „Maar u doet er niets aan," redeneerde Paul. „Er zijn andere dingen, die voorgaan," zei de patiënt. „Dat weet ik," zei Paul sussend, „maar daar zorg ik wel voor." „Waarvoor dan?" „Bishopsmead opbellen." „En wat wou je ze op Bishopsmead vertellen?" vroeg zijn oom met een strakken blik. „Dat u niet komen kunt." „En Molly?" „Ja, da's spijtig," klonk het onverschillig, „maar er is niets aan te doen." Er volgde een pauze, waarin Molly het kussen in den rug van den patiënt verschikte, een pauze, waarin die twee blikken wisselden. „Bedoel je, dat ze thuis moet blijven?" vroeg sir Richard. Paul keek hem aan. „Wat anders als u niet gaat?" tbr Richard kuchte een paar malen. „Daar hebben we 't net over gehad," bekende hij. Hij liet een seconde verloopen en vroeg toen met een zekere spanning: „Weet jij er niets op?" „Ik niet!" Dat was een zeer besliste en koppige ontkenning, door sir Richard met een ontevreden frons beant woord. „We hadden gedacht, dat jij haar misschien mee kon nemen," zei hij ronduit. Paul had aan die oplossing gedacht, maar haar onmiddellijk verworpen. Hij had van 't begin af geweigerd, met haar mee te gaan, en al hetgeen nadien gebeurd was, had zijn besluit nog versterkt. Hij voelde Molly's oogen smeeken, maar hij had zijn hart gepantserd en zijn strakke, strenge gezicht sprak dit uit. ,,'t Is zoo'n tegenvaller voor haar," drong sir Richard aan. Stilzwijgen. „En op 't laatste moment, terwijl haar japon al klaar ligt!" Paul maakte een driftige beweging. „Ik heb 't van 't begin af aan verkeerd gevonden, dat ze naar dat bal ging," zei hij scherp, „en ik neem er in geen geval verantwoordelijkheid voor op me." „Er is geen sprake van verantwoordelijkheid," riep sir Richard terug. „Ze kan zich evengoed bewe gen als jij beter zelfs!" ,,I)at bedoel ik niet," klonk het driftig, „en u weet lieel goed dat 't niet zoo is!" Sir Richard wou iets zeggen, maar met gloeiende wangen viel Mollv er op in „Dringt u alstublieft niet meer aan! Hij geneert zich om met me te verschijnen. Ik kan me aankleeden als dame, maar daarmee bón ik 't nog niet! Ik doe din gen. die 'n dame niet doet, en ik zeg dingen, die '11 dame niet zegt." Ze slikte haar tranen weg en ging met even onstuimigen nadruk voort: „Ik zeg wel eens ken in plaats van kan en als in plaats van dan en zoo!" Paul kreeg een kleur. Hij had haar op enkele fout jes gewezen, maar als lceraar. wiens plicht het is, een leerling zuiver te leeren spreken, vond hij haar verwijt niet alleen kleingeestig en ondankbaar, maar zelfs totaal ongegrond. Sir Richard voedde andere gedachten: liij keek zijn neef boos aan en vroeg met klimmenden toorn: „Wat doe je, breng je haar er heen of niet?" „Niet," antwoordde Paul even heftig. „Uitstekend," siste sir Richard, met zijn kin naar voren. „Evengoed gaat zo! En ze heeft jouw auto niet noodig," spotte hij, een tegenwerping voorziende, die in Paul nog niet was opgekomen, „want ik zal Geoffrey opbellen om te vragen, of hij den zijnen stuurt." Er was afgesproken, dat Paul's wagen gebruikt zou worden en dat "Tom chauffeeren zou. Tom had zelf een soort auto al was zijn patroon daar altijd t ogen geweest en reed heel goed. Maar Paul had sir Richard's bedoeling nog niet doorpeild, en vroeg verbluft „Om Molly te halen?" DE PICKNICK „Ja natuurlijk." „Maar. maar u laat haar toch niet alleen gaan?" „En waarom niet?" „Waarom niet!" riep Paul. Zijn oogen waren vol verbazing, hij slikte en begon weer „Wilt u haar in zoo'n gezelschap laten komen, waar ze niemand kent?" „Ze kent Ru pert," antwoordde sir Richard. „Die zorgt. wel vooi' haar." Te verbluft om te antwoorden, staar de Paul hem aan. „Ja, ze kent Ru pert," raasde hij, toon hij weer pra ten kon, „en die zal haar komen halen en haar thuisbrengen en haar den heelen avond geen seconde alleen laten!" „Dat zeg ik juist hij zal voor haar zorgen," snauwde sir Richard. Paul maakte een gebaar van wrevel, keerde zijn oom nijdig den rug toe en keek naar Mollv. „En jij," begon hij, maar hij kwam niet verder, want haar oogen antwoordden al. Niemand zei iets. Sir Richard krabbelde overeind. Met een waarschuwenden kreet kwam Molly naar hem toe, en door haar geholpen, deed hij een paar hinkstappen naar de deur. Paul versperde hem den weg. „Waar gaat u heen?" vroeg liij. „Geoffrey opbellen," was het knorrige antwoord. „Gaat u dan maar weer zitten." Innerlijke strijd, en daarna heesch en hijgend: „Ik zal haar wel brengen." Sir Richard keek hem verachtelijk aan. „O ja?" „Dat zeg ik toch!" „Maar ik heb niet gezegd, dat ik met jou mee wil," snibde het meisje met een vurigen blos. Sir Richard keek hen beiden beurtelings aan, en de stilte duurde lang. „Misschien moeten we 't maar aannemen, kindlief," zei hij, en terwijl hij het handje streelde, dat zijn arm ondersteunde, ging hij overredend voort: „Dat staat beter." Molly keek pruilend weerspannig, maar haar zwijgen stemde toe, en Paul wendde zich af om heen te gaan. „Even kijken of ik een schoon overhemd heb," bromde hij, en hij liep de kamer uit. Hij vond het vervelend, naar dat bal te gaan, en als hij zich Rupert's spottende lachje en Veronica's verbaasde oogen voorstelde, vond hij liet nog ver velender. H ij verwenschte de blinde domheid van zijn oom; hij verwenschte de onverzadelijke ijdellieid van Molly; hij verwenschte alles en iedereen, maar schoon overhemd of géén schoon overhemd, hij ging. En hij knarste met zijn tanden en sloeg traptreden over. TWINTIGSTE HOOFDSTUK Met. half gesloten oogen en een flauw lachje 0111 haar lippen zweefde Veronica het vertrek rond op het rliythme van een wals. 't Was haar avond, zij was de gastvrouw', maar al was het de plicht der mannelijke gasten, haar ten dans te vragen, er was gevochten om de vervulling van dien plicht. In een elegante, ietwat gewaagde, japon gekleed, maakte ze met haar fraaie armen en schouders, onbekrompen getoond, haar rechte slanke gestalte, haar prachtig haar en die blauwste aller blauwe oogen den plicht tot een genoe gen. Desniettemin had haar partner van 't moment niet zeer ijverig meegevochten, en toonde hij weinig vreugde om liet genot, dat hem ten deel viel; want onder het, dansen doolden zijn oogen de kamer rond alsof hij iets of iemand zocht. Paul had dan ook de eer van dezen dans niet gezocht ze was hem opge drongen. Hij was laat gekomen, gedeeltelijk door een lekken band, en gedeeltelijk door het zeer matige gangetje, waarin hij de vijftien mijlen tusschen het dorp Pilling en het stadje Lympton had afgelegd. De lekke band was '11 meevaller, het matige gangetje list. Molly had. springend van ongeduld, op meer spoed aange drongen, maar hij had haar gewezen op 't groote aan tal auto-ongelukken van die maand, en geweigerd harder te rijden. Daardoor hadden zij de receptie gemist en konden zij rustig en ongemerkt deel gaan nemen aan het dansvermaak. Dit was hem makkelijk gemaakt doordat hij den weg wist in dat huis, want al ging officieel de weg naar de muziekzaal door een tusschenkamer, hij wist een weggetje door den tuin. Hij was in de veranda blijven wachten, tot Molly haar avondcape had afgelegd, en zoodra ze verscheen, was hij op haar toegesneld en had hij haar vlug door een zijdeur binnengebracht. Zij had geprotesteerd, en terecht, want de butler stond te wachten oin hen op meer offieioele wijze aan te dienen, maar hij liod zich doof gehouden voor haar protest. Helaas bleven zij niet lang in verborgenheid. Molly bedankte voor zijn aanbod, haar den tuin te laten zien, negeerde zijn opmerking, dat het veel te mooi weer was om in een bedompte balzaal te zitten, en liep naar de lichten, die in de verte straalden. Paul wou zich nog in de serre ophouden, waar twee of drie paren zaten, niet op anderen lettend, maar liep door en betrad een schitterend verlicht vertrek, waarin heeren met witte overhemden en pronkende dames ronddraaiden bij den klank van melodieuze muziek. Japonnen ruischten, juweelen fonkelden, het gezoem van vele stemmen en het geschuifel van vele voeten droegen bij tot de sfeer van vroolijke losheid. Overal straalden blijde oogen, straalden er lichten, gleden elegante gedaanten sierlijk aan en de volgende secon de weer weg. Het was een feest der oogen, een feest zooals Molly nog nooit had aanschouwd, en roerloos, met, ingehouden adem, stond zij liet betooverend tafereel aan te zien. Helaas was ook zij een feest der oogen, en werden er tal van hoofden in haar richting gewend. Met haar geestige japon met wijden rok, het parelsnoer om haar hals, haar fraaie maar niet. drukke ka prei kapperskunst die aan geen kunst deed donken haar blozende wangen en haar oogen, stra lend van vreugdig verwachten, was zij zoo'n lieftallige Asschepoes als men maar wenschen of zich verbeel den kon, en haar triomf was zoo volledig als een weldoende fee maar kon hopen. In een brandpunt van bewonderende blikken trok Paul haar mee om zich in het woelig gedrang te werpen, maar ook deze afzondering duurde niet lang. Nauwelijks was de dans uit, of Rupert kwam op hen toegeschoten. Hij had sir Richard verwacht, ver baasde zich dus, dat hij Paul te zien kreeg, maar verspilde geen tijd om hem te begroeten: een paar conventioneele opmerkingen, en de muziek begon weer. Molly wuifde glimlachend vaarwel, en in de armen van den triomfantelijken Rupert zweefde zij weg in de verte. Paul bleef stokstijf staan, zijn oogen trachtten het paar te volgen en te blijven bespieden. Hij wou klaar staan, als de dans uit was, om haar weer op te eischen. maar sir Geoffrey vond hem, en dwong hem, op vragen te a ut woorden en de afwezigheid van zijn oom te verklaren. Er werd ook naar zijn eigen leven geïnformeerd, maar dat was enkel beleefdheid. Sir Geoffrey's belangstelling bewoog zich alleen 0111 juffrouw Brown. Was zij er? Zij was cr. en zij danste Vervolg op blz. 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 23