H1LDEBRAND
CAMERA
OBSCURA
EN ZIJN
Honderd jaar geleden debuteerde
de jonge Nicolaas Beets
Spelevaren en minriekoozen.Onze beminnelijke neef Hildebrand
laat ons ruimschoots van deze zoete liefhebberijen genieten en de
minnaar van avontuur en liefdesgelispel, die op een grilligen Qcto-
bermiddag met den geestigen verteller aan boord staptzal van
zijn tochtje geen spijt hebben!
y r zullen maar weinig landgenooten zijn, die
zich. nog uiet met hem in het ranke roei-
bootje gewaagd hebben, want met Hilde-
brand zijn wij in goed en veilig gezel-
schap, hij is onze welbespraakte neef, onze
gezellige huisvriend.
Misschien is 't al heel lang geleden, dat
hij u het mooie najaarsweer liet bewonderen en
enkele vleiende woor
den losjes langs u heen
liet dwalen uit het
schuchtere gefluister
van den aarzelenden
Pieter Stastok junior
en de lieftallige Koosje
van Naslaan.
Wellicht hebt u
slechts een vage her
innering aan dit popu
lairste aller roeitocht
jes, dat het vroolijlce
groepje van jonge va
rensgezellen, evenals
vele geslachten van le
zers. zoo geamuseerd
heeft.
Hoe was het ook
weer? We tasten in
ons geheugen
„Pieter is waaratje
verliefd
Ineens zitten we
midden in 't bekende
verhaal van de familie
Stastok.
Keesje, het zielige
diakenhuismannetje,
heeft zich zoo juist
verdienstelijk gemaakt
met het lossrnijten van den tros en daar kiest het
vermaarde zestal het nauwe sop van den singel.
De welvarende Dolf heeft het gemakkelijke plaatsje
bij het roer bemachtigd, waar hij rustig van het over=
vloedige middagmaal wat bekomen kan.
Dat is Dolf van Brammen, door de gemoedelijke
bewoners van de kleine provinciestad als een soort
publieke vermakelijkheid beschouwd, maar voor
degelijke droogstoppels en preutsche zuurpruimen
niet een simpele steen maar een rots des aanstoots.
De zoetsappige Pieter behoort tot die droogstop
pels en al zit hij met Dolf in dezelfde boot, figuurlijk
gesproken varen zij geenszins in hetzelfde schuitje!
Voor den braven boekenwurm bestaat er op 't gau-
scho ondermaansche geen wezen, dat hij dieper
veracht dan dezen rap gesnavelden spotvogel. De
zorgvuldig gebrilde student Stastok is, ook wat zijn
levenswijsheid betreft, eenigermate bijziende. In
plaats van Dolf's vlotten, slagvaardigen geest op
prijs te stellen, ziet hij op hem neer, omdat Van
Brammen als student schip
breuk heeft geleden en niet
alleen zijn betere mede
schepselen nog onbevreesd
in de oogen kijkt, maar
zelfs nauwgezette college
hengsten, als Pieter Sta
stok, in het ootje durft
te nemen.
Zoo haalt Hilde
brand, bijna argeloos
voor den lezer, zijn
figuren uit het dage-
lijksche. burgerlijke
leven te voorschijn.
Onderzoekend laat hij
zijn critischen blik
langs haar gestalten
gaan en het is een
900«0000«000000900»0000«00000000»000»»000000ci>o
toooooooeovoooooeoooeoooooooooooöeoeoaooooooeod
Ds. Nicolaas Beets (Hildebrand), wiens Camera Obscura in ons land een
der meest gelezen boeken werd. Op 13 September 1814 werd Beets te
Haarlem geboren ah zoon van een apotheker. In de jaren 1833-1839 stu
deerde bij theologie aan de Leidsche universiteit. In 1S40 werd hij als
predikant beroepen te Heemstede en in 1854 te Utrecht. Dc Utrechtsche
universiteit benoemde hem in 1874 tot hoogleeraar, een junctie, die hij tot
1884 vervulde. Op 18 Maart 1903 overleed ds. Beets.
Het handschrift van Nicolaas
Beets in zijn studententijdHet
is een later door hem afgekeurde
vertaling van een gedichtje van
Hölty, dat hij opnieuw bewerkte
en, dat in het begin van de Ca
mera Obscura een plaats kreeg.
speciaal genoegen van hem om menschen,
die geheel van aard en levensopvatting ver
schillen, aan elkander voor te stellen. Uit hun
typeering en hun conflicten blijkt dikwijls des
schrijvers minachting voor den bekrompen geest
en de vooroordeelen van zijn tijdgenooten, die
niet zelden nog onze tijdgenooten zijn, want
hoewel de samenleving en de menschen in die
honderd jaren uiterlijk eeu groote verandering
hebben ondergaan, die wij baast 'n gedaan
teverwisseling mogen noemen, toch is 't tegen
woordige menschenkiud nog een trouw aan
hanger gebleven van dezelfde oude zwakheden
en deugden, die zijn verre voorvaderen reeds
onder het wambuis droegen. Al lang voordat er
sprake was van de Camera Obscura, waren er
Stastokken en Van Brammeas en wie goed oplet,
kan ze ook thans nog ontmoeten, maar Hilde
brand heeft ze, met zijn luimige, kernachtige
woorden, plotseling duidelijker eu levendiger dan
te voren in de omlijsting van zijn tijd gezet.
We roeien de pleziervaarders nu weer achterna.
Voor onze oogen leveren zij een schouwspel op, dat
eenigszins aan 'n maskerade doet denkeu. De heereu
aan de riemen, met deftige, hooge doppen op hun wijze
hoofden, en de meisjes, prijkend met wijde, sierlijke
rokken en vlinderachtige hoedjes, het geheel lijkt
allerminst „waterproof", maar schilderachtig is het
zeker en 't zou dan ook. in onzen tijd, een fleurig num
mer uit een gekostumeerde gondelvaart kunnen zijn-
Het, lieve Koosje èn haar hupsche nicht Chris-
t-ien amuseeren zich kostelijk en dan bevindt zich
in het gezelschap nog Amelia, de magere zuster
van Dolf, die, zooals Hildebrand puntig opmerkt,
„een verontschuldiging is voor de tegenwoordigheid
van haar broer". Het dient echter gezegd, dat het
nuffige meisje, zij het dan op haar droefgeestige eu
sentimenteele wijze, volop profiteert van de genoegens,
die het spelevaren biedt.
Alleen Pieter is vrijwel met
alles even onfortuinlijk.
Het roeien gaat hem slecht
af, zijn nieuwe, puimsteen
kleurige handschoenen ge
ven den geest, blaren be
dekken zijn handen en
bovendien heeft hij, terwijl
hij naar de lonkjes van
Koosje zit te smachten,
gemeend een rivaal in Dolf
te moeten ontdekken.
Pieter Stastok neemt een
ongewild badIn 't bootje
H ildebra/nd, Dolf vanBram -
men, de lieftallige Koosje
rein Naslaan, nicht Ohris-
ti entje en geheel links
Amelia, van Brammen niet
haar mniekinstrument.