i
het begin van den wereldoorlog en de Kamer
was met een gelijksoortig doel bijeengeroepen
als op dezen middag.
Ons Koninkrijk bestond toen honderd jaar.
Het is wel een bittere ervaring, dat de generatie,
die dien onheilsdag heeft meegemaakt, reeds na
een kwarteeuw neiging moet gevoelen die som
bere woorden te herhalen. Dit ondanks de hoop,
die een tijdlang gekoesterd werd, dat de leer van
den wereldoorlog niet tevergeefsch zou zijn ge
weest en den volken de kracht zou geven hun
onderlinge verhouding op nieuwen en betrouw
baarder grondslag te vestigen.
Het was in het donkerste uur van onze ge
schiedenis, dat de geloofshymne geboren werd,
die de eeuwen trotseerde, de hymne, die ook nu
nog de diepste en zuiverste gevoelens van ons
volk vertolkt, en dit zal blijven doen, hoe hoog
straks de nood moge stijgen
Mijn schilt ende betrouwen
Zijt Gij, o God, mijn Heer.
Op U zoo wil ik böuwen,
Verlaat mij nimmer meer.
De redevoering is door de Kamer, welke bijna
voltallig was opgekomen, staande aangehoord. Vooral
de woorden van den minister-president, met grooten
ernst en overtuiging uitgesproken, maakten diepen
indruk.
Een merkwaardige oorlogsdag! Zij, die zich 1914
herinneren, hadden heel iets anders verwacht. In
Polen was de strijd weliswaar in vollen gang, maar
in het westen was er vrijwel niets gebeurd. Het
Duitsche legerbericht meldde dan ook: „In het wes
ten tot dusver geen gevechtshandelingen."
Dinsdag 5 September
Zuid-Afrika verbreekt zijn relaties met Duitsch-
land, tegen den wil van den premier, generaal Hert
zog, door een hierop betrekking hebbende motie van
generaal Smuts aan te nemen. Het kabinet Hertzog
was verplicht af te treden en generaal Smuts vormde
een nieuwe regeering.
Roosevelt teekent een decreet, waarbij de neutra
liteit der Vereenigde Staten wordt afgekondigd en
een tweede, waarbij de uitvoer van wapenen naar
een der oorlogvoerende landen verboden wordt.
Duitschland publiceert evenals Engeland een
Witboek, waarin het alle verantwoordelijkheid voor
het uitbreken van de vijandelijkheden afwijst.
Om vier uur 's morgens werden weer eenige blijk
baar verdwaalde vliegtuigen in de omgeving van
Amsterdam gesignaleerd, waarop het vuur geopend
werd.
De Engelsche gezant in Den Haag, sir Neville Bland,
De Britsche ambassadeur te Berlijn sir Neville
ilendersongefotografeerd bij zijn vertrek op het
station Oharlottenburg.
verklaarde ten aanzien van de vliegtuigen, die in den
nacht van 3 op 4 September boven Nederland hadden
gevlogen, o.a. het volgende:
„Mocht inderdaad bewezen worden, dat den
bedoelden nacht Engelsche vliegers boven Neder
land zijn geweest, dan zal men alle gedachte aan
een opzettelijke schending van ons grondgebied
opzij moeten zetten en slechts aan een door het
dien nacht zeer slechte zicht verschoonbare ver
gissing moeten denken,"
Hij was er echter van overtuigd, dat de gesigna
leerde vliegtuigen geen Engelsche waren geweest.
Intussclien vindt een luchtslag boven Warschau
plaats, de grootste die tot dusverre in Polen gevoerd is.
Zeventig Duitsche bommenwerpers vielen,
naar men zegt, bijna gelijktijdig aan en wierpen
explosieve en brandbommen uit. Zeven dezer
toestellen werden neergeschoten, doch middeler
wijl stortten verscheiden huizen in de voorsteden
in puin en sloegen de vlammen van de brandende
gebouwen hoog ten hemel.
De gewezen Volkenbondscommissaris van Danzig,
prof. Burckhart, vertrok op dezen dag naar Letland,
de „Oranje", het vlaggeschip der Amsterdamsche
koopvaardijvloot, stoomde 's morgens om kwart voor
zes de Noordzee op om naar Ned.-Indië te varen,
terwijl de „Statendam" 's middags één uur de pieren
van Hoek van Holland verliet.
Merkwaardiger nog was echter op dezen dag een
ander vertrek, n.l. de
UITWISSELING DER
AMBASSADEURS
Te OldenzaaJ arriveerde een extra Pransche trein
met de Duitsche delegatie, bestaande uit circa 120
personen. Deze trein kwam op het eerste perron bin
nen.
Toen deze delegatie den trein had verlaten, nam
de Pransche, die den vorigen avond was aangekomen,
daarin plaats.
De leden van de Engelsche legatie, met Henderson
aan het hoofd, benevens de tot het laatst toe in
Duitschland achtergebleven leden van de Engelsche
kolonie in totaal een gezelschap van ongeveer
veertig personen waren per trein van Berlijn
vertrokken, maar, naar men heeft kunnen lezen, nabij
de Nederlandsche grens opgehouden, ten einde het
moment af te wachten, waarop de Duitsche legatie
in Nederlandsch territoriaal gebied zou zijn gearri
veerd. Daarna is de trein doorgereden, via Oldenzaa)
naar Rotterdam.
En in het westen, waar Pranschen en Duitschers
tegenover elkaar staan?
Het vierde Fransche oorlogscommuniqué, ge
dateerd op 5 September 's avonds, luidt
„Onze troepen zijn overal in contact aan onze
grens tusschen den Rijn en de Moezel. Er moet
aan herinnerd worden, dat aan den Rijn aan beide
kanten permanente versterkingswerken den oever
omzoomen."
Wanneer de eerste communiqué's laconiek zijn
en niet aan allen bevrediging schenken die er een
verslag in zouden willen vinden van beslissende veld
slagen, zoo vertelt men bij wijze van toelichting, dan
is daarin niets, dat verrassing kan baren. In de aller
eerste dagen van Augustus 1914 werd er geen groote
slag geleverd. Bovendien moet een fundamenteel
onderscheid gemaakt worden tusschen den oorlog in
1914 en dien, welke heden gevoerd wordt. In Augus-
stus 1914 was het een bewegingsoorlog met een snel
offensief aan beide kanten. Thans steunen de tegen
over elkander staande troepen op twee hechte forti
ficatiesystemen, de Maginot- en de Siegfriedlinie.
Weer een vreemde oorlogsdag.
Men zou zoo gaarne willen gelooven, dat het mis
schien toch nog geen „ernst" werd, als men niet wist,
dat zulke vrome wenscheu in tijden als deze zelden
uitkomen.
Woensdag 6 September
Van het westelijk front komt nog geen nieuws.
Het officieele Fransche legerbericht van 6 Sep
tember, 's avonds 9 uur. luidt:
Onze voorste elementen, die aan gene rijde der
grens vorderingen maken, met een snelheid, welke
varieert naar gelang van de verschillende deelen
Duitsche verkenners trekken door een Poolsch dorp,
dat bijna geheel verwoest is.
I
van het front, stuiten overal op automatische
wapenen en op veldversterkingen.
De activiteit van onze luchtmacht valt te zamen
met die der landmacht.
Intusschenmeldt men vanDuitsche zijde,datKrakau
bezet is. De Duitsche generaals hebben zich onmid
dellijk naar het graf van Pilsoedski begeven om de
nagedachtenis van dezen maarschalk hulde te bren
gen. Er wordt een eerewacht bij het graf geplaatst.
In Amsterdam worden de eerste distributiekaarten
uitgereikt. Zij zijn groenachtig en men moet in de rij
staan om ze te krijgen. Het zijn noodkaarten, die
binnenkort vervangen zullen worden door „distri
butiestamkaarten".
Er is oorlog en men merkt het, maar men merkt het
ook niet, men is „bijna" gewend en het leven gaat zijn
gang. Maar wat brengt de toekomst, die niet anders
dan somber kan zijn?
Want het Engelsche ministerie van voorlichting
deelt mede dat het, wanneer de Britsche lucht-
of vlootstrijdkrachten successen hebben geboekt te
gen vijandelijke duikbooten, niet altijd gewenscht is
om dit te publiceeren. Wanneer geen nieuws gepubli
ceerd wordt, behoeft dit dus niet te impliceeren. dat
geen successen zijn bereikt. De admiraliteit zal be
richten geven, telkens als dit wenschelijk schijnt.
Gebeurt er wat of gebeurt er niets? We weten het
niet.
Adolf Hitter, de „eerste soldaat van het Duitsche
Rijk", in gesprek met gewonde soldaten.
Ben huis in een der arbeiderswijken te Warschau,
dat bij een luchtaanval door een boni getroffen werd,