meneer Glencannon de pet door de patrijspoort de
haven in. „Die moeite wil ik nog wel voor je doen.
Maar nou nog iets, kap'tein" zijn rechtervuist,
schrikwekkend gepantserd, kwam uit zijn jaszak
„ik zie nog een roetveeg op je kin ook, dus zal ik die
er eens afstoffen met dien aangemeten knokkelstof
doek, die vier stalen punten op een koperen onder
grond vertoont, zooals je misschien ziet. Of heb je
liever, dat ik je overboord gooi, dat je zelf je kin af
kunt wasschen?"
Hij deed een snellen stap naar voren, met hellende
vuist. De indringer aarzelde heel even, draaide zich
toen om en vluchtte. Er kwam uit zijn borstkas een
schrapend gerommel, alsof er leege kisten over een
werf werden gesleept. Meneer Olencannon vervolgde
hem op het gangboord, maar bleef staan toen de
ander aan wal sprong.
„Wacht maar!" riep de purperen zeevaarder, op de
kade stampvoetend en beide vuisten tegelijk schud
dend. „Wacht maar, woesteling, vandaal, schurk! Je
hoort nog wel van me, dat beloof ik je ik
„Saluut, kaptein!" grinnikte meneer Glencannon,
en met zijn duim tegen zijn neus bewoog hij zeer vrij
postig zijn geharnaste vingers. Met hooge borst
schreed hij terug naar de kajuit en naar zijn weten-
sehappelijken arbeid.
II
De bedrijvige, oude heer Virgil Hazlitt, directeur
der Londensche reederij van Clifford, Castle en Co.,
drukte een lorgnet op den snijdend scherpen rug van
een arendsneus, waar al een bril op stond, en stelde
zijn gebrekkig gezicht opnieuw in op den brief, die
voor hem lag. „Ai!" stiet hij uit. „Groote hemel!"
Hij drukte zijn magere vingers tegen zijn blauw door
aderde slapen en zat te wiebelen in zijn draaistoel.
,,'t Is. 't is werkelijk. brr!" Hij greep den
brief, repte zich de kamer door en duwde een deur
open, waar op stond: „Sir John Castle." Achter in die
kamer klonk een klinkende klap, alsof er een zak
golfstokken tegen den vloer sloeg.
„Kom maar, Hazlitt!" riep sir John, opkijkend uit
een rose blad met plaatjes van jockeys, boksers en
worstelaars, die zich in Gordiaansche knoopen wron
gen.
„Neem een stoel, Hazlitt, en. hé! Wat is erf"
„Dit!" Meneer Hazlitt stak met verstijfde hand den
brief uit. „Kijkt. leest u eens, sir John!"
„Hm," zei de edelman inschikkelijk. „Haven van
Monte Carlo, aan boord M. K. Velella. Velella.
Wacht, da's die boot van majoor Duggan! Hoera!
Dus we krijgen dat werk toch, Hazlitt?"
Meneer Hazlitt kon niet spreken. Hij wees naar den
brief. Die luidde:
Den Heeren Clifford, Castle Co., Ltd.
St. Mary Axe, London, E. C.
Mijne Heeren,
Na de mislukking van uw koppige en ik mag wel
zeggen schaamtelooze pogingen om het transport
in handen te krijgen voor de verschillende onder
nemingen, aan wier hoofd ik sta, verbaasde 't mij
niet meer, door een uwer officieren op de schan
delijkste wijze beleedigd en vervolgens met een
doodelijk wapen bedreigd te worden.
Ik ben er de man niet naar, om halve maatregelen
te nemen tegen een firma, die bandieten en sluip
moordenaars in dienst heeft, en ik hoef u er niet
aan te herinneren, dat mijn uitgebreide relaties op
industrieel en commercieel gebied mij in staat
stellen, u het leven zeer moeilijk te maken.
In afwachting van uw antwoord op dit schrijven
zal ik rechtsgeleerden raad inwinnen en de maat
regelen ontwerpen, welke een dergelijk optreden
uiteraard van mij eischt.
Mackenzie Duggan.
„BeleedigingenWapens? M-m-maar waar hééft
hij t over?" verbaasde zich sir John.
„Dat weet ik ook niet, maar 't is in ieder geval
erg."
„Erg? t Is ontzettend, Hazlitt! Maanden en maan
den hebben we daar ons best voor gedaan, en nu
fft! Wie zou het gedaan hebben wat het dan
was!"
„Iemand van de Inehcliffe. Dat kan niet anders.
Die ligt sinds Maandag in Monte Carlo. We moesten
kapitein Ball maar direct telegrafeeren om volledige
inlichtingen, en hem opdragen, tot nader instructie
te handelen, zooals hem het beste lijkt." Hij belde om
een typiste en gaf het telegram op.
„Blikskaters nog aan toe!" kreunde sir John. „Dug-
gan's contract met de Koninklijke Victoria Scheep
vaart loopt den vijftienden af, en we maakten zoo'n
mooie kans, om dat zaakje te krijgen!"
„TT zegt heel goedmaaktén," zuchtte Hazlitt. „Nu
is de kans verkeken en wat Duggan verder schrijft,
dat zijn heusch geen holle dreigementen!"
„Dat hoef je mij niet te vertellen!" zei sir John
bitter. „Duggan is niet te temmen, als hij in zijn wiek
geschoten is! Hij is leep, Hazlitt. en hij ziet ner
gens tegenop! En hij is haatdragend!"
,,'t Is meer dan afgrijselijk," zuchtte Hazlitt. „We
stellen voor onze officieren premies beschikbaar voor
't aanbrengen van orders, en wat doen ze? Mogelijke
klanten wegjagenen ons een proces op onzen
hals halen. en ons in den grond boren!" Hij stond
te trillen van woede en slaakte zijn ergste vloek:
„Drommels!" stiet Virgil Hazlitt uit.
III
Kapitein John Ball, gezagvoerder op het s.s. Inch
clijfe Oastle, schikte zijn omvangrijkheid in een stoel
aan het hoofd van de tafel en harpoende een lams-
cotelet op den schotel in het midden. „Nu, heeren,"
sprak hij, „ik heb een zeer interessanten en leerzamen
morgen doorgebracht in het Oceanografisch Musée
da's 't Fransche woord voor museum daar op dien
heuvel. Arr-liem! 't Fransche woord oceanografisch
is net 't zelfde als 't onze, alleen maken ze 't een
beetje ingewikkelder met een q en nog een paar let
ters, maar dat doet er niet toe. Ik wou hier maar op
neerkomen: ze hebben daar de mooiste verzameling
visschen die ik ooit gezien heb. Allemaal vreeselijk
wetenschappelijk en leerzaam gerangschikt en bij
ieder exemplaar staat de juiste naam en de Latijnsche
naam er bij. Voor een echten vischliefhebber als ik....
enfin, heeren, toen ik ze rond zag zwemmen in hun
prachtige berggrotten en het onzichtbare licht op
hun sierlijke vlammende kleuren zag stralen, snakte
ik gewoon naar een stevigen hap visch, zoo lekker
gekookt als alleen mijn vrouw dat kan! Ze zorgt voor
een goeden heeten oven, een ferme kluit boter, een
takje peterselie, een. Als ik 't eerlijk zeggen moet
lijkt dat lamsvleesch me niet half zoo verseh
Jessup! Steward! Vertel eens, man, hoe kun je. 0,
een telegram voor me?"
„Ja, meneer," zei Jessup. „Net door een jongen ge
bracht."
„Hmm," gromde kapitein Ball, het telegram open
scheurend. „Zeker van. ja hoor, van Hazlitt, en
kijk eens wat een eindZoo'n grienerige ouwe draai-
boor hij besteedt een kaptaal om ons 'n hoop onzin
te telegrafeeren en dan haalt hij 't weer in door ons
minder flisch vreesch.... vreesch flisch. stin
kend vleesch te verstrekken, om 't 'n beetje beschaaf
der uit te drukken! Hè? Waar heeft hij 't over? Luis
ter eens, heeren:
Eigenaar jacht Velella klaagt wegens beleediging
en bedreiging van officier uw schip. Wil in rechten en
elders krachtig optreden. Bericht alle bijzonderheden.
Dader verijdelde onze kans op groot contract en
wordt ontslagen bij terugkeer Londen. Ga zoo moge
lijk op Velella majoor Mackenzie Duggan persoonlijk
spreken en al het mogelijke doen.
5
„Duggan?" kreet meneer Glencannon, opsprin
gend en zijn vuisten ballend. „Mackenzie Duggan, de
jeneverstoker? Zoo zoo, was dié 't! Nou, kaptein"
zijn stem daalde tot een raspend geschuur en het licht
in zijn oogen spelde onheil „Hazlitt kén me niet
ontslaan, want ik neem nou op 't moment ontslag
en omdat ik ontslag heb genomen kan u me niet
beletten, direct op de Velella aan boord te gaan en
mijn gal uit te spuwen tegen den gemeensten, on
dankbaarsten schurk, die er ooit uit Schotland op is
gewoekerd!"
IV
Als de koning in zijn schatkamer, zoo zat majoor
Mackenzie Duggan in de met leer bekleede rook
kamer van den motorkruiser Velella op te tellen, wat
hij in de casino's van Menton, Monte Carlo, Nice en
Cannes gewonnen had. Als ieder jaar was hij die niet
bepaald philanthropische inrichtingen doorgevlogen
als een orkaan, die aan een stofzuiger gekoppeld zit,
maar nu hij het eindcijfer van zijn buit neerschreef,
voelde hij niet de geringste blijdschap. Integendeel
hij keek half nijdig, half minachtend en heelemaa!
onvoldaan. Hij had zóó vaak zóó makkelijk zóó veel
gewonnen, dat 't hem niets meer deed. „Bah!" zei
majoor Duggan.
Deze opkomeling met middelmatig talent, bui
tengewone werkkracht en wonderbaarlijk geluk,
had eerst per ongeluk de beste whisky ter wereld
gemaakt, en toen patent genomen op zijn vergis
sing. Sindsdien was al wat hij aanraakte in goud
verkeerd. In de kranten was hij sinds lang van
rijken drankstoker bevorderd tot bekend industrieel
en weldra, verwachtte hij, zouden ze hem den be-
faamden Schotsehen edelman noemen. Zijn hart en
zijn ziel had hij aan zijn zaken verpand. Ten eerste
was er natuurlijk zijn whisky-branderij in Kirkin
tilloch. Vervolgens waren er de raffinaderijen in
Glasgow en de smelterij in Ardrossan. Bovendien
had je dan nog de Clydeside Papierfabriek Ltd., een
zaak, die klonk als een klok. Maar al nam hij deel
aan de leiding van iedere onderneming, de bran
derij was zijn eerste liefde en bleef zijn oogappel.
En hij bleef zelf de beste verkooper voor zijn
branderij.
Zijn jaarlijksche vaart naar de Middellandsche
Zee was eigenlijk evenzeer arbeid als vacantie.
Met een monsterkistje, een orderboek en een wei-
gepunt potlood trok hij dagelijks de plaatsen aan
de Riviera rond, zong hij den lof van zijn Dauw
in de ooren van restaurateurs, flikflooide hij gros
siers, kocht hij kellners omsleet hij zijn waar
Eerst 's avonds gaf hij zich met tegenzin over aan
de roulette of baccarat en mopperde hij, ungli, dat
het veel lolliger was, één kist Dauw te lossen aan
een achterbuurtcafeetje met twijfelachtig crediet
dan de Société des Bains de 31er te lompen voor
den prijs van een complete nieuwe stokerij, wat
dacht je
Sportief in den gewonen zin des woords kon men
deze houding natuurlijk slecht noemen; menigmaal
dan ook zat, na sluitingstijd, een meneer met vaal
gezicht en zwart snorretje, die hem den heelen
Vervolg op blz. 12
Avond-foto van het casino te 31onte-Carlo.