191111 opgetrokken. Eet Weesper poort-stut ion te Amsterdam, een der oudere stationsge bouwendat binnen enkele wéken buiten dienst zal worden gesteld. Moordende concurreniie Na 1890 kende de Nederlander practisch nog alleen den „Staat" en den „Hollander", welke benamingen we terugvinden in de aanduidin gen der stations te 's-G-ravenhage en Rotterdam. Uitbreiding van bet- net was veelal niet meer noodig alles moest nu worden ingesteld op consolidatie, zoo meende men in regeeringskringen. De hoop, dat er een „gezonde" concurrentie tusschen de beide maatschappijen zou ontstaan, werd echter niet verwezenlijkt, want de practijk wees uit, dat men elkaar juist zooveel mogelijk in de wielen trachtte te rijden (figuurlijk!). Welke Nederlander, die den middelbaren leeftijd is ge passeerd, zal zich niet herinneren, dat hij met den „Staat een station binnenkwam, om tot zijn ontsteltenis vast te stellen, dat de „Hollander" dé aansluiting kalmpjes het station uitstoom- de! Naast de voordeelen van vacantiekaarten en uiterst goedkoope kilometerboekjes, wogen dergelijke nadeelen der dwaze, soms bijna kleinzielige concurrentie veel zwaarder. Opnieuw werd er een commissie ingesteld de geschiedenis bewijst, dat de spoorwegen aan commissies, die zich met hun wel en wee bezighielden, geen gebrek hebben gehad die tot de slotsom kwam: géén staatsexploitatie, maar wél exploitatie door één maatschappij. Het pleit voor het zakelijk inzicht der toenmalige directies onzer spoorwegen, dat zij zelf al toenadering zochten. In 1911 kwamen de „Staat" en de „Hollander" overeen, dat er gelijke reizigerstarieven zouden worden ingevoerd, terwijl in de dienstregelingen voor de zoo onontbeerlijke „aansluitingen" zou worden zorggedragen. Juist deze samenwerking had ten gevolge, dat het zoogenaamde concur- rentie-principe als een belemmering werd gevoeld en waarschijnlijk zouden de twee tegenstanders elkaar op de meest normale wijze hebben gevonden, indien de oorlog van 1914 niet alle normale ver houdingen had ontwricht. Hel befaamde jaar 19Q3 Het begin der twintigste eeuw is rijk geweest aan arbeidscon flicten. Overal verhieven de werkers hun stem voor het recht op een menschwaardig bestaan. Ook de spoorwegen zijn niet voor zoo'n conflict gespaard gebleven; integendeel, de belangen stonden in dit bedrijf zóó scherp tegenover elkaar, dat jarenlang verbeten werd gevochten voor betere arbeidsvoorwaarden. De partijen konden elkaar niet vinden en ten slotte was een onbeteekenend ontslag van een arbeider in de Rietlanden te Amsterdam de aanleiding tot een algemeene staking, die het grootste deel van het spoorwegverkeer lauilegde. Tóén eerst besefte het Nederlandsche volk wat dit verkeer beteekende en hoe het was uitgegroeid tot een onmisbare schakel in het economische leven. 30 Januari 1903 brak de staking uit, doch reeds in den avond van den eenendertigsten werd het werk hervat, nadat de eischen der stakers waren ingewilligd. Er bleef echter een wrok hangen, aangezien het hoofdstreven der vakbonden Een gestroomlijnde electrische trein in het Oeldersche landschap, nabij Oosterberk net fraaie moderne stationsgebouw te Maastricht, geheel in HoUandsehe bakste een grondige herziening van den loon- standaardnietwas bereikt-De regeering, die een tweede conflict zag dreigen en Nederland niet opnieuw voor de funeste gevolgen van een lamgelegd spoorweg verkeer wilde stellen, nam in allerijl maatregelen, die elke opstandigheid in de kiem zouden smoren. Deze voorzorgen bleken niet overbodig, want op 10 April 1903 brak een tweede conflict los, dat echter door het inroepen van militaire hulp binnen vijf dagen kon worden onderdrukt. Talloozen werden ontslagen en nu nóg ontmoet men menschen, die Twee overgangstgpen van locomotieven het type links met de hooge schoorsteenpijp en de haoge koperen stoompijp werd opgevolgd door het wagon-type der electrische tractie, zooals men die nu nog op de geèlectrifieeerde baanvakken rijden ziet. Een zware locomotief van het type 8. 04. tan zijplaten voorzien, met lage schoor steen- en stoompijp.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 7