*-7p \_7 I F A Y ET CLAUDE DOOR 22 Aan tafel was 't geheel anders. Er hing de milde atmosfeer van 't vloeiend-witte licht, er was de eenvoudige intimiteit van de versch geplukte madelieven en de opgeruimde stemming der aan- zittenden. Er lag over alles 'n ongedwongenheid en 'n openheid als van jong frisch leven, waaraan de vermoeide oogen van den prins van Sylvanië zich te goed deden. Lila lachte, 'n Parelende lach, die denken deed aan 't vallen vau helder water op kristal. De glanzende krullen op haar hoofd schud den heftig heen en weer en in haar oogen glinsterde de vreugde van 'n feest, terwijl ze aan juffrouw Rosa, haar gouvernante, de belevenissen vertelde van haar laatsten rijtoer. De oude heer glimlachte van voldaanheid, hij, die meende 't lachen verleerd te hebben. Met 'n gevoel van welgevallen bekeek hij z'n kleindochter. Had ze wel ooit zoo kunnen laehen? Neen. Ze was 'n terughoudend TWEEDE kind, 'n beetje droefgeestig, en VERVOLG haar vroolijkheid beperkte zich X bij 'n glimlach. In elk geval, ,ieze uitbundigheid had hij nooit bij haar waargenomen. Was zij werkelijk altijd zoo mooi geweest? Want ze zag er inderdaad ver rukkelijk uit. Wat zou ze 'n succes gehad hebben aan 't hof, in den tijd dat Hongarije 'n hof had! Z'n hart deed hem zeer. Ja, de oorlog had 'n einde gemaakt aan de glorierijke geschiedenis van z'n land, zooals hij er de fierste zonen van had weggemaaid. Maar waarom nu daaraan denken. Iedereen had z'n deel van 't wee en van de vreugde. Hij was 'n tijdlang 't troetelkind van de fortuin geweest, daarna had hij harde en verschrikkelijke beproevingen ge kend. Hij moest trachten z'n moeilijkheden te ver geten en alleen nog maar denken aan de vreugden, die hem overbleven: de lach van Lila en 't leven van den grooten Stephanus. Hij bediende zich nog eens van de kip met witte saus, waar de Hongaarsche paprika als zonneschijn doorheen speelde. Hij had sinds lang zulk 'n gezon den eetlust niet gekend. Ook juffrouw Rosa, die rechts naast hem zat, scheen op te leven in die rustig gelukkige atmosfeer. Ook op haar gezicht, overhuifd door grijze haren, lag 'n glimlach van ontspanning en ze praatte genoeglijk met den vierden gast aan tafel, die tegenover haar zat en die, eveneens welgemoed lachend, met 't grootste gemak KORTE INHOUD VAN 'T VOORAFGAANDE: De 78-jarige prins Karol van Sylvanië, wiens secre taris ongeneeslijk ziek is, heeft zich tot levenstaak gesteld een biographie in het Latijn te schrijven van koning Stephanus van Hongarije. Zijn ouderlooze kleindochter, de achttienjarige knappe Lila, tracht hem te vervangen, doch ze kan den prins niet van dienst zijn, omdat ze niet voldoende Latijn kent, waarom hij een nieuwen secretaris zoekt. Een neef van Lila, graaf Zoltan Madany, die al z'n geld in juweelen belegd heeft, en Lila's beste vriend en raad gever was, vertrekt naar Amerika, omdat al z'n ju weelen hem ontstolen zijn. A Is kenner van edelsteenen treedt hij te New York bij een juwelier in dienstom in eigen onderhoud te kunnen voorzien. Een vriend van prins Karol, de verarmde graaf Otto van Karysch, die in Madany een tegenstander ziet, is op de lief tallige Lila verliefdnog meer trekt hem evenwel 't fortuin van den ouden prins aan. Hij wordt echter door Lila afgewezen. De chauffeur van graaf Otto, Daniseheff geile eten, blijkt doctor in de letteren te zijn. Van Karysch stelt hem voor (om hieruit na tuurlijk zelf voordeel te putten) de betrekking als secretaris van prins Karol aan te nemen. 't gesprek gaande hield. Dit was Daniseheff, knap, jong, innemend. De prins slaakte 'n lichten zucht. Hij was gelukkig. Wat was hij graaf van Karysch op de eerste plaats, en ook z'n goed gesternte dankbaar. Het leek hem bijna een bijzondere voorbeschikking, die ziekte van Hoskowitz, z'n vorigen secretaris. Ze kwam als 't ware juist op tijd en juist van pas om Daniseheff in z'n plaats te kunnen nemen. Die ziekte, die eerst z'n plannen zoo gedwarsboomd had, beschouwde hij nu bijna als 'n wonder; hij had zich dan ook vorstelijk edelmoedig getoond tegen over den onfortuinlijken jongen, die hem verliet. Maar wat zou hij niet gedaan hebben in z'n op getogenheid, dat hij Daniseheff gevonden had! 'n Gentleman op en top, en daarbij 'n bewonderens waardig Latinist! Nooit 'n schijn van verkeerden smaak, zoowel in z'n Latijn als in z'n manier van SêiS. optreden! In één woord 'n keurig mensch, iemand naar z'n hart! Ze stonden van tafel op. „Wil ik 'n partij schaak voor u opzetten, groot vader?" vroeg Lila. „Neen," zei hij, „vanavond niet. Ik moet nog revanche nemen op juffrouw Rosa. We zullen met z'n tweeën eens gaan vechten op leven en dood." En ze gingen er voor zitten. Lila bleef 'n oogenblik achter hen staan, maar hun strijdkundige bereke ningen vermoeiden haar al spoedig. In den salon was 't rustig. Geen gerucht stoorde de stilte. Buiten maakte de heldere lentenacht zich stilaan meester van de zichtbare wereld, de donker wordende aarde en den hemel, waarin nog hier en daar 'n vleug rood zich afteekende aan 'n wolkrandLila ging stil naar buiten en ging zitten op de steenen balustrade van 't terras. 0, wat was 't 'n heerlijke avond en wat was ze gelukkig! Nooit had ze dit zoet gevoel gehad om 't leven, deze voldaanheid, deze innerlijke opge togenheid. Yoor de eerste maal vergat ze de stille neerslachtigheid, de lusteloosheid, die gedurig als 'n schaduw om haar leven hing. En toch, oom Zoltan was nog altijd weg en er was niets veran derd. Was 't de lente, die haar dit jaar deed opgaan in haar levensdans, en die haar zoo lang vergeten had? Yoor 't geopende venster zag ze 'n schaduw voorbijschuiven. Zonder na te denken riep ze: „Meneer Daniseheff!" „Juffrouw?" In 'n paar stappen was hjj bij haar. Lila was onbeweeglijk blijven zitten. „Kijkt u eens!" zei ze zacht. „Wat duurt 't vallen van den avond lang. Waarom zijn de avond uren zoo lang, wanneer de dagen zoo kort lijken?" De jongen glimlachte. In 't schemerdonker zag ze 't blinken van z'n helwitte tanden. „Schijnen de dagen u kort?" „Ja, voor den eersten keer van m'n leven. Dat komt, omdat ik zooveel paardrij en allerlei an dere dingen doe! Vroeger wist ik niet. 'n Vroolijke glimlach deed haar gelaat ophel deren. „En 't Latijn? Maak ik geen vorderingen?" „Buitengewoon." „Weet u, ik heb wel eens meer Latijnsche stuk ken gelezen met de vertaling ernaast, om te probeeren 't te begrijpen, om groot vader 'n pleizier te doen. Zoo heb ik wel eens iets kunnen schrij - ven, als hij dicteerde, zonder heel veel fouten te makenMaar nu zal hij niets meer van mij willen weten hij is te veel gesteld op uw hulp." „Ik ben heel blij, dat ik den prins van dienst kan zijn," zei de jongeman. „Morgenochtend rijd ik uit," ging Lila voort. Ze praatte stilweg, mis schien zonder goed te weten, dat ze praatte; ze liet zich zoo maar gaan, omdat 't zoo heerlijk was niet altijd haar leven en haar gedachten in 'n ijzeren gareel te spannen en om zoo maar iets te zeggen, wat 't ook was.... „Ik wil graag tot aan den vijver van Salm gaan. Er bloeien nu wilde irissen; die hebben we bij ons nooit in 't leven kunnen houden. Ze zijn zoo prachtig blauw. Wilt u niet meekomen?" „Ik weet niét, of ik zal kunnen," zei Daniseheff langzaam. „Uw grootvader werkt veel op 't oogenblik...." De Dnjestr stroomt weliswaar door terrein, dat niet bijzonder geacciden teerd is, doch heeft toch zulk een sterk verval, dat hij voor het verkeer niet van groote beteekenis is. In Polen is deze rivier niet bijzonder breed, zoodat zij voor de Duitsche troepen geen groote hindernis vormde. Slechts een klein deel van den Dnjestr stroomt in Polen, voor het overige vormt hij de grens tusschen Rusland en Roemenië.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 22