tl
„Ik zal liem vragen, of hij u aan mij leenen wil,"
zei Lila levendig. „Met z'n drieën, Simon, u en ik,
zouden we veel hlauwe irissen meekunnen brengen.
En hij is heel vriendelijk, grootvader. Vroeger
durfde ik hem niets vragen, nu wil hij alles wat
ik wil.of ten minste bijna". eindigde ze op
wat lageren toon, na even gewacht te hebben.
Bijna, ja, dat wist Danischeff. Bijna, want Lila
vroeg maar heel weinig en de oude Karol stond meer
toe uit 'n zekere onverschilligheid dan uit genegen
heid, nagenoeg uitsluitend in beslag genomen als
hij was door z'n werk. Van dit „bijna" tot „geheel
en al", hetgeen noodig geweest zou zijn, lag heel
de afstand, die onbewogen genegenheid scheidt
van gevoelige teederheid, 'n teederlieid, waaraan
dat kind zoo'n behoefte had en waarvan 't ont
breken haar zoo deed lijden. 0, als Danischeff de
dingen naar zijn zin had kunnen regelen, wat zou
Lila gelukkig geweest zijn!
„De boeken, die u me aangeraden had, heb ik
uit," zei ze plotseling. „Zoudt u me geen andere
willen opgeven? Ik ken niet veel Fransche boeken
en u kent ze bijna allemaal, zou je haast zeggen...."
„Ik heb in Frankrijk gewoond," zei de jongen
op eenigszins doffen toon.
„0!" riep Lila uit. „Daar zou ik zoo graag
naar toe gaan. De moeder van mama was 'n
Frangaise, weet u, en grootvader heeft me altijd
beloofd me 'n tijd in Frankrijk te laten door
brengen. Ik ben zeker, dat u er 'n heerlijken tijd
gehad hebt."
„Den gelukkigsten van m'n leven," zei hij heel
ernstig.
Lila keek hem aan, verwonderd door den toon van
z'n stem. En haar eigen stem werd zacht en ge
voelig, terwijl ze vroeg:
„Waart u bij iemand, zooals u nu bij ons bent?"
„Neen."
En stil met haar hoofd knikkend zei ze
„O ja, ik begrijp u."
Even was er 'n stilte. Toen vervolgde zij, zonder
blijkbaren overgang en met 'n zekere schuchterheid
„Ze zeggen, dat de Fransche dames zoo knap
zijn
Danischeff glimlachte even.
„Dat is waar, maar ze hebben niet 't monopolie
van knapheid."
„Ze zeggen, dat ze zoo innemend zijn, zoo aan
trekkelijk...."
„Niet meer dan ergens anders," zei de jongeman.
„Hebt u. hebt u veel met dames omgegaan?"
Nu lachtte hij voluit:
„Neen," zei hij, „niet buitengewoon. Ik heb
eigenlijk meer gewerkt en aan sport gedaan. Maar ik
was vooral gelukkig in Frankrijk, omdat ik met
menschen leefde, waar ik van hield en die ook van
mij hielden."
Lila luisterde met 'n vreemde belangstelling.
„Die menschen.zijn die er nog?" kon ze zich
niet weerhouden te vragen.
Hij spande zich in om 'n antwoord te geven.
„Sommigen zijn gestorvenanderen zijn
vertrokken. nog anderen.Z'n gelaat ver
trok zich in 'n pijnlijken lach.
„L kent Fransch, prinses. (Bijna nooit noemde hij
Lila zoo.) Er leefde m de middeleeuwen 'n arme
drommel van 'n dichter, die schitterend mooie
verzen schreef, misschien niet onder den invloed van
groot verdriet, maar in elk geval onder een invloed
van bittere ontgoochelingen. Van z'n vrienden zei
hÜ:
rienden zijn hetgeen de wind wegblaast
V elnu, vóór mijn deur woei er 'n hevige wind.
Er zijn veel menschen, die 't zelfde kunnen zeggen
als hij, en ik zelf. Maar neemt u me niet kwalijk,
ik geloof dat er geroepen wordt. ja, ja, ik heb 't
gehoord.... ik moet weg...."
Hij Verwijderde zich vlugger dan hij gekomen
was en deed alsof hij op dat roepen afging. En Lila
bleef alleen in den nacht, die haar zwarte waden
overal had uitgehangen en aan den hemel wat bleeke
tintelende sterren gezaaid had.
VI.
„Neen, zei de prins, „ik kijk de verslagen van
m'n rentmeester nooit na. Waartoe dient dat?"
„Meneer," zei Danischeff kordaat, „u moet 't doen.
Als 't u verveelt en u stelt vertrouwen in mij, dan zal
ik er me graag mee belasten, moet 't me ten
goede houden, maar ik heb den indruk, dat u er
verrassende dingen in zoudt vinden."
De oude Karol trok z'n wenkbrauwen op.
„Om 't kind bij z'n naam te noemen, u wilt zeggen.
dat ik bestolen word? Denkt
u dan, dat ik dat niet weet?"
De secretaris wilde ant
woorden, maar de prins ver
volgde vlug:
„Alle bezittingen, vrindlief,
zijn veroordeeld om provisie
geld voor de zakenlui op
te brengen: waardepapieren
voor de bankiers, de grond
voor de rentmeesters. Offi
cieel vastgesteld loon heeft
niets te beteekenen. Die
heeren hebben 'n manier van
cijfers groepeeren, die hun
inkomsten verdubbelt. Ik
weet dat. Ik heb m'n zaak
gelastigden gekozen met de
grootst mogelijke zorg. Ande
ren zouden me even erg be
stelen. Wat moet ik er aan
doen, volgens u? Datgene,
waar ik 't meest op gesteld
ben, dat is m'n rust. Zelfs
als ik die wat duur betalen
moet, ben ik toch bij den
koop aan de winnende hand."
't Was 't eeuwige: „Wie
dan 'leeft, wie dan zorgt!"
Danischeff aarzelde. Toch
vervolgde hij:
,,'t Komt voor, dat de
begeerte van die heeren toe
neemt in evenredigheid van
de vrijheid, die him gelaten
wordt. Ik kan me vergissen,
maar ik geloof, dat uw rent
meester al lang over 't
dubbele van z'n salaris heen
is, dat u hem toegestaan
hebt."
„Zoo?" zei de prins.
,,'t Zijn natuurlijk in 't
geheel mijn zaken niet, dat
weet ik. Ik ben hier om aan
Latijn te doen en ik doe 't
zoo goed als ik kan. Als u
wilt, zal ik over dat punt
zwijgen en er nooit meer
over spreken
De oude man opende reeds
z'n mond. Bescheiden
hief Danischeff z'n hand op
„Maar," vervolgde hij,
„laat mij u éénmaal zeggen, dat 't zeer verkeerd is
voor die menschen, wier geweten misschien niet
zeer luid spreekt, gedurig zonder toezicht en zonder
controle te handelen. U bent tot op zekere hoogte
verantwoordelijk voor hun toenemende oneerlijkheid
en 't nadeel, dat ze u toebrengen. Daarenboven,
door hun verslagen en rekeningen te aanvaarden
zonder ze zelfs na te lezen en door alles te teekenen,
wat ze verlangen, terwijl u nauwelijks of in 't geheel
niet weet wat ze u laten teekenen, speelt u 'n ge
vaarlijker spel dan u zelf gelooft. Ik heb menschen
gekend, die ook zoo deden, en die op 'n goeden
morgen ontdekten, dat ze geruïneerd waren."
„Wilt u insinueeren, meneer.begon de grijs
aard uit de hoogte.
„Niets," zei de jongeman krachtig. „Ik meen gezien
te hebben, bij gelegenheid, dat ik met uw rent
meester in aanraking geweest ben niet zoo heel
vaak overigens dat die man geen open Jcaa rt
speelt. Oj) m'n wandelingen door de bosschen heb
ik opgemerkt, dat er geheele stukken hout omger
hakt zijn, waarvan 11 niets schijnt af te weten. Ik
kon niet anders dan daar m'n conclusie uit trekken.
Ik meen, dat 't mijn plicht was 't u te zeggen, 't Is u
niet aangenaam en 't zou zeker nog onaangenamer
zijn aan meneer Trajbo. Door met u te spreken,
zooals ik gedaan heb, zoek ik geen enkel gewin en
ik heb in heel deze zaak niets anders dan haat
van dien man te verwachten. Weest u zoo goed
daar 'n oogenblik over na te denken, want u zult
er mij verder geen woord meer over hooren spreken."
Hij had in één stuk doorgesproken. Hij haaide
adem en, alsof hij 'n begonnen gesprek voortzette,
zei hij heel kalm
„Wij zijn gebleven op bladzijde 172. Wat zullen
we schrijven, meneer: Statim mam barbari in-
famiam cognoverunt. Cognoverunt oj cognoveref"
De prins had geen kans te antwoorden. Er werd op
de deur geklopt en Lila trad binnen, 't Was voor de
t'ozimh (Duitsch: Posen), nu veroverd door de Duitschers, is een siad van
200.000 inwoners, een oude plaats, die reeds in de dertiende eeuw vermeld
werd en ook nu nog een groote rol speelt in bet economische leven der gelijk
namige provincie. Posen was tot 1793 een Poolsche stad en werd in 1919
weer bij het opnieuw gestichte rijk gevoegd.
twee mannen of de lente zelf 't vertrek binnen
waaide: 'n golf frissche, zoet-geurende lucht door
spoelde de atmosfeer. Zij stond daar met bloeiende
oogen en in haar handen hield ze 'n brief vast.
„Grootvader," zei ze, „neemt u me niet kwalijk,
als ik stoor, maar 't is 'n brief van oom Zoltan. Ik
dacht, dat u hem wel graag dadelijk wilde lezen."
Er flikkerde 'n oogenblik 'n vlam in de oogen
van den grijsaard.
„Geef 'm maar," zei hij.
Hij las den brief van z'n neef en gaf hem dan aan
Lila, die er vol begeerte naar greep. Ze nestelde zich
in den hoek van 'n venster en gretig liepen haar
oogen over de bladzijden. Haar wangen kleurden
zacht en haar lippen beefden van ontroering.
Madany vertelde op geestige wijze enkele voor
vallen uit zijn leven, had 't over keunissen, die hij
in New York ontmoet had en over nieuw aange
knoopte betrekkingen. Hij gaf ziju oom de ver,
zekering van zijn genegenheid en voor lala, aan
vrie hij n langen brief beloofde, had hij woorden
van gevoelige teederheid. Dat waren de woorden en
de geest, waar ze zoo van hield.... 'n Zucht
ontsnapte haar.
„Waarom is hij weggegaan?" zei ze zacht voor
zich heen.
Ze sloeg haar oogen op en ze keken recht in die
van Danischeff, die op haar gevestigd waren. Hij
kleurde en wendde z'n blik af.
„Denkt u, dat hij spoedig er in zal toestemmen
terug te komen, grootvader? Ik vraag 't hem in
al m'n brieven en altijd zegt hij: nog niet.
In haar heldere stem trilde iets droevigs.Toen
schudde 't meisje opeens haar hoofd en glimlachend
zei ze
„Ik kwam voor den brief, maar ik kwam ook
voor iets anders. Zoudt u me 'n Suetonius kunnen
VERVOLG OP BLADZ. 2 6