Zwaar slingerend en stampend schip. Enkele leden van de bemanning staan op den com-
mandotoren bijeengedrongen. Het water langs het voorschip stroomt wit de open ruimte tus-
schen druklichaam en beplating.
dat het oorlogvoeren in een duikboot zenuw -
sloopend werk is, vooral als van alle kanten
de mijnen, torpedojagers en dieptebommen
loeren. En om dan in zoo'n stalen sigaar te
zitten en volkomen op het beleid van één
man te moeten vertrouwen, dat is iets ver
schrikkelijks. Dat neemt echter niet weg, dat
de duikboot, vooral in Duitsehe handen, een
doeltreffend wapen bleek.
Van de 371 Duitsehe duikbooten, die tijdens
den wereldoorlog optraden, keerden er 178 niet
meer terug, zoodat het wel een gevaarlijke
vaart was, doch daartegenover staat een buit
van11 linieschepen1 vliegtuigmoederschip
12 pantserkruisers; 13 kleine kruisers; 1 mo
nitor; 17 torpedojagers; 1 torpedoboot; 8
onderzeeërs; 4 mijnenleggers, 3 kanonneer-
booten14 mijnenvegers; 34 hulpkruisers en 24
vliegtuigen. Alles ongerekend de schepen, die
gehavend naar binnen werden gesleept of op
onderzeehootmijnen liepen.
Vernietigender nog was de uitwerking tegen
koopvaardijschepen, want in deze periode
verloren de Britten 9.031.828 en de overige
gealliëerden 6.021.958 bmto registerton (van
2.83 m3) scheepsruimte, alles door de directe
actie van duikbooten. TH. R. BOOSMAN.
ongeveer 20 minuten noodig hebben. De trefkans
is dan vrijwel nihil. Hoe dichterbij, des te beter kans
endes te meer risico voor den onderzeeër zelf.
Het geschut bestaat uit een of twee stukken, met
een kaliber van zes tot vijftien cm. Slechts enkele
onderzeeërs, de z.g. onderzeekraisers, waarop voor
al Engeland zich heeft toegelegd, zijn zwaarder be
wapend, zelfs met stukken van 30 cm. Dat men in
deze richting echter niet is voortgegaan, bewijst wel,
dat dit zware geschut niet zoo erg best voldoet. Over
het algemeen schijnt trouwens dat grootere duikboo
ten minder geschikt zijn dan kleinere. Ze kunnen
wel verder van huis optreden, ze loopen ook harder
(tot 25 mijlen toe) en ze zijn artilleristisch ook zwaar
der bewapend, doch daartegenover staan zooveel
practische bezwaren, dat de kleinere duikboot, van
700 tot 1200 ton, nog immer meer in tel is. De groote
booten schijnen in het gebruik niet mee te vallen.
De navigatie met duikbooten is overigens volko
men gelijk aan die met oppervlakteschepen. De com
mandotoren is minder comfortabel
dan een brug, doch dat doet aan het
principe niets af.
Het duiken geschiedt door het laten
oploopen van de z.g. duiktanks, doch
altijd zóó, dat 't schip nog een weinig
reserve-drijfvermogen behoudt, waar
door het in geval van nood vanzelf
opdrijft. Door middel van de horizon
tale diepteroeren wordt het onder
water gehouden. De luchtvoorraad is
dan gemiddeld voldoende voor 24 uur,
doch indien de lucht slecht mocht
worden, beschikt men over samenge
perste zuurstof in flesschen om het
zuurstofgehalte op te voeren, terwij!
men dan door kalipatronen 't uitge
ademde koolzuur uit de lucht verwij
dert.
Het behoeft ten slotte geen betoog,
torpede
Een telejoonboei. Deze wordtals de duikboot is gezonkenran
binnen uit losgemaakt en drijft dan naar de oppervlakte. Door
een telefoon kan men dan met de opgesloten bemanning spreken.
.Weddingen", genoemd naar den commandant, die in 1914 op één dag de Britsche kruisers: HogueCressyen Aboukirin de Noordzee
■de. Op het achterschip ziet men de telefoonboeij by het opgeklapte, luik twee luiken: dat van de beplating en dat van het druklichaam. De witte paal
op den commandotoren is de neergeschoven periscoop.