13 MKoTtifIJ Overstappie en zij n gedresseei dt mustang. hartigen indianen-blik en laat vervolgens z'n zweep knallen. Acliter de schermen klinkt gestommel en dan draaft de mustang, luid hinnikend en stampend, het tooneel op. „Ha, die mustang!" juicht de zaal. De mustang beantwoordt deze hulde met 'n woesten sprong en steigert dan op het opperhoofd af. 't Schijnt 'n kwaadaardig beest te zijn, hij kijkt verschrikkelijk wild uit z'n oogen. Onder uit het paardenlichaam steken twee paar soldatenbeenen met beenwindsels en „kistjes." Overstappie knalt opnieuw z'n zweep in 't rond en nu krijgt de mustang opeens 'n rare bult. „Legge!" commandeert 't opperhoofd, maar de mustang schudt nijdig z'n manen en zet 'n hoogen rug. „Geen geintjes, broer!" vermaant Overstappie. Dan schijnt de mustang zich te bedenken, de bult verdwijnt weer en liet dier strekt zich gehoorzaam op den tooneelvloer uit, de voorpooten naar links en de achterpooten naar rechts. Zachtjes kwispelt z'n staart heen en weer. „Braof," prijst Overstappie. „Hihihi!" hinnikt de mustang gevleid. „Rijze!" klinkt nu 'n nieuw bevel. De achterpooten komen overeind, maar daar blijft 't voorloopig bij. „Mustang," zegt Overstappie nu, „ik gelast je te rijze. Of mot ik soms rapport make! Dan ken je naor je veriofpassie fluite!" Zelfs achter in de zaal is nu duidelijk te hooren, dat de mustang erg hard in zichzelf zit te praten. '11 Hevig zweepgeklap maakt aan de interne oneenig- heid 'n einde en Overstappie krijgt z'n beest weer op vier pooten. En nu volgen er '11 paar prachtige staaltjes van dressuur, waaraan ook 'n omgekeerde aardappelteil te pas komt. Even dreigt er gevaar als de pooten 'n luidruchtig verschil van meening krijgen, maar door snel ingrijpen weet Overstappie ongelukken te voorkomen. Zijn succes is dan ook volkomen. Luid wordt hij toegejuicht en ook de mustang moet deelen in de hulde, waarvoor hij met 'n prachtig tweestemmig gehinnik en 'n deftige buiging bedankt. ,,'t Is mooi geweest, 't is mooi geweestzetten Jilles en z'n makkers in, 'n lied, dat de heele kompie daverend meezingt. De kapitein raakt zoo enthou siast, dat hij opnieuw 't zeepkistje bestijgt en den zang van z'n mannen met breede armzwaaien dirigeert. En als alles afgeloopen is en er alleen nog maar één lampje brandt in de overhoop gehaalde feest zaal, knoopt korporaal Papkind z'n tuniek los en zegt opgelucht „Dat hebbe we alweer gehad. Nou kenne we weer's rustig miezemauze!" L. Het koor der gemobiliseerde Don-kozakken onder leiding van den langen korporaal van onze sectie. sit ie eerst 'n halve dag in de trein en dan mot ie in '11 autobus. Dan faort ie met '11 pontje over, moet 'n heel stuk loope en dan gaot ie roeie. Dan stapt ie over in 'n stoomtremmetje, dat allenig op marktdaoge rijdt. Als ie daor uit komt, mot ie eerst nog 'n heel end met '11 hondekar en dan krijgt ie '11 polsstok foor rijksrekening. As ie dan over sevetien sloote springt, is ie thuis. En dan mot ie meteen weer terug, want anders komt ie te laot bij de wacht. Zoo houdt Overstappie 't publiek 'n oogenblik bezig en begroet dan den kapitein en de luitenants, die vooraan zitten. Vervolgens begint 't programma. De wachtmeester van onzen korpstrein verschijnt met rinkelende sporen ten tooneele en vertoont allerlei kunststukken met speelkaarten en kwartjes, waarbij vooral de mouwen van zijn tuniek 'n groote rol spelen. Opa draait z'n overjarige voordracht af en als dan 't gordijn opnieuw open gaat, staat er 'n zonderling stelletje op de planken. Zes landsverdedigers zijn het, met rare hemden aan en wonderlijke mut sen op hun hoofd. Allen dragen zij rafelige baarden. „Erste optrede fan 't gemobiliseerde Donkosakke- koor!" annonceert de conferencier en meteen begint 't gezelschap te zingen. De eene helft van 't baarden- koor bromt „bim" en de andere helft „bam". Hoog daarbovenuit tiereliert de lange korporaal van onze derde sectie. Verstaan kun je hem niet, maar allen zijn 't erover eens, dat 't erg Russisch klinkt. Als de muzikale Kozakken, na talrijke toegiften, heftig stampend zijn afgemarcheerdzorgt de kapitein voor 'n verrassing. Hij komt het podium opstappen en commandeert „Snorrendragers voor!" Onder gejuich van de heele kompie verschijnen de mannen met snorren ten tooneele. 't Is 'n martiaal gezicht, al die stoere knevels. Opa staat trots voor aan, hij is ervan verzekerd, dat hij hier geen slecht figuur slaat Er worden stoelen en '11 tafel aangesleept en de besnorde landsverdedigers nemen deftig plaats. „Mot je die schuttersmaoltijd sien sitte!" grin nikt Overstappie. De kapitein heeft intusschen 't zeepkistje be klommen. „Mannen," zegt liij. „Vanouds geldt de snor als een bij uitstek militair embleem. De helden uit onze historie waren allemaal mannen met snorren en daarom verheugt het mij, dat jullie deze traditie hoog houdt. Veel hebben jullie te verduren gehad, zoowel hier als thuis, maar met waren mannenmoed hebben jidlie volgehouden. Dat moet beloond worden!" Nu komt onze oudste vaandrig met 'n doos naar voren en onder daverend applaus van 't publiek ontvangen alle snorrendragers 'n lange Goudsche pijp en '11 pakje tabak. Meteen begint de snorrenploeg verwoed te dampen. „Denk om de fonke, opa waarschuwt Over stappie. „Die snor fan jou is reuse brand- gefaorlijk." Maar opa laat zich niet van de wijs brengen en dampt er lustig op los. En zijn triomf wordt volkomen als een in alle haast benoemde jury tot de conclusie komt, dat hij de gelukkige bezitter van den fraaisten mobilisatieknevel is. Daarom krijgt hij den kampioensprijs: een grooten snorrenkop! „Hulde aan den zilveren bruidegom" staat er met veel tierlantijnen op, maar daaraan is weinig te doen: 't was de eenige snorren kop, die in 't heele kantonnement te krijgen was. „Lang zullen ze leven!" speelt de muziek. Dan herneemt Overstappie z'n plaats op het zeepkistje en knoopt aan den toespraak van den kapitein enkele losse opmerkingen vast. Ook hij brengt hulde aan de snorrenclub en in 't bijzonder aan kampioen opa, doch is van meening, dat de bekroonde snor stellig nog aan schoonheid zal winnen, „asd'r eerst 'n nachtforst overheen gegaon is." „En nou gaon we bridle, jonges," maakt hij bekend. Papiertjes worden uitgedeeld, de muziek zet in en spoedig zingt de heele kompie op de wijs van 'n bekend radio-liedje „0 sergeantje, is ons landje staat 'n jon gen voor het venster, 't Is natuurlijk weer '11 schildwacht, hij staat uren in de kou...." „Dat klinkt tige moai," zegt Friesche Jilles, die vol ijver z'n harmonika hanteert. De rook is nu zoo dik, dat, achterin 't zaaltje, het tooneel nauwelijks meer te onderschei den is. Met machtige uithalen zingt de kompie 't eene sclioone lied na het andere. En hoe sentimen- teeler, hoe beter... OVERSTAPPIE ALS OPPERHOOFD Dan volgen weer voordrachten en brengt de pianist alle jazz liefhebbers in vervoering door 'n prachtige „Tiger-rag". De „jonge snuiter" met z'n baardeloos gelaat vertolkt in 'n geleende jurk 'n damesrol, waarover de zaal in geestdrift raakt. Als hij, na ontelbare kushandjes aan 't publiek, de planken verlaat, neemt de conferencier opnieuw het woord. „Nou sulle jullie wat beleve, jonges," belooft hij. „Opperhoofd Overstappie met se gedresseerde mustang! Hoe bestaot 't!" 't Doek zakt weer en als 't opnieuw opgaat, staat er 'n heel wonderlijke Overstappie op de planken, 'n Vervaarlijken bos veeren heeft hij op z'n hoofd en in z'n hand houdt hij 'n echten tomahawk. Terwijl de muziek 't schoone lied ,,'t Peerd van oome Loeks" inzet, begroet 't opperhoofd zijn publiek met 'n hoog-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 13