Hoe kon
de „Bremen"
ontsnappen
Door onze» deskundigeo medewerker
Het heeft menigeen verwonderd, dat het groöte
en snelle Duitsche passagiersschip „Bremen",
dat zich tijdens het uitbreken van de vijande
lijkheden midden op den Noordelijken Atlantischen
Oceaan bevond, er toch in geslaagd is, aan de Brit-
sche marine te ontsnappen. Volgens de laatste ge
ruchten zou het schip veilig en wel in de Russische
haven Moermansk zijn aangekomen. Het is deBritsche
marine, ondanks alle maatregelen, dus niet gelukt, de
hand op dezen begeerenswaardigen buit te leggen.
Deze gebeurtenis heeft bij menigeen den indruk
gewekt, dat de Britsche marine wel is waar door het
aantal en de kracht van haar schepen de zeeën der
wereld beheerscht, doch dat zij overigens popu
lair gesproken niet zoo „bij de hand" is, als zij dat
zelf graag zou doen gelooven. Ten onrechte evenwel
De activiteit der Britsche marine kunnen we er veilig
buiten laten, want reeds bij het vertrek der „Bremen"
stond vast, dat zij een prachtkans maakte om zooal
niet veilig haar thuishaven toch veilig de een of
andere neutrale haven te bereiken.
Bij het afwegen van deze kansen moeten we er aller
eerst de aandacht op vestigen, dat de „Bremen" alles
behalve een schip is, om zich door een gewapenden
trawler of een als patrouilleboot uitgerust kuststoo-
mertje te laten ringelooren. Ten eerste is zij zoo snel,
dat de geheele koopvaardijvloot der wereld, enkele
gelijksoortige superschepen daargelaten, het nakijken
heeft, zoodat zij iedere actie kan vermijden. Zou zij
echter worden opgejaagd en dan een vijandelijk hulp-
schip op haar koers aantreffen, dan nog was het voor
het hulpschip het beste, om met uiterst vermogen de
plaat te poetsen. De „Bremen" is, behalve snel als een
hinde, ook geen katje om zonder handschoenen aan
te pakken.
Reeds bij den bouw van dit reuzensehip was er op
gerekend, dat het in tijd van nood als hulpkruiser
dienst zou moeten doen en daartoe was het, vóór en
achter, met twee beddingen voor 15 cm. kanonnen
uitgerust. Boven die vier zware stukken kon het aan
iedere zijde nog drie lichtere stukken voeren en ten
overvloede werd het in 1937 ook voor de lucht
verdediging klaargemaakt, Hoog op het sloependek
kwamen vier beddingen voor vier stukken lucht
doelartillerie.
Sinds hoelang is niet met zekerheid te zeggen, doch
waarschijnlijk sinds de spannende Septemberdagen
van 1938, bevonden zich ten slotte de voor deze bed
dingen bestemde stukken geschut, met de daarbij be-
noodigde munitie, aan boord. Dat lag deels in zware
kisten in het ruim, deels netjes verpakt in de kruit
kamer en zoolang het nog vrede was, kon geen enkele
regeering daar eeuig bezwaar tegen maken. Het
mocht niet worden ingevoerd en het werd niet in
gevoerd en zoo voer dat verpakte geschut regelmatig
tusschen Duitschland en de V.S. heen en weer.
Het behoeft echter geen betoog, dat toen de „Bre
men den laatsten keer van New York vertrok, haar
gezagvoerder reeds wist dat het mis was. En men kan
zich levendig voorstellen, dat toen het schip eenmaal
ile Amerikaansche territoriale wateren achter zich
had, de heele bemanning aan den slag is gegaan om
dit geschut geveehtsklaar te maken. Reken, dat
daar een serieus stukje werk is verzet! En waar
bovendien, door de weinige passagiers, alle civiele
personeel aanwezig was om een handje te helpen, kan
worden aangenomen, dat dit in recordtijd voor elkaar
kwam. W aarschijnlijk was het schip binnen de vieren-
twintig uur gereed, om met ieder, die het lastig wilde
vallen, een hartig woordje te spreken.
Passagiers op het zonnedek van de „Breinen
De „Bremen" gefotografeerd in de haven van NewYork
in den nacht van den 29en Augustus, vlak voor haar
avontuurlijke reis naar Moermansk.
In dezen staat was de „Bremen" te sterk en te snel
voor alle kleine hulpgoed, te sterk ook voor grootere
kulpkraisers en te sterk tevens voor alle kleinere
oorlogsvaartuigen, als torpedobooten, jagers en
flottieljeleiders. Een flinke kruiser zou haar wel de
baas zijn en ook met een flottielje torpedojagers zou
ze een kwaden dobber hebben, maar zelfs voor deze
vaartuigen was zij, de omstandigheden in aanmerking
genomen, te snel.
Deze bewering klinkt vreemd als men weet dat de
„Bremen maximaal achtentwintig en een halve mijl
loopt, terwijl kruisers het tot boven de dertig en
moderne jagers het tot de veertig mijl brengen,
welke grens door de modernste Fransche jagers reeds
is overschreden. Maar als tijdens een proeftocht
langs de gemeten mijl een formidabele snelheid wordt
ontwikkeld, bewijst dit hoegenaamd niet, dat deze ook
op volle zee wordt bereikt, laat staan volgehouden.
Die beroemde Fransche jagers bijvoorbeeld behaal
den hun record langs de gemeten mijl in de Golf
van Lion, ter hoogte van Toulon, achter het
eilandje Porquerolles. Het water is daar diep, de
zee is daar glad en onder zulke omstandigheden
werd deze fenomenale vaart bereikt. Maar gesteld
nu, dat zoo n jager die snelheid op de deining van
de Noord-Atlantic trachtte te bereiken. Als hij niet
op de eene golf in tweeën brak, boorde hij zich met
zoo n vaart in de volgende, dat hij nooit meer
bovenkwam. Dat doet natuurlijk niets af aan de
technische prestatie, maar dat gaat eenvoudig niet en
de commandanten zullen het heusch wel uit hun hoofd
laten. Als ze in zulke omstandigheden 20 a 22 mijl
loopen, is 't al knap en bij werkelijk slecht weer halen
ze dat lang niet. Waarbij dan niet vergeten moet
worden, dat het heftige slingeren en stampen op het
zuivere schieten van funesten invloed is.
Een kruiser maakt betere kansen, maar sf zoo'n
schip de „Bremen" zou kunnen inhalen, is hoogst
twijfelachtig. Als het mooi weer was, dan wel, doch de
Noord Atlantic is nogal waflekkers! Als het er niet in
stormt, staat er nog een knap stukje deining van den
vorigen storm en al die hobbels zijn voor de vaart
van zoo n scherp oorlogsschip niet bevorderlijk.
Spoedig zijn de omstandigheden reeds zoo, dat zelfs
een kruiser moet kiezen of deelenvaart minderen of
deksel) a de en gewonden door den slag
der zeeën.
Al deze dingen gelden natuurlijk
ook voor de „Breinen", maar lang
niet in die mate. Dat schip is spe"
ciaal voor deze vaart gebouwd, veel
grooter ook, veel handzamer op zee,
terwijl ten slotte de machines er op
berekend zijn, om de maximale vaart
ettelijke dagen vol te houden, wat bij
oorlogsschepen wel eens het een en
ander te wenschen laat.
De „Bremen" op den Atlantischen Oceaan.
Het beste kunnen we een vergelijking maken met
een zwaren bus en een gewonen personenauto. Op den
gladden weg is de auto het snelst, doch bij een ver
schrikkelijk slechte bestrating kan de bus beter
„doorhalen" en zoo is het met de „Breinen" en de
haar achternazittende kruisers eveneens. Met dien
verstande nog, dat de toestand van den „weg" in
deze contreien allerbelabberdst is, wat weer aan de
kansen van den „bus" ten goede komt.
Grooter echter was de kans, die de „Bremen" had
door de matelooze Uitgestrektheid der zee. Op haar
weg naar Europa had zij de beschikking over twee
wegen: tusschen Engeland en IJsland door, waar ze
een baan van 800 km. breedte vond en benoorden
IJsland, waar haar een ijsvrije strook van omstreeks
250 km. werd geboden. Om die breedte zoodanig af te
zetten, dat bij daglicht en helder weer geen schip on
gezien kan pas see ren, is een vloot noodig van veertien
flinke en zeewaardige schepen, die dan echter nog
niet in staat zijn, de „Bremen" aan of bij te houden.
Bij nacht of mist kon ze dan nog ongezien passeeren,
doch zóó had men de kans, dat zij gerapporteerd zou
worden, zoodat kruisers konden worden uitgezonden,
die haar den weg zouden versperren. Maar dan nog
een vraag: welken weg? Zou ze niet eerst in een Noor-
sche of nog verder in een Russische haven vluchtent
En dan nog een belangrijke vraag: wie in Enge
land kende de besluiten van den Duitsohen gezag
voerder? Zou hij wel trachten naar Duitschland te
vluchten, of zou hij trachten een Spaansche of Por-
tugeesche haven aan te doen? En wellicht haalde de
man het in zijn hoofd, om in Zuid-Amerika veiligheid
te vinden.
Al deze mogelijkheden moest de Britsche admirali
teit. onder het oog zien. Daar zaten de knapste koppen
gebogen over de zeekaart en iat zij de oplossing niet
vonden, wie zal het hun kwalijk nemen?