HIJ LEEK OP ROBERT TAYLOR DOOR WILL F. JENKINS 5 Met eeuig misnoegen keek miss Patterson, die juist zorgvuldig den kantoor-sleutel in haar taschje had opgeborgen, uit de portiek naar den stroomenden regen. Ze kon onmogelijk door dit weer gaan, want ze had noeh een paraplu, noch overschoenen bij zich en bovendien was het station van den ondergrondsclie een paar huizen-blokken verder op. Een auto, druipend nat, schoot met klikkende ruitenwisschers voorbij. De witte schitteringen waren weerkaatsingen van de straat-lantaarns. Een roode gloed, als die van robijnen, kwam van de neon verlichting, op de juwelierszaak, welke naast het kantoor, waar zij werkte, gevestigd was. Miss Patterson had verstand van juweelen; en dat moest ook. Ondanks den min of meer vervallen staat, waarin het gebouw verkeerde, was de firma Spandril Co wijd en zijd bekend in de kringen van den juweelen- groothandel. En miss Patterson was cassière en boekhoudster bij Spandril Co. De regen gaf een frisschen geur. Zelfs vermengd met den reuk van het natte stof, was hij nog ver kwikkend. Ze stond in de portiek en snoof vaardeerend den geur van den regen op, zich geprikkeld afvragend, of deze bui spoedig zou ophouden, zoodat ze met droge kleeren den ondergrondsche kon bereiken en naar huis kon gaan. Ze zou natuurlijk een taxi kunnen nemen en zich als een grande dame een straat verder laten rijden, maar dat zou vijftig cent kosten en bovendien nog een fooi, en ze had hekel aan dat soort buitenissigheden. Een man stond onder het scherm van de juwe lierszaak. Miss Patterson sloeg hem onbewust aan dachtig gade en keek toen weer verstrooid naar de overzijde. Ze had zoo'n vaag gevoel, dat ze hem al eens eerder gezien had. Het was niet zoozeer eon herkenning, maar de gewaaiwording welke je soms bekruipt, wanneer je toevallig denzelfden persoon verschillende keeren op precies dezelfde plaats of tijd ontmoet. De man droeg een slappen vilten hoed en een overjas, waar niet veel model meer in zat. Dit kleedingstuk was tot aan z'n ooren opgeslagen en druipend nat van den regen. Miss Patterson richtte haar oogen weer van hem af. Als ze hem al vroeger gezien had, was het alleen als een persoon zonder beteekenis. Hij stond daar niet met een doel. Hij bekeek zonder belangstelling de van de juwelierszaak en wekte den indruk dat hij slechts onder het scherm tegen den regen beschutting zocht. Miss Patterson's gedachten waren weer gericht op den regen en de onaangename situatie waarin zij verkeerde. Toen verliet een klant de juwelierszaak, De man onder het scherm schrok even op en miss Patterson zag de uitdrukking op z'n gelaat. Ze keek nog eens. Ze staarde. De man scheen haar niet te bemerken. Op z'n gezicht scheen een vreemd licht als van schijnwerpers, ontstaan door den feilen gloed van de etalagelampen en den karmijn-rooden glans van de neon-verlichting. Als geëlectriseerd keek miss Patterson hem nog scherper aan. Hij leek precies op Robert Taylor! Voor een oogenblik schoten wilde gissingen door haar brein. De film-ster maakte misschien wel een wandeling door de stad. Maar toen draaide de man 'L n hoofd weer om om nogmaals de etalage te be kijken. En miss Patterson zag, dat hij toch niet Robert Taylor was. Deze man was magerder. En hij zag er uit, alsof hij pas een zware ziekte doorstaan had. Hij was bleek en z'n oogeu stonden diep, maar helder in him kassen. De gelijkenis was evenwel treffend. Slechts even ontmoetten hun oogen elkaar, doch miss Patterson keek snel voor zich. Zij wierp liaar blik niet weer in zijn richting dat wil zeggen, niet onmiddellijk en vergat bijna den hevigen regen, welke in stroomen omlaag plensde. Elke beweging van den man met den vilten hoed was ze zich bewust. Ze sloeg hem nog nieuws gierig gade, toen hij al vlak langs haar heen liep. Misschien bewoog ze even. Plotseling stond hij voor haar en zei scherp „Luister eens, werkt u voor Spandril Cot" „Jazekerwaarom?" antwoordde miss Patter son. „Het kantoor is gesloten." Hij keek haar doordringend aan. „Hoort u eens! Ik ben Ronnie Spandril. Hebt u nooit eerder van me gehoord?" „N-nee," zei miss Patterson, „maar. „Ik ben een neef van den ouden Spandril," ver telde hij haar. „Hij kon me nooit gebruiken, maar er is plotseling iets gebeurdIk moet hem dringend spreken. Drie uur geleden ben ik hier in de stad gekomen. Met verschillende wagens langs den weg ben ik meegereden. En het heeft me drie uur gekost voor ik al loopende hier was. Ik sta al een paar minuten te wachten in de hoop dat er nog iemand op kantoor aanwezig zou zijn. Ik dacht, dat ik geen kans had hem voor morgen te spreken. Maar ik móét hem vanavond nog bereiken." „Zijn telefoonnummer. begon miss Patterson weifelend. Hij zuchtte diep. „Van de Washington-brug af ben ik hier naar toe gewandeld," zei hij. „De wagen, waarmee ik in de stad kwam, heeft me daar afgezet. Telefoneeren kost een dubbeltje, Dacht u soms, dat ik dat heele eind geloopen zou hebben als ik nog een dubbeltje had gehad?" „Maar. „Wat denkt u er van, als u hem voor mij even zoudt opbellen?" vroeg hij vertwijfeld. „Ik zal hier beneden wel even wachten. Ik ben. ik ben de wanhoop nabij!" Miss Patterson aarzelde een oogenblik. Maar toen hij daar zoo tegenover haar in den regen stond, terwijl een zijde van zijn gezicht door de etalage lampen beschenen werd, leek hij weer zoo verbazend veel op Robert Taylor. „Wat moet ik hem vertellen?" „Zeg hem, dat ik hier ben," zei hij scherp. „Zeg hem, dat ik in twee dagen niets gegeten heb, en dat ik de familie-broche in handen gekregen heb en haar nog niet verkocht heb, hoewel ik liet graag zou doen. Vraag hem, of u de broche kunt aannemen en voorloopig voor mij in de safe kunt opsluiten. Als ik haar nog een uur langer in mijn zak houd, heb ik haar beleend. En vraag hem dan ook, of u me een dollar uit de kas kunt geven om wat te eten en vannacht een hotelletje te betalen. Morgenochtend vroeg zal ik hem ontmoeten. Hebt u het begrepen?" „J-ja," antwoordde miss Patterson. Ze aarzelde nogmaals even en zei toen, zich niet op haar gemak voelend„U staat daar in den regen. Komt u liever in de hal." Hij stapte naar voren en kwam naast haar staan. Plotseling wankelde hij en leunde tegen den muur. „Pardon," mompelde hij, „maar u kunt er zich geen voorstelling van vormen, hoe het reizen zonder behoorlijke maaltijden afmat. Ik ben bang dat ik zal gaan Z'n knieën knikten. Miss Patterson steunde hem en kon hem slechts met moeite staande houden. Het gewicht van z'n lichaam werd haar bijna te zwaar. En toen, met merkbare krachtsinspanning, richtte hij zich weer op. ,,'t Spijt me," zei hij kortaf. „Ik.... ik zal zoolang op de trap gaan zitten terwijl u telefoneert," ,,G-goed," zei miss Patterson met bevende stem. „Ik zal. n even helpen en dan naar boven rennen en uw oom opbellen." Ze ondersteunde hem tot aan den voet van de trap. De portiek was tamelijk diep en niet verlicht, zoodat het er pikdonker was. 't Was eigenaardig, dat hij nergens over struikelde. Maar misschien was hij hier al eerder geweest, vóór miss Patterson in dienst gekomen was bij Spandril Co. Dat zou eenige jaren geleden geweest moeten zijn, maar miss Patterson liet haar gedachten op dat punt niet ver wijlen. Ze voelde warme sympathie voor. voor. ze herinnerde zich: Ronnie Spandril. Vlug ging ze naar boven en ontsloot de deur van het kantoor. Ze draaide het licht aan en belde mr. Spandril's woning op. Het was haar bekend, dat hij een vrijgezel was, maar van z'n familie-aangele genheden wist ze niets af. Terwijl de telefoon haar rliythmisch, monotoon gezoem liet hooren, giste ze onderwijl naar de vermoedelijke oorzaak van de oneenigheid tusschen oom en neef. Mr. Spandril had zelfs nooit over hein gesproken! De telefoon gonsde en gonsde. Maar er kwain geen antwoord. Om zeker te zijn, draaide ze nogmaals hetzelfde nummer. Weer de eentonige afwisseling van gezoem en stilte. Toen wist ze, dat er niemand thuis was. Ze fronste nadenkend haar wenkbrauwen. Het kantoor was gesloten. Op de groote safe was een plakkaat aange bracht met de waarschuwing: „Inbrekers, pas op. Deze safe wordt door traangas beschermd!" Miss Patterson rimpelde nogmaals haar voorhoofd. Uit een koelkast haalde ze een papieren beker met koud water en ging de trap weer af. „Het spijt me," zei ze, „maar uw oom antwoordt niet. Ik.... heb een glas water voor u meegebracht." „O, dank u," zei hij somber, „maar het zal mijn maag niet vullen. Dat heb ik al eerder geprobeerd." Onder aan de trap in de diepe duisternis ledigde hij den papieren beker. Toen stond hij onvast op. „Luister eens," zei hjj mat. „Ik ben een idioot. Ik wil een kans wagen. Wilt u iets voor mij in de „Ik. zei ze aarzelend. „Wat is het?" „Een broche," antwoordde de man. „Mijn oom weet er alles van. Ik kan haar overal voor eenige duizenden dollars verkoopen, maar ze heeft voor hem veel meer waarde, 't Is een soort, erfstuk. Ik haat hem wel, maar ik wil hem de eerste kans geven de broche te koopen. Maar ik heb zoo'n honger, dat ik het sieraad, als ik het nog langer in mijn zak houd, voor tien dollars ih den lommerd zou beleenen, om behoorlijk te kunnen eten. Wilt u het voor me op- „Ik. ik wil het wel," zei miss Patterson in verlegenheid, „maar u weet niets van mij, behalve dat ik hier werk." „Schrijft u een ontvangstbewijs uit," stelde hij vermoeid voor. „Bovendien zou ik graag een briefje voor den ouden baas achterlaten." „Denkt u de trap op te kunnen klimmen?" vroeg ze angstig. „Ik zal het probeeren." Ze ging naast hem naar boven, hem zooveel mogelijk hulp verleenend, als in haar vermogen lag. Hij haalde zwaar adem, toen ze op de bovenste trede aangekomen waren. Hij wankelde langs den muur. Plotseling uitte miss Patterson een kreet. „Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht?" Ze hielp hem het kantoor binnen en hij viel zwaar in een stoel neer. Ze liep vlug naar haar lessenaar en kwam terug met het overschot van een reep choco lade. „Dit zal u misschien wat goed doen," zei ze bezorgd, ,,'t Is erg voedzaam!" „Zeker! Ontdekkingsreizigers gebruiken het ook," merkte hij op. Toen frommelde hij in den zak van z'n overjas. Hij haalde een klein in papier gewikkeld pakje er uit en reikte het haar toe. „Maak het open en bekijk het maai' eens," stelde hij voor. Ze gehoorzaamde hem en slaakte 'n zachten kreet van bewondering. Het was een oude broche. De kleur van het goud bewees dat. De diamanten waren rozet geslepen en de camee, welke zij omringden, was ongetwijfeld Romeinsch of mogelijk Grieksch en nog waardevoller. „De broche is tweeduizend dollars waard voor de diamanten en de camee," zei hij. „Maar ze heeft veel

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 5