vsAjc KNOP IN OOR 26 "X"4^ kSsiba'^ c^//ecdi AN FABER tMStftt rev taart voor vlug pii duiilplijk sdirift, voor snel en rechtsgeldig on- derteekenen. voor de statis tiek en «Ie organisatie, voor «Ie boekhouding en dc «•orrectie. v oor een vlot. loopeinldictaat. pluchen beesten, poppen etc zijn verkrijgbaar in alle speelgoedwinkels, bazars en warenhuizen. - De knop met „Steiff" in 't oor waarborgt prima kwaliteit en langen levensduur. - De nieuwe gekleurde prijscourant P. met duizend nummers is in ge noemde zaken te verkrij gen of op aanvraag bij de Margarete Steiff G. m. b. H. Giengen a. Brenz 90 (Württ.j VERVOLG VAN BLADZ. 23 Hij deed, alsof hij nadacht, z'n oogen half. gesloten. Zicki zat gedwee te wachten, met 't potlood in z'n hand. „Bijvoorbeeld dit: 't zou niet over bodig zijn hem te ondervragen over de plaats waar en de wijze waarop hij leefde voor hij in dienst trad bij den prins en over 't gebruik van z'n tijd op 't oogen- blik van den bekenden diefstal Mada- ny Zicki schrikte op. „Je bedoelt toch niet...." „Heelemaal niets, ik zeg je 't nog eens daar is hij zeker onschuldig aan. Hij heeft z'n onschuld maar te bewijzen. Maar bij de politie vragen ze altijd iets bepaalds. Al jouw zinspelingen zouden amper aanleiding geven tot 'n onder zoek en Danischeff zou over tien jaar nog hier zitten.Maar met zooiets gaan ze onmiddellijk naar den prins en zelfs als z'n secretaris daarna onschul dig verklaard wordt, wil de oude Karol niets meer hebben van 'n avonturier, die bij de politie verdacht is." „Je hebt gelijk." „En dan zou ik, als ik jon was, den brief niet richten aan den commissaris van politie, maar aan den officier van justitie. Dat geeft veel meer gewicht aan de zaak." „Je hebt gelijk, je hebt meer dan gelijk. Wat 'n hersens!" Zicki wreef in z'n handen. In z'n opge togenheid deed hij iets, wat hij nooit deed: hij deed 'n uitnoodiging. „Otto," zei hij opgeruimd, je blijft bij me eten! Neen, sla 't niet af: goeiasch, gebraden kieviten en 'n flesch ouden Tokayer. „Onmogelijk," zei Karysch tamelijk koel. „Ik zou 't dolgraag doen, daar kun je op aan, maar 't is me onmogelijk. Nog 'n paar aanwijzingen geven aan m'n rentmeester en ik vertrek vannacht nog naar Sofia, waar ik verwacht word. „Dat is jammer! Ik had graag den avond met je willen uitvieren." Otto was opgestaan. ,,'k Zou blij zijn 't einde der geschie denis te weten. Je kunt niet gelooven hoe ik daarmee inzit. Zou je me iets kunnen laten weten over den loop van de gebeurtenissen? Ik zou je er beslist dankbaar voor zijn." „Afgesproken," zei Zicki. „Geef me je adres maar." Hij ging met zijn gast mee tot den auto, schudde hem hartelijk de hand, en deed hem allerlei betuigingen van vriendschap. Daarna liep hij terug de trappen van 't bordes op met de kwiek heid van 'n jongen kerel. „Maak wat voort met 't diner," zei hij tegen Nicolaas, „ik heb in zes maan den zoo'n trek niet gehad." XIX „Dan moeten we die zaak als afgedaan beschouwen," zei de officier van justitie. „U bent nogal haastig," zei de rechtercommissaris zonder overtuiging. „Ik zie niet in, wat we anders zouden kunnen doen. Dit zijn de feiten: 'n dief stal van honderdzestig millioen aan juweelen en geen enkele aanwijzing! Ik heb nooit zoo'n magere instructie gezien „Ik ook niet," bekende de onfor tuinlijke rechtercommissaris.... „Ik heb er anders slapeloozc nachten voor doorgebracht. „Dat zei ik al. U hebt de rapporten van de deskundigen bij elkaar verza meld. Anders niets. En iedereen steekt den draak met ons „Eén ding staat in elk geval vast," hernam de rechtercommissaris na een poos. „en dat van 't begin af aan: dat de dief 't huis en de gewoonten van den bestolene kende „Ja, maar 't onderzoek heeft niets opgeleverd, dat weet u nog beter dan ik." De twee magistraten waren zichtbaar bezorgd. Dezelfde ongerustheid tee- kende zich af op hun gelaat, 't Ging over de fameuze zaak Madany. De dief stal lag nu al 'n jaar in 't verleden en geen enkele duidelijke aanwijzing lxad men kunnen boeken na 't onderzoek in alle richtingen, dat toch door de meest bekwame speurders geleid was. De officier van justitie, zittend voor z'n bureau, speelde zenuwachtig met 'n vouwbeen en de rechtercommissaris schoof onrustig heen en weer in z'n club, alsof hij in plaats van op 'n donzig vulsel op 'n kussen vol stekelige dorens zat. De zaak kon samengevat worden in weinig woorden: graaf Madany, laatste vertegenwoordiger van 'n zeer rijke familie, was 'n hartstochtelijk liefhebber van edelsteenen. Hij had voortdurend nieuwe steenen gevoegd bij degene, die hij geërfd had. De smaragden van Madany, die sinds twee eeuwen in het bezit waren geweest van de vrouwelijke leden der familie, hadden terecht 'n ware vermaardheid. De laatste telg van 't geslacht was langzamerhand op beschei dener voet gaan leven en had z'n uit gaven beperkt. Hij bewoonde 'n oud heerenhuis in Boedapest, waar hij z'n kostbare verzameling bewaarde en dat hij daarom bijna niet verliet. 't Huis lag in 'n oploopende straat van de oude stad en zag er eenigszins on ooglijk uit. 'n Vale gevel, bijna zonder ramen en met 'n reusachtige koetspoort, waarboven 'n wapenschild. Maar als men eenmaal de poort en de gang, die er achter lag, door was, stond men in 'n schitterend paleis. Alles, wat de Magy- aarsche kunst had kunnen uitdenken, was daar aanwezig, te zamen met wat uit den vreemde was aangebracht volgens de in zwang zijnde mode in de verschillende tijdvakken. Fransche meu bels en tapijten, Duitsche schilderstuk ken, Italiaansch beeldhouwwerk, bor duurwerk en glas uit Italië en Bohemen, Russische smeedstukken, 't was 'n rijkdom, waaruit wel twintig verzame lingen van den eersten rang konden worden samengesteld. De graaf was er niet onverschillig voor, verre van daar, maar boven alles stonden toch z'n edelsteenen. Hij had er alles aan opge offerd, terwijl hij zelf als 'n kluizenaar leefde met 'n oude man en vrouw als personeel, in 'n huis, waar vroeger dertig bedienden volop werk vonden. Al z'n beschikbare geld gaf hij uit en hij ver kocht zelfs een gedeelte van z'n grond bezit om nieuwe juweelen op te doen. Z'n verzameling was de heele wereld door beroemd. Juweliers uit alle landen hadden hem wonderbaarlijke sommen geboden, maar hij was altijd doof geble ven voor de meest aanlokkelijke voor stellen. Hij hield van de stukken om 't mooie, dat er in lag, niet om hun handelswaarde. Zoo was hij er dan ook na dertig jaar inspanning in geslaagd 'n verzameling samen te stellen van juweelen, die bijna alle eenig in hun soort Beter dan overschoenen I Wat een Novemberweer.' Men hoeft maar even buiten te zijn, om kletsnat te worden. Fijne kousen en schoentjes geven natuurlijk weinig bescherming. „Ja, die overschoenen staan wel niet zoo mooi, maar van natte voeten word je verkouden." „Weineen, vast niet hoor Ik neem Wybertjes. Wybert-tabletten be schermen tegen hoest en verkoud heid." Alleen in origineele blauwe doozen a 25, 35 en 60 cent.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 24