De snoekbaars netten zijn van dun touw geknoopt en omdat ook de mazen tamelijk groot zijn, ontstaan er spoedig gaten. Jong en oud moet dus in dezen tijd van goede vangst meehelpen bij het herstellen. Op den achtergrond een aardig trapgeveltje aan de haven te Medemblik. reiken. Terwijl dus de visscliers op het oogenblik volop profiteeren van de geweldige hoeveelheden mooie,gelijkmatige snoek baars, die in het IJselmeer voorkomen, zijn de vooruitzichten voor het volgend seizoen heel wat minder. Want de teelt 1938 is vrijwel mislukt, zoodat het volgend jaar de vangst ver ten achter zal blijven. Gelukkig is de teelt 1939 weer heel bevredigend. Voor de voormalige Zuiderzeevissehers is de snoekbaars, vooral wanneer zij een gewild volksvoedsel wordt, een uitkomst. Na de afsluiting der Zuiderzee was de prac- tijk toch eigenlijk zóó, dat zij van April tot eind October nog op aal konden visschen, waarbij alleen de eigenlijke zomermaanden behoorlijk loonend mochten heeten, terwijl verder het bedrijf den geheelen winter door Een schilderachtig beeld aan den havenkan. Achter de drogende snoekbaarsnetten liggen de schepen gereed om straks weer uit te varen. krachtig bevorderd, en gedeeltelijk door de regeering bekostigd. Waren het aanvankelijk één- en meer jarige snoekbaarzen die werden uitgezet, later ging men er toe over uit vooraf op de kweekerijen der Nederlandsche Heidemaatschappij gekweekte nesten honderdduizenden snoekbaarseieren over te brengen, die uitstekend tot ontwikkeling kwamen. Ook in de oude Zuiderzee kwam, vooral als gevolg van de flinke bezetting der aangrenzende wateren, snoekbaars voor, waarbij zij, het zoute water schu wend, zich hoofdzakelijk langs de kusten ophield. Na de afsluiting der zee en de ontzilting van het water, welke hiervan het gevolg was; openden zich voor de snoekbaars in het IJselmeer ongedachte mogelijkheden. De spiering immers, die zich hier in overgroote hoeveelhedenhandhaafde, vormde een reusachtige voedselreserve, welke de ontwikkeling van den snoekbaarsstand krachtig bevorderde. Naast de spiering en de aal, werd het de snoekbaars, welke de plaats innam van de na de afsluiting der Zuiderzee verdwenen visehsoorten als haring, bot, ansjovis en garnalen. En het was ten slotte de oorlog, die deze visch ook kans gaf zich op de tafel van den consument in te burgeren. De snoekbaars in het IJselmeer is dus louter natuurlijke teelt. Gestadig outwikkelde zich de visch tot een millioenenvolk en vooral de teelt 1937 was boven alle verwachting. In drie zomers bereikt de snoekbaars de vereischte minimummaat van 40 cm., zoodat men op het oogenblik de oogst van dit voor spoedige jaar 1937 binnenhaalt. De volwassen snoek baars kan uitgroeien tot een lengte van 60 a 70 cm. en een maximumgewicht van 10 tot 12 pond be- tot werkeloosheid was gedoemd. Nu opent de snoekbaarsvisscherij de mogelijkheid om ook 's winters werkzaam te blijven; immers, de vooruitzichten op een regelmatige, wintersche snoekbaarsvisscherij zijn gunstig, al zullen zóó overvloedige vangsten als den laatsten tijd zijn voorgekomen, natuurlijk tot de uitzonderingen blijven behooren. De snoekbaarsvisscherij heeft zich de laatste weken, als gevolg van het feit dat deze visch bij kouder weer diep water zoekt, hoofdzakelijk in het noordelijk deel der Zuiderzee geconcentreerd, met Enkhuizen en Medemblik als voornaamste aanvoer- havens. En hier zijn aan de gemeen telijke afslagen de recordvangsten gebracht, soms tot 40.000 en meer pond per dag. De aanvoer wordt gerekend in wigjes; een wigje is honderd pond en telt ongeveer vijf enzestig snoekbaarzen. Op twee manieren vangt men de visch: met het sleepnet, getrokken door een span van twee botters en met het staande want, dat in zee wordt uit gezet en na verloop van tijd weer ingehaald. Bij mooi, kalm weer kan men geen snoekbaars vangen, dan is het water te klaar en ziet de snoek baars de netten, die dreigend naderen of op haar argelooze komst te wach ten staan. De ontzaglijke massa's, waarin zich de snoekbaars om de noord laat vangen, heeft hier een drukte en vertier gebracht als vroeger in de gouden dagen der ansjovisteelt, toen de zee nog open was. Alles wat tot in de verst afgelegen havens zeil voer of een motor had, spoedde zich naar de visclinamige gronden om mee te deelen in den buit. Oude botters werden opnieuw opgekalfaterd, vletten voor de vangst gereedgemaakt. In de havens verdringen zich de schepen, aan de afslagen komt men handen te kort om te lossen en te verhandelen, auto- en wagon ladingen vol gaan het land in, de grenzen over. Als sluiers waaien de bruine netten, drogend aan den havenkant, de visschers bedrijvig met te herstellen wat bij de laatste vangst werd beschadigd. Buiten is de zee wijd en ver bezet met de zeilen der visscliers- schepen van heel de Zuiderzee, die geen dag en geen uur van de kostelijke teelt verloren laten gaan en meeprofiteeren van wat de natuur, na zooveel magere jaren, hun plotseling weer in zoo rijken over vloed toewerpt. En de ietwat kieskeurige Nederlandsche vischeter Voor het vervoer naar verafgelegen plaatsen gebruikt de vischver- kooper een nieuw soort platte kist, de snoekbaarskist. Bij kalme zee laat de snoekbaars zich overdag niet verschalken, want reeds van veraf zijn dan de bruine netten zichtbaar. Beschermd door de duisternis trekt de visscher er dus ook 's nachts op uit. Bij het licht van een stomilamp zet hij zijn netten buiten boord. heeft de snoekbaars aanvaard, in den beginne wat koeltjes, uit den nood gekocht en gegeten, en thans op eenmaal een delicatesse, zoowel op de tafel van den eenvoudigen consument, als op den welvoor- zienen disch in het fijnste restaurant. Hoe men snoekbaars eet? Men kan ze koken, stoven en bakken. Het koken der te voren gefileerde of in mooten gesneden visch mag niet langer dan vijf of zes minuten duren, zoodat het water nog niet zijn kookpunt heeft bereikt en de visch verder van zelf gaar trekt. Met boter- of peterseliesaus opge diend, smaakt het uitstekend. Stoven kan men de snoekbaars als aal en ook gebakken a la meunière is zij bijzonder smakelijk. Aldus bereid zal de snoekbaars spoedig in ieder Hollandsch milieu burgerrecht verkrijgen en wanneer de menschen haar eenmaal goed kennen en „blie ven", dit ook in normale tijden kunnen behouden. FRED THOMAS

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 27