r
3
-
mm
MM
Zij waren weer beneden. Juist wou bij baar bet
(rroote salon toonen, toen bij ontdekte, dat zij achter
was gebleven. Zij stond bij de trap, met baar eene
baud tegen baar oogen.
„De zon," fluisterde ze, met een mat gebaar,
„en 't lichtde overgangenzon en scha
duw. o, mijn hoofd.
Toen viel ze flauw.
Harold ving baar op, vóór ze viel, en droeg baar,
erg onhandig, de wapenkamer in. Hij legde haar op
de oude sofa met den antimacassar. Toen zocht hij
naar iets, dat haar bij kon brengen.
Hij gaf haar een klein slokje van zijn kostelijken
cognac; en zij kwam bij, verwonderlijk snel.
„Dat is," waren haar eerste woorden, verbaasd
gefluisterd, „buitengewoon goede cognac."
Haar zij moest natuurlijk een poosje rusten, en
't was over lunchtijd, en ze was natuurlijk flauw,
omdat ze altijd zoo licht ontbeet, dus moest ze bij
hem' blijven lunchen.
Juffrouw Plumridge deed haar best. De dame
kwam heelemadl bij, en werd vroolijk. Ze praatten.
Zij luisterde smeltend en belangstellend naar ver
halen over bijen. Zij gaf Harold het gevoel, dat hij de
eenige echte bijenhouder ter wereld was, en bijen-
houden 't eenige belangrijke ter wereld, en dat geen
vrouw een man kon weerstaan, die bijen hield.
Zij werd ook ingelicht over tante Sara, en zei,
dat 't een schande was, en vond, dat er gedronken
moest worden op den tijd, dat de bijen hun erfdeel
zouden krijgen; en die toast kon slechts gedronken
worden met den ouden cognac.
Toen juffrouw Plumridge binnenbracht, wat zij
koffie noemde, had Harold geen besef meer van de
misdaad, dat iemand anders dan hij dien cognac
dronk; en hij werd zich nauwelijks bewust, dat de
flesch haast leeg was.
Zijn bezoekster werd nog vroolijker. Zij werd nu
ook openhartig. Ze was eigenlijk straatarm, vertelde
ze; den wagen had ze geleend, en ze moest gauw wat
zien te verdienen. En toen had ze een prachtig idee
gekregen. Mocht ze Harold's overtollige meubels
verkoopen, en kreeg ze daar een kleine commissie
voor, dan kou hij een kleine honderd pond opstrijken,
en verdiende zij een pond of vijf! Dat zou heerlijk
zijn.
't Leek Harold óók heerlijk. Hij eischte alleen, dat
zij tien procent commissie zou nemen; want met
negentig pond kon hij al aardig wat doen voor zijn
bijen.
Daar moest op gedronken worden; dus de dame
greep naar de flesch en schonk nog eens in.
Zij dronk haar glas leeg. Harold goot het laatste
restje in haar glas en weer dronk zij het leeg. En
daarna kuste zij Harold.
Het eene scheen als vanzelf uit het andere te
volgen.
Harold vond het verrukkelijk. Hij wist nu, dat hij
verliefd was. Hij had nooit zoo'n wonder van schoon
heid en vroolijkheid en charme en schranderheid ge
zien. Hij had maar weinig cognac gedronken; maar
't was erge oude cognac, zacht en rijp. De dame was
hem naar het hoofd gestegen.
Hij vond, dat ze elkaar nog eens moesten kussen.
Dat deden ze. Halverwege gaf hij een schreeuw.
„Mijn bijen!"
De dame keek verbaasd.
„Mijn bijen in Silteombe," antwoordde hij op de
vraag barer wenkbrauwen. „Ik moet weg om zé te
halen." -
Zij glimlachte. Zij had een mooien lach, dacht
Harolddat was tenminste een vtouw, die goed
zou zijn voor bijen.
„We gaan met mijn wagen," zei ze. „Ik zal je
naar Silteombe brengen. Je bijen zullen in mijn
wagen rijden, niet in een bus. En als ik je meubels
voor je verkoop, en er een massa geld voor krijg,
hoeven ze misschien nooit meer in een bus te zitten."
Dat vond Harold een prachtig idee. Hij was ver
liefder dan ooit.
Zij gingen naar buiten wat lag er een goudwaas
over alles! en stapten in haar auto, en zij keerde
en reed de laan uit en den weg op.
Ze kreeg de meubels natuurlijk. Hij zou een manne
tje meenemen uit Silteombe, om te sjouwen, dan kon
rij meenemen wat ze wou, en hem de negentig pond
brengen. Een groote verhuiswagen, misschien twee,
en de auto voorop. dat zou me een optocht
worden
De auto reed verbazend snel. Die vlugge beweging
had haar uitwerking op Harold. Hij kwam weer bij
zinnen. Hij had eigenlijk niet veel gedronken. Hij
was niet ouder den invloed van den cognac, maar van
de dame en het avontuur. De dame echter was
onder den invloed van den drank en niet van haar
gastheer.
't Duurde een poosje, voor Harold dit inzag, 't Was
natuurlijk erge oude cognac, die makkelijk naar je
hoofd kon stijgen. Misschien hield ze niet van hem.
Misschien was 't alleen de cognac. Zijn avontuur
begon hem nogal vreemd te lijken, en hij voelde zich
min of meer dwaas.
Hij voelde zich nog "dwazer, toen hij opmerkte,
dat de dame met koude roekeloosheid reed, uit
dagend haast, alsof ze zeggen wou: Nu zul je eens
zien, hoe ik kan rijden! Let maar eens op!
Zij het niemand passeeren; zij liet den anderen
wagen naast haar komen, en hiéld hem dan naast
haar, en schoot dan opeens vooruit, liefst bij een
bocht, zoodat de ander remmen moest, en dan
lachte ze. Het gebeurde, dat de wagen bonkte en
slipte in de bocht van 't harde rijden, midden op den
weg of zelfs links, en zij trok er zich niets van aan.
Zij lachte.
Harold werd bang; en tevens werd hij broodnuch
ter. Zijn avontuur werd hem een groote malligheid.
Hij keek nog eens naar het profiel zijner gezellin, en
zag, dat ze heelemaal niet jong was; ze had alleen
maar een koude, harde, berekenende knapheid, en
haar oogen waren als agaat, en vol egoïsme. Ze zou
nfét goed zijn voor bijen.
Hij had zich aangesteld als een gek, begreep hij,
en 't had maar een haartje gescheeld of hij was nog
grooter gek geworden. Hij begon te twijfelen aan al
haar beweringen, en de ontstellende gedachte kwam
in hem op, dat ze iets tegen hem in 't schild voerde.
Hij was niet verliefd meer.
Toen werd zijn geest in beslag genomen door het
feit, dat zijn leven gevaar liep. De wagen schóót langs
de heggen, en er flitste een bord voorbij: LANG
ZAAM - KRUISING.
Hij keek naar de heggen. Die waren mooi, dik,
dicht, groen, hoog, koel. Hy keek naar den snel
heidsmeter. Honderdenzes kilometer per uur. Hij
hoorde vaag een signaal van een claxon.
Slechts een snellen scheut zag hij van den anderen
wagen, toen voelde hij zich zweven, en later lag hij
op iets zachts in een brancard, bleek het en
zijn hoofd deed geweldig zeer. Hij ging opzitten en
keek naar den anderen brancard, en hij keek ver
baasd, want die was heelemaal overdekt met een
laken. Net een hoes. Hij had het bespottelijke idee:
als hij een punt optilde en er onder gluurde, zag hij
een Queen-Anne-tafel, of een bureau of zooiets.
Wat volgde, was min of meer nachtmerrie. De
politie, herinnerde hij zich; en dokters, die hem
onderzochten, en hem wonderbaar gaaf en gezond
verklaarden. Hij had geen beentje gebroken, hij had
geen hersenschudding, er mankeerde hem niets. Maar
de dame was op slag dood geweest.
Hij deed zijn verhaal. Hij wist niet wie ze was.
Hij wist niet eens, hoe ze heette. Ze was komen
vragen, of ze 't huis mocht zien, en ze was flauw-
gevallen door de zon. Toen was ze blijven lunchen,
en ja, ze had een beetje cognac gedronken.
Nee, dronken was ze niet geweest, dacht hij.
(Maar in zijn hart wist hij van wél, al had hij 't eerst
niet gemerkt.) 't Speet hem zeer. Hij wou naar huis,
naar zijn byen.
De politie in Silteombe kende hem heel goed. Ze
waren heel aardig tegen hem, en brachten hem naar
den bus, en toen hij uit was gestapt, liep hij naar
huis.
Hy wist daar later niet veel meer van, noch ook,
wat juffrouw Plumridge allemaal gevraagd had. Hij
herinnerde zich alleen, dat hij naar de leege cognac-
flesch had gekeken, met de gedachte: ik ben vast gek
geweest, want nu kan ik niet meer fuiven, als de bijen
hun erfdeel krijgen.
Hij ging naar bed. Tegen 't diner stond hij weer
op, zoo frisch als een hoen. Toen ging de telefoon.
Hij kreeg den naam Springrove te hooren dat
was de zaakwaarnemer van wijlen zijn oom, in
Londen.
„Vertel eens gauw, Hawkins!" riep Springrove"
opgewonden. „Wat is er gebeurd?"
„Gebeurd? Hóé gebeurd?" antwoordde Harold,
verbluft, want hij had met Springrove nooit" iets te
maken gehad. „O, bedoelt u 't ongeluk? Hebt u
er iets van gehoord?"
„Gehoord? Natuurlijk heb ik er van gehoord!" zei
Springrove met een snauwstem. „Wanneer hebt u
haar leeren kennen? Wanneer is ze bij u geweest?
Waar gingen jullie heen?"
„Wie. O, u bedoelt de dame!"
„De dame!" Het was een ontploffing langs den
draad, waar Harold van opsprong. „U weet zeker
dat ze dood is?"
Ja, dat wist Harold.
„En 't is een mirakel, dat u er heelhuids af bent
gekomen, hoor ik! Maar uw hoofd was toch zeker
op hol! Waarom hebt u niet aan de politie verteld,
wie 't was? Ze hebben moeten werken als paarden,
om er achter te komen. U had ze aardig wat moeite
kunnen besparen, door ze te vertellen
„Hoe kón ik dat nou?" vroeg Harold. Hierdoor
scheen de klomp van meneer Springrove te breken.
In ieder geval, hij zei niets meer, vóór de telefoon
driemaal gepiept had. Toen kon hij weer spreken.
„Allemachtig," zei hij met een wanhopige stem.
„Snap je 't niet? Wat moest ze hebben?"
„Mijn meubels, geloof ik," zei Harold. „Ze kon er
haast honderd pond voor maken, zei ze. Dat leek
me wel. Zij mocht er vijf van hebben.
„Honderd pond! Man, je bent stapel! Die spullen
zijn duizend waard tweeduizend. en dan zeg
ik niet veel! Wees maar blij, dat je dat ongeluk gehad
hebt. Anders had ze je ingemaakt voor een paar
duizend pond."
„Nee maar. zei Harold, verslagen en ont
sticht.
„Maar waarom beweerde je, dat je niet wist wie ze
was?" ging de advocaat voort, nogal vinnig. Harold
vond 't nu welletjes.
„Vertel me nu maar eens eerst, waar je 't over
hebt," zei hij.
„Ik heb 't over je tante Sara natuurlijk," snauwde
Springrove terug. Ook zijn geduld was uitgeput. „Ze
is gisteren aangekomen, zonder een cent zonder
een rooden cent. Ze is hier geweest. We hebben nooit
anders dan last van haar gehad. Ik kon niets voor
haar doen. Haar jaargeld had ze opgemaakt, nu
wou ze voorschot hebben. Jawel, moest ik haar niet
kennen! Hoe je oom er toe kwam, om met zooiets te
trouwen, begrijp ik nóg niet. Dan ging ze naar jou
toe, zei ze misschien kon jij haar helpen. Ze heeft
blijkbaar maar stilgehouden, wie ze was, tot ze een
beetje terrein had verkend. Misschien was ze bang,
dat je haar niet vertrouwen zou. Ze wist, dat die
meubels geld waard waren dat had ze wel van
haar man gehoord. Maar.
„Toppunt!" riep Harold. Alles was hem nu duide
lijk. „Tante Sara! Maar zeg. dan kunnen mijn
byen tóch fuiven! En die cognac.
Een seconde hield hij zijn adem in. Toen kwam er
van zijn kant een ontploffing. „Oéi,kérel!" riep hij.
De advocaat hing op. Hij was geen geduldig
men8ch, en hij hield niet van raadseltjes. Maar
Harold vond 't niets erg. Reeds schudde en draaide
hij de flesch, om de laatste druppels te vergaren
en zijn oogen, opziende naar het omgekeerde etiket,
stonden vol eerbied.
De Markt te Nijmegen.