M LUX 0 Chlorodont DE SCHOT VAN SCOTLAND YARD Tandpasta IK ZOU NOG ALTIJD STENO-TYPISTE ZIJN TOILET ZEEP Ja VlCKS^TRO^NOL Schuimend cf niet schuimend Vervolg van bladz. 13 ■Rei resultaat is altijd: ïnooie witte tanden Tube 25 cent. Groote tube 45 cent WPW=mm-mm Iedereen liep lanqs me heenZelfs Jan negeerde mij ofschoon hij mij elke dag herhaaldelijk moest passeren Ik was wanhopig, toen Ans zei, dat ii een vermoeide huid hadZ raadde me aan, dagelijks LUX TOILET ZEEP te gebruiken. Ans heeft gelijk gehad! Mijn teint is dadelijk mooier geworden. En. ..iedereen zegt, dat Jan en ik ideale echtgenoten zijn.' Een aantrekkelijk uiterlijk bedorven door een „vermoeide huid". Laat dit U niet overkomen! Bescherm Uw teint tegen de na delige gevolgen van de moderne levenswijze door het dagelijks gebruik van Lux Toilet Zeep. Deze zuivere, witte toiletzeep maakt Uw teint spoedig jeugdig en aantrekkelijk. tenen ,VERMOEIDE HUID LTZ 166-OVW DANK JE, MIEP, DAT HEEFT MIJN HOOFD OPGELUCHT. NU KAN IK WEER NOG STERKERALS JE VA-TRO-NOL BIJTIJDS GEBRUIKT, VOORKOM JE VELE VERKOUDHEDEN. ADEMEN. Pr*» H. -.90 pmr Hmc. va. v.-rn-.»' bij hoofdverkoudheid. Ef" P^ P^rzachteri de prikkeling, dige nieuwe vloeistof in de ireusga gezwollen slijmvliezen verwijderen het tot Uw neus en laten U weer vrij otkmen. verstopt is? afweren van infecties /Mfo NaZI «S verkoudheden Komt u dan bij mij thee drinken, Kattevoerhofje nummer elf. Dan is James d'r ook.... veel hoop heb ik d'r niet op, maar dan ziet u maar es wat u doet!" III Den volgenden middag had meneer Gleneannon, zieh voorbereidend om aan wal te gaan, de kuoopen van zijn uni form al opgepoetst en er de snuif al afge borsteld, toen voorzichtigheid hem aan ried, dat pak opzij te leggen en er zijn donkerblauwe burgerkleeding voor in de plaats te nemen. „Had ik me haast vergallepeerd!" mompelde hij, toen hij 't hek van het dok passeerde. „Wat 'n bof dat ik daar net om dacht, dat ze zoo'n zwak heeft voor uniformen! Als ze me in dit omhul sel van de gewone stervelingen ziet, gaat d'r malle bevlieging misschien een beetje over!" Toen hij had aangeklopt aan het op gegeven adres, vloog de deur open, en begroette mevrouw O'Halloran hem met kreten van geveinsde verbazing. „Hé, meneer Gleneannon, bent u 't? Wie had dat kenne denke!" riep ze schril. „Kom d'r in, meneer Gleneannon, kom d'r in!" Ze loodste hem door het smalle donkere gangetje, stiet hem aan en wees met een hoofdknik naar een politiehelm, die met zijn keelband aan een knop van den kleerhanger hing. „Komt u in 't salon," noodde zij, „dan kunt u kennis maken met nóg '11 goeien vrind van me." Toen meneer Gleneannon het vertrek betrad, struikelde hij over een zwart vat, dat hij aanvankelijk voor een kolenkit hield; toen echter zag hij er een voorwerp van gelijken aard naast staan en besefte, dat 't een paar schoenen was. Hoe uitgestrekt dit schoeisel ook was, toch werd zijn verbazing nog eens hoor baar, toen hij den eigenaar zag. Er was, liggend op een sofa, en met, witgekouste voeten op een leunstoel aan het eind van die sofa, een voldoende hoeveelheid politieagent, om de schuldbewuste nachtmerries van heel de Londensche onderwereld te vervullen, waarna er nog genoeg overbleef, om Birmingham, Li verpool en Manchester te voorzien. „Meneer Gleneannon," zei mevrouw O'Halloran, „ik wou u effetjes voorstel len an politieagent Kotser. Meneer Oolin Gleneannon is eerste machinist op een van onze schepen," lichtte zij toe, „en politieagent Kotser is 'n politie agent. Hij heeft nummer eenenzestig- achttien." Agent J. Kotser, nummer 6118, be woog zich lichtelijk, maar gaf geen ver dere blijken van beleefdheid. „Pijn in m'n voeten," bromde hij de ruimte in. „Toe nou maar, James, mopper nou maar niet!" troostte hem de weduwe, „Weet u wat ie heeft? De stakker wil z'n thee hebben." Ze gaf Gleneannon een knipoogje. „Babbelen jullie maar es 'n beetje samen, jongens, dan ga ik onder wijl wat in de keuken rommelen." De machinist gaf haar een knipoogje terug en nestelde zich in een stoel. „Nou, agent," zei hij gemoedelijk, „aan uw uniform en sommige uitlatingen van onze charmante gastvrouw te zeggen, bent u aan de politie verbonden. Mooi weertje, vindt u niet?" „Nee," zei agent Kotser. „Wacht, ik snap u al!" riep Glen eannon, één en al innemendheid. ,,'t Voorjaarsweer is verraderlijk, be doelt u, niet? Als we ooit op onze gezondheid moeten passen, dan is 't nu. Maar ik weet een goed middeltje. Mis schien weet u 't al. Een snufje zuive ringszout na iederen maaltijd is...." „M'n voeten doen zeer," zei de agent, Hij heesch zich op tot een zittende hou ding en onderwierp meneer Gleneannon aan een lange, ernstige beschouwing. „Hm!" bromde hij. „Draai je gezicht eens opzij.... Ho, niet zoo ver!.... Zoo ja, blijf nu zoo zitten.... Hm! Hebt u ook litteekens, ontbrekende tanden, tatoueeringen of andere bij zondere kenteekenen? Nou, krijg ik nog antwoord?" „Nee, die heb ik niet," zei Glenean non; hij verschoof op zijn stoel, maar vergat zijn zending en zijn plicht, met tact op te treden, geenszins. „Ik kan u zelfs met mijn hand op mijn hart verklaren, dat ik lichamelijk volkomen in orde ben, agent. Dank zij mijn matig heid in het gebruik van spijs en drank blijf ik gespaard voor die kleine maar lastige onaangenaamheden, waar negen van de tien menschen. „Ik heb last van m'n voeten," zei agent Kotser, in een opwelling van ver trouwelijkheid. „Komt door dat lamme eelt!" „O! Eelt! Ja ja. Laten we 't daar eens over hebben. Verheeld u eens 't is maar een veronderstelling -dat u Eelt héétte in plaats dat u 't aan uw voeten had. zou u dan zin hebben om u voortaan McEelting te laten noe men?" „Mijn naam veranderen? Wel wel!" Agent Kotser keek hem wantrouwig aan. „Dus u voelt iets voor valsche namen en schuilnamen, hè? Hoe heette u ook weer, zei u? Gleneannon? Weet u dat zeker? En u vaart bij de koop vaardij? Hm!" Hij knoopte den zak van zijn tuniek open, haalde er een notitieboekje en een pakje bedrukte papieren uit en zag die in. Gleneannon zag, dat die papieren verlucht waren met portretten, en faee en en profil, van knorrige heeren, die genummerde eti ketjes op hun jas gespeld droegen. „Hm.ja, daar heb je 't!" mom pelde agent Kotser. „Luister eens, man!" Hij wiegelde een vinger als een knots onder Gleneannon's neus. „Ik wou je een paar dingetjes vragen, en ik zou je raden heel erg voorzichtig te zijn met je antwoorden. Alsjeblieft geen maren en alsen en zoo. Geen uitvluch ten. Alleen ja of nee, begrepen? Mooi! Dus ten eerste; weet je soms iets af van zes kisten Japansche zij, die bedrieglijk verwijderd, ontvreemd of gestolen zijn uit 't pakhuis van Stillinan en Zonen, Cliviaweg 15, den veertienden jl. tus- schen één uur en vijf twintig?" „Nee," zei Gleneannon. „Maar ik kan je een prachttip geven over den dief stal van een mandoline, een patent anker en een stamboekvarken in Ma- juuga, Madagascar, den elfden Juli laatstleden." Agent Kotser raadpleegde de circu laire en bladerde toen de andere door. „Mm," bromde hij, „daar heb ik 't niet over. Maar we zijn met dat zaakje bezig, de dader zal wel gauw gearresteerd worden. En nu wilt u zeker beweren, dat u me geen inlichtingen kunt geven over zekeren zeeman, die Nelson heet, voornaam onbekend?" Vervolg op bladz. 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 18