KOBUS KUCH IK ZIJ O, SERGEANT! DE SERGEANT-I é-v Xxf9... Sth- - UXtaX - Tn ex - joVb 1 h I verlof! Dat zijn de vijf voornaamste zijden van liet veelhoekige leven des gemobiliseerden. Misschien zegt de veteraan uit de vorige mobili satie: „Die voorstelling van een achthoek of twaalf hoek is valsch. Er zijn een paar lange, dikke zijden ongenoemd gebleven, namelijk (de lezer met. de gevoelige ooren permitteere hier de echte woorden) het kankeren en het donderen!" Die veteraan vergist zich. Zoo die twee zijden nog bestaan, mogen ze geen naam meer hebben. Aangezien er, van toen tot nu, het een en ander ver anderd is! Het woord „donderen" sterft uit. Er heerscht een volkomen mensehelijke en gemoedelijke verhouding tusschen de menschen met strepen en sterren en de menschen met blanco kragen. Het eten is.... soldateneten natuurlijk, maar. goed. En je loopt in het soldatenpak niet meer voor schandaal: al staat de groene werkbroek niet flatteus, de burger en de burgeres kijken er met meer waardeering naar dan naar de manchet, die een half uur uit de mouw van glunderen de soldatengelaten. En er springt iets over van dat ééne gezicht naar die vele, en ze verstaan elkaar, ze zijn onder óns. Kobus Kuch begint te praten, voor zijn piano zittend, en zingt zijn liedjes, en de mannen luisteren, knikken, lachen, en zingen mee. We zeggen zingen, maar 't wordt vaak brullen. Een der laatste nummers van Kobus Kuch is een potpourri van eigen liederen, en zoodra hij een bekend refrein aanheft, gaan alle monden open. Het loflied op den vader dér kompie, waarvan wij tekst en pianobegeleiding hier naast afdrukken, glijdt goedmoedig, glunder, herdenkend van de lippen; een zang van knusse waardeering. Maar bereikt het verslag der familievergadering in den huize Kuch het punt, waar een gedupeerde mindere" zich beklaagt over de plagerij van zijn vrienden „0,sergeant,zehebben mijn sokken gestolen", dan gaan alle tanden van elkaar, dan rijst er een daverende, loeiende samenzang, geest driftig, toegewijd, voldaan van hart en ziel. Zelfs van de meeste refreinen kennen de mannen niet alle woorden er zijn helaas nog geen grammofoonplaten van die liederen maar „o, sergeant" zit er geheid in. En iedereen smult aan den knappen dichtkreet van ruige mannelijke ingetogenheid „Kou zien ze m'n bloote beenen!" Ja, dat is wel eens verschrikkelijk. Vaak wint de schoonheid des soldaats hij zwarte of grijsgroene omhulling. Maar wie ook schrome, zijn bloote beenen te laten zien, hij ontziet zich hoegenaamd niet, zijn schelle of brommerige of knarsende of tetterende mannenstem in die refreinen I te laten hooren. Wie zijn mond houdt, en den loeier gek vindt, is zélf gek. De oden op den ki-ka-kolonel, den korporaal, den sergeant-majoor en de gestolen beenbekleed sels beloven (met andere ongetwijfeld) klassiek te worden. En zegt u nu zelf, is dat niet verblijdend* Is 't niet prachtig, dat zulke liederen de schlagers van vroeger verdringen, nummers als: „Wie z'n vader heeft vermoord enz'n moeder heeft vergeven. Die is nog veel te goed voor het soldatenleven en: „Maar eenmaal komt de tijd, dat wij die r t.'. gaan verlatent" Deze winst getuigt van vooruitgang; van een beteren geest in ons volk. En ze wordt vergroot door mannen als Kobus Kuch en door de radio. Al dragen Janmaat en soldaat willig en vlijtig hun bepakking (liet pak op hun lichamelijken en liet vaak nog zwaardere pak op hun geestelijken rug), er zijn toch momenten, dat ze éven een duwtje omhoog moeten hebben, éven een opwekking van het hart onder hun riem. Daarvoor zorgt dan O. en O., de luidspreker, Kobus Kuch en zijn collega's. De manschappen hebben weer eens ge lachen en gebruld, ze hebben zelf weer eens uitgezongen, dat ze op de bres staan en voor 't vaderland en de burgerij óverhebben, wat ze geven en zullen moeten geven. Ze liggen daarna op hun stroo- zak in berusting en moed, een dandy hangt. Derhalve: al bestaan de gesprekken der soldaten niet enkel uit sympathie- en tevredenkeidsbetuigin- gen, gekankerd wordt er niet! Aldus verhaalde ons Kobus Kuch uit Burger- brug. In opdracht van O. en O. zit deze humorist-in-uni- iorm vandaag in „Sloot kant", en morgen tusr Bchen de „Achterbakkers". Met een eigen groepje medewerkers trekt hij rond, van de eene can tine van leger en marine naar de andere, om de vrije uren der manschappen 't zij ze in een vreemde stad zitten of in zand en klei te helpen vullen. Wat hij aan de vulling bijdraagt, is soldateske vroolijkheid. Hij komt. de planken op. (We kiezen het woord planken, en niet tooneel of podium, want dat is er vaker niét. dan wél.) Hij kijkt uaar 't veld soldatenkoppen vóór hem, en er komt een goed-gekke of gek-goede uitdrukking op zijn gebrilde gezicht, en onderwijl TEKST EN MUZIEK LOUIS NOIRET O, sergeantZe hebben m'n sokken gestolen O, sergeant! Ze hebben m'n schoenen gepikt! Mijn puttees zijn verdwenen, Nu zien ze m'n bloote beenen, Ze hebben het in de sectie op mij gemikt toire samenstelt: ,,'t Is maar voor soldaten." Dat woordje maar zou een onhebbelijkheid zijn. Er zitten onder die krijgers mannen met „een schep" ontwikke ling en beschaving. Naast anderen natuurlijk. Maar ook die anderen zijn in hun uniform méér en béter, dan ze in hun burgerplunje waren! Voor zoo'n vergade ring moet je eenvoudig en rechtuit en echt zijn, aar j foor w Ten mmor naakt latenli >f om\ niét in ziekelijk gemopper en getoben den volgenden morgen nemen ze met krachtiger bewegingen hun pakken weer op! Naar die winst streeft (met anderen natuurlijk, en gelukkig) Kobus Kuch be wust. Zijn repertoire heeft twee groote voordeelen boven menig ander. Ten eerste: het blijft beschaafd, al ziet het natuurlijk tegen het gebruik van kazernewoorden niet op. Zijn liederen zijn gezonde zangen van ordentelijke menschen. En 't pleit, voor onze stadsjongens en boerenjongens, die er nu eender uitzien in hun grijsgroene pak, dat Kobus Kuch ons zeggen kon„Ze praten en liooren natuurlijk wel eens iets, dat, niet door een nauwen beugel kan, maar ze waardeeren toch éigenlijk, dat je niet in platheden vervalt. Je hoeft je heusch niet te verlagen, 0111 in hun smaak te vallen, en niet op onfraai peil te zakken, om ze aan 't lachen te krijgen." Kobus Kuch, nu de verpersoonlijking van de gemobiliseerde Nederlandsche burgerij, zit niet te denken, als hij zijn reper- Toie v-S -öU. irrUrvcl Van. al - oUa - tMt, dt TEKST: ANTON BEUVING rf&rrvpo sölv 'JYLarvcuZ'- w- li -vrcx - 'vtX'V'v -cle. xiokw- f j-6 Cr°'a-" AM. /U/O-**, - Ou C/W /ptLCXK - 'flic -UZtUi n/tX/vv-^CLCUj JLmro KAaa—'ZJL h <5cri Ave- <jnWt Oxc tro o-t- - AcX\c& crjo w'ia Aft.i -Ivvw - LW -lii^h - - ziwelJ {VhJl ync. weid- -ut Wie is het, die de straffen kent? Wie kent er onze nukken En kom je soms met smoesjes aan, bij wien zal dat nooit lukken Wie leert ons allereerst de tucht? Wie heeft je 't eerste door? Wie is de goedheid in persoon? 't Is de sergeant majoor. Refrejji: -I f ik wou u 1 kan 'k met 'k wou me NADRUK VERBODEN Sergeant-maj oor. Sergeant-majoor. Sergeant-majoor de kok z'n prakkie was vandaa Sergeant-majoormijn zus g Sergeant-majoormag 'k noi 'k Wou voorschot op m'n trad 't Is voor 'n huwelijkspresent! Schiet me wat voor! Sergeant-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 20