CREME MOUSON
■JK 'B,
r
JUf
C7
Ze is er weer!
38
De echte, ouderwetsche
taai-taai van Verkade.
In fleurige zakken
van 10 en 25 cent.
Vrijer en Vrijster V
12 cent p. pak.
Va
dit- door haar i'risch en jeugdig uiterlijk opvallen,
danken dit niet alleen aan de natuur, maar ook aan de natuur
lijke schoonbeidsfwhandeling met Creme Mouson met onder-
huidsche werking. Probeert U eens hoe Creme .Mouson in enkele
minuten Uw huid verfraait tengevolge van haar onderhuidsche
werking. De buitengewoon fijne oliën, vetten en andere werk
zame bestanddeelen van de Creme Mouson dringen door tot
in de onderste lagen van de huid en verfraaien haar van
binnenuit op natuurlijke wijze. Behandelt Uw gezicht dagelijks
met deze
t rijft een» wat Creme
Mouson op de rug van Uw
hand. In enkele seconden
dringt de creme in de huid
reeds is Uw hand frisrh
zarhtrose als n<
Mouson, 's morgens, 's avonds
L uitgaat, zoodat de onderhuidswerkzame
stoffen van de Creme Mouson voortdurend
in Uw huid doordringen en haar glad. strak
en jong maken.
Generaal Vertegen\voordiger»F. L. vollemans Zonen, Botterdam, Utrecht, Amsterdam.
VERVOLG VAN BLADZIJDE 35
taart lag, waarvan de aangebrande
korst den keukenmeester Hans geen
eer aandeed, maar die in 't midden
versierd was met 'n prachtige roos, die
wiegde op haar stengel.
„Wat is dat?" vroeg ze al meer en
meer verwonderd.
Ludwig voelde, dat hij moest spreken.
Hij deed 'n hovenmenschelijke poging.
„Neem me niet kwalijk, prinses,"
stamelde liij. „dat is. iets dat ik
breng.
„Ja, dat zie ik wel, maar waar naar
toe?.... Vooruit, wees maar niet
bang.
„Naar meneer Daniseheff."
„Naar meneer Daniseheff?" herhaalde
Lila verwonderd.
Ondanks zichzelf zei ze dat op zulk
'n toon, dat Ludwig durfde opkijken
Neen, de prinses keek niet kwaad.
en dadelijk begon liij te praten.
„Ja, prinses.Ik weet, dat hij
ziek is en onder 't personeel zeggen ze,
dat bij in moeilijkheden zit. 't Is jam
mer, want meneer Daniseheff is 'n fijne
kerel. Nu lieb ik gisteren 'n Fran-
schen koek voor hem gebakken; daar
houdt hij nogal van, heeft hij me eens
gezegd en voor de aardigheid heb ik
er 'n roos op gezet
Lila antwoordde niet.
„Mag ik hem toch naar hem toe
brengen?" vroeg de jongen met 'n
kloppend hart.
De prinses zei nog steeds niets, maar
ze glimlachte zoo lief, dat Ludwig,
zonder te weten waarom, zich er door
opgelucht voelde.
„Heb jij dat gemaakt?" vroeg ze.
„Ja, prinses."
„Heelemaal alleen?"
„Ja, prinses. Ik wou niet uitge
lachen worden door Hans. De korst is
wat aangebrand, maar ik denk, dat hij
toch wel goed zal smaken
,,'t Is heel goed, Ludwig," zei 't
meisje. „Ik ben er zeker van, dat je
koek fijn is. Wat 'n prachtige versie
ring! Meneer Daniseheff zal er heel blij
mee zijn. Ga hem maar gauw weg
brengen. Of neen, wacht eens even.
Ze wipte even haar kamer binnen en
kwam terug met 'n andere roos, die
ze in 't meesterstuk van Ludwig plantte.
„Ik vind ook, dat meneer Daniseheff
heel aardig is en twee rozen op je koek
staan nog beter dan één."
„O, prinses!" zei 't mannetje opge
togen.
„Dat moet je hem zeggen," vervolgde
Lila met 'n lichte opwinding in haar
stem. „En zeg hem ook maar gerust
van mij, dat ik hem goeden moed en
veel geluk wensch. Ga, maar, Ludwig."
De guit liet 't zich geen tweemaal
zeggen, 't Was hem juist of hij nu
vleugels had. 't Meisje keek hem na. Er
kwamen tranen in haar oogen.
XXVI
Jan Daniseheff trok de deur van de
bibliotheek open. Op 't gezicht van al
de menschen, die er in waren, deed hij
instinctmatig 'n stap achteruit.
„Gaat u binnen, gaat u binnen,
meneer," klonk achter hem de stem van
den commissaris. Er lag in die stem iets
als uitdagende spot.
Daniseheff zei geen woord, maar ver
bleekte nog meer. Hij kwam de enorme
zaal binnen onder 'n ademloos stil-
zwijgen. Martok kon groot gaan op dit
stukje werk. Hij had hier rond de
groote tafel, waarop geen blaadje papier
meer te zien was, 'n talrijke vergadering
bijeengeroepen. De prins van Sylvanië
bewaarde de onbeweeglijke houding,
die hij had aangenomen sinds 't aan
hangig zijn van de zaak, maar 't was hem
aan te zien, dat hij niet goed was en
zich slechts ten koste van veel inspan
ning deze gewilde ongevoeligheid op
legde. Karysch, zooals altijd eerste
klas, scheen zich te vervelen. In zijn
nabijheid stak Zicki z'n oude-vossen-
snuit vooruit vol nieuwsgierigheid en
gemaaktheid. Niet zonder verbazing
herkende hij Sarviz, die met z'n armen
over elkaar de aanwezigen stond te
bekijken met 'n onverstoorbaren, half
minachtenden glimlach, die den merk-
waardigsten indruk maakte. Verder
waren aanwezig de officier van justitie,
drie onbekenden, die er zeer verlegen
uitzagen en 'n man, slap en lang van
gestalte, op 't zien waarvan Jan 'n
rilling door z'n lichaam voelde loopen.
Dat was een van z'n lotgenooten, 'n
pakjesdrager, met wien hij vroeger
wel eens onder 'n afdak of 'n loods van
'n station geslapen had. Men was dus
van plan dien afschuwelijken tijd van
z'n leven weer te gaan ophalen. Hij
klemde z'n handen opeen en verzamelde
al z'n wilskracht. Maar opeens kwam
Sarviz met hoekige, onbehouwen be
wegingen, als van 'n automaat op hem
toe en gaf hem 'n gespierden handdruk.
De officier van justitie meende, dat
't tijd was op te treden. Hij gaf Dani
seheff 'n teeken tegenover hem plaats
te nemen en klopte met z'n beenigen
vinger op de tafel.
„Mijne heeren," zei hij, „de bijeen
komst is nu voltallig, dat wil zeggen"
en z'n oogen deden de ronde om de
tafel „allen, die ik vandaag heb
kunnen oproepen, zijn aanwezig. Me
neer de graaf Madany, die ook hier
verwacht werd, is door 'n onvoorziene
omstandigheid opgehouden, maar zal
niet lang wegblijven. We kunnen dus
beginnen zonder hem, hij zal zich
te gelegener tijd bij ons voegen."
Hij wachtte even.
„Ons onderzoek loopt, om te begin
nen, over de identiteit van dengene,
dien we tot nader order zullen aandui
den met den naam, dien hij zich zelf ge
geven heeft: Jan Daniseheff."
Er volgde op z'n woorden 'n lichte
stilte en hij keek den jongen met 'n
schuin oog aan. Daniseheff bewoog
niet. Misschien zelfs was z'n houding
nog meer verstard. Met z'n elleboog
licht op tafel leunend, keek hij den
officier aan met z'n grijze, vaste oogen,
nog 'n weinig verhard door de zenuw
achtige spanning. De tfficier kon 'n
gevoel van bewondering niet bedwingen,
'n Prachtige kerel waarachtig! Sterk,
lenig, schrander.... iemand, die nooit
hij de pakken zou gaan neerzitten. Hij
zag er zeker zoo voornaam uit als
Karysch, maar 't was 'n ander type.
Die twee laatste weken, die buitenge
woon zwaar voor hem geweest waren,
hadden hem niet terneergedrukt. Hij
was alleen wat vermagerd en op z'n
gezicht had zich 'n zekere onbeweeg
lijke hardheid vastgezet. Maar geen
zweem van verslagenheid of zelfs van
afmatting.De strijd tegen zoo'n
tegenstander beloofde nogal heet te
worden. Martok was er niet kwaad om.
Z'n overwinning zou er des te mooier
om zijn, want hij had goede hoop den
kerel te dwingen zich gewonnen te
géven.