DEBLIECK.
w,
BORDUURWERK
^7* ht nudd&t&cfó I/an UurbtM&t fó/unrtt-eeti 'Sc-Aï&éi /50^eJéa&^H
anneer
is
schadelijk
PHILIPS „BI-ARIATA" LAMPEN
het boek van Marcel Mathijs „Het Spook op den
Zolder" onder den popnlairen naam van „Filo-
meentje". Ten minste, ge weet dat Charlotte Kohier
deze voordracht geeft, omdat ge het in uw pro
gramma gelezen hebt.
Maar op het tooneel, vóór u, leeft Philomène
Deblieck. Een grootsche metamorphose heeft zich
voltrokken: een artiste slaagt er in zichzelf te doen
vergeten en een totaal ander menschelijk wezen in
haardplaats tot leven te brengen. Het wordt niet
opgeroepen in den geest van den volgzamen toeschou
wer, doch het spreekt tot u, urenlang, het belijdt u
zijn verdriet, het dringt u zijn schijndeugden op, het
moraliseert, het bemint, het haat, het strijdt, het
klaagt aan en beschuldigt, het bijt van zich af, op
een felle, vaak hartstochtelijke wijze en het laat, als
in een caricaturale harlekinade, zijn medemenschen
onder de misprijzende strieming van spottende
woorden op zichtbare wijze aan uw oogen, toehoorder,
voorbijtrekken. Dat alles doet Philomène Deblieck
in de persoon van Charlotte Kohier. Wij, die in
de zaal zitten en veilig buiten de tragiek van dit
leven staan, kijken toe en luisteren. Wij maken er
een feest van. Want aangenaam is voor ons het
vituoze gebaar waarmede de kunstenares ons den
stap van een veekoopman suggereert, zijn onhebbe-
lijkheidjes nu en dan met fijne naald etst of, op een
anderen keer, al onze aandacht opeischt voor de
punten van de schoenen van den onderpastoor, diep
in het zand.
We staren er naar en we zeggen bij onszelf, dat
het precies is alsof het schilderijen zijn die nu spreken.
Wij voelen de beklemming aan van het hooge
notarishuis, wij zien het koele, burgerlijke interieur
van het salon, wij herkennen in den zelfzuchtigen
notaris en zijn vrouw menschen uit onze omgeving,
of we trachten hun figuren er in overeenstemming
mee te brengen.
De artiste geeft een weergalooze, creatieve repro
ductie van Mathijs' boek. Het detail wordt tot in de
geringste onderdeelen behandeld en de woorden en
zinnen, door den auteur aan inspiratie en innerlijke
ontroering ontleend, gaan over in een meesterlijke
plastiek, die door de hand der grootste schilders zou
kunnen uitgebeeld zijn. Dit zijn de knappe bindmidde
len in de voordracht en 't werk, welke ons, wanneer zij
aan de beurt komen, ten zeerste bekoren, daarboven
alles pakt ons de tragische gemoedstoestand van dat
boerenmeisje, duidelijk weerklinkend in het eigen
aardige karakter van haar stem. Haar stem, haar
geluid, domineert al het andere, domineert de ruwe
klanken van den vader en het ronde, joviale orgaan
van den oom. Zij doet haar omgeving of het detail
verzinken, zij verraadt zóó goed de innerlijke roer
selen van Filomeentje, haar drijfveeren en bedoelin
gen, zij is zoo door en door menschelijk van welk
een zielige menschelijkheiddat wij het aange
name vermeien en de humoristische kanten van
de geschiedenis er graag voor missen en geob
sedeerd toeluisteren, als onder den aandrang van
de fatale gebeurtenis die ons te wachten staat.
Filomeentje, in een halven krans van matig
glanzend licht, op liet tooneel, en wij, in de donkere
zaal, worden één. Samen beminnen, haten en beschul
digen wij nu: zij, zooals het. gestimuleerd door
vreemde impulsen, in haar opkomt, wij, omdat ze
ons bij de hand genomen heeft, en uit medelijden,
omdat wij een jong leven op schrijnende wijze zien
verbloeien en te gronde gaan. Zóó treurig is het einde
dat ge haar zoudt willen volgen tot Gent, waar de
gevangenispoorten achter haar dichtslaan. En terwijl
het zware gordijn langzaam valt, blikt zij, een ver
steende gelijk, de wijde donkerte in, naar ons men
schen, die haar pijnlijken gang aanschouwden. Een
onvergetelijke blik, die ons niet uit de oogen wil,
zelfs nadat Philomène Deblieck onder machtig
applaus weer Charlotte Kohier geworden is.
Ga Charlotte Kohier bewonderen, zij brengt u, als
Philomène Deblieck, een groote ontroering.
Borduurwerk is verderfelijk voor Uw oogen,wan-
neer U die duizenden fijne steken maakt met te
weinig licht op Uw handen en Uw werk. Dat wreekt
zich onherroepelijk. Op den duur gaat Uw gezichts
vermogen achteruit en nerveuze hoofdpijnen tre
den op. Schat nooit zoo op het oog, of U bij vol
doende licht werkt. Laat nagaan, of in Uw midden-
licht wel een lamp van minstens 150 dekalumen
brandt en zorg voor 'n extra lamp vlak bij Uw werk.
Goed, overvloedig licht is 'n zegen voor Uw oogen.
De zuinige „Bi-Arlita" lampen schenken U voor
luttele centen een vollen avond overvloedig licht.