iztssc^ï-S' PLICHT IS PLICHT föhtf BLUE BAND - BLUE BAND i$ beft' w,rKc VA-TRO-HOt 10 ?<ïs onder w Su7clVan vele v en °iTC de **>reerTe/e- Een uitstekende leerares maar poppen zijn zelden ongehoor zaam. Zal het óók zoo gemakkelijk gaan, als zij „groot" geworden is? Maak haar bestand tegen de werkelijkheid van het leven. Voed haar niet alleen krachtig, maar geef haar vooral voedsel, rijk aan Vitaminen A en D. Geef haar Blue Band, de energie voeding, die haar gezond en krachtig zal maken, die haar helpt weerstand bieden aan ziekten, die haar stevige beenderen en een krachtig gebit zal gevenvoor „later". Geef haar Blue Band, rijk aan Vitaminen A en D. Smeer daarom gezond heid op de boterham - smeer Blue Band. Het smaakt iedereen goed - het doet iedereen goed. DANK U MAMMIE, NU IS MIJN I HOOFD- VERKOUDHEID AL VEEL BETERA JA, SCHAT, MAAR VOORTAAN VA-TRO-NOL EERDER GEBRUIKEN, DAN VOORKOM JE VELE VERKOUDHEDEN! Va-tro-nol in de het slijm, ver- vtwo-nolin de „c, slijm, ve de prikkeling. ,k.n slijmvliezen en minderen de gezw ,fmfn Nógbeter- laten U JUw neUs verstopt is wacht niet totLd(. Natuur te hel- Va-,ro:nol is spec a^n jnfecties - iSsif ieder neusgat Een paar oÜ^H.^.90 flacon. door Gordon Gurwit Patrouillewagen 512 draaide de Snell A venue, in en bereikte even later de uitgestrekte „prairiën" van Illinois, die bier en daar werden onderbroken door een alleenstaand huis. Dit was de zuid-westelijke grens van liet Chicagosche politiegebied. Carrigan zat met een verveeld gezicht achter het stuur en mopperde in allerlei toonaarden „Dit baantje bevalt me best," zei Mulvauey, die een „ervaring" van pas drie dagen had. „Den geheelen dag rondrijden in een fijnen auto en nou en dan eens even uitstappen om op te bellen! Het kon slechter!" „O, jat" vroeg Carrigan onverschillig. „Ik zou hier graag willen wonen," veranderde Mulvauey van onderwerp, terwijl hij zijn blikken over de omgeving liet dwalen. „Het zou reuze zijn hier 'n huisje te hebben met een tuin, waarin je je eigen groenten kon verbouwen." De radio maakte een einde aan hun gesprek. „Een bericht voor alle wagens! Sinds den grooten veembrand klaagt de brandweer er herhaaldelijk over, dat er steeds auto's voor de brandkranen staan geparkeerd. Personen, die hun wagens zoodanig hebben geplaatst, moeten worden bekeurd. Dank u." Carrigan haalde minachtend zijn schouders op. Plotseling echter schoot Mulvaney omhoog. „Kijk!" riep hij, terwijl hij voor zich uitwees. Een zoo goed als nieuwe, donkere Ford stond geparkeerd vlak voor een brandkraan. Er zat niemand in, doch de eigenaar woonde waarschijnlijk in een nabijgelegen, van hout opgetrokken huis. „We zullen dien snuiter even grijpen," sprak Mulvaney. „Ach!" protesteerde Carrigan. „Houd op alsjeblieft! Wat geeft dat nu! Laten we liever de vreemdelingenwijk door- tuffen en zien of ze zich daar rustig houden." Mulvaney schudde nadrukkelijk het hoofd. „Plicht is plicht!" zei hij ge wichtig. „Straks kunnen we de vreem delingenwijk wel 'ns doorrijden." Carrigan zuchtte diep. „Vooruit dan maar," antwoordde hij. De politiewagen stopte bij den don keren auto. Mulvaney liep met groote stappen naar het huis en belde aan. Er verscheen niemand. De plichtsgetrouwe agent liep om het gebouwtje heen, maar nauwelijks had hij de achterdeur bereikt of er sprong een man te voorschijn, die zonder eenige waarschuwing een revolver op Mulvaney afvuurde. De kogel scheurde zijn jas open, maar verwondde hem niet. Mulvaney schoot bliksemsnel naar voren en gaf zijn aanvaller een dus- danigen slag op de kaak, dat de schutter languit tegen den grond sloeg. Mulvaney ontnam hem zijn revolver en fouilleerde hem dadelijk. Behalve van nog een revol ver, was de man in het bezit van een Ford-contactsleutel en eenig geld; hij had evenwel geen papieren bij zich. Mulvaney trok hem overeind. „Is dat jouw wagen?" snauwde hij driftig. „Neen!" antwoordde de ander. Mul vaney greep hem in den kraag. „Je bent gearresteerd," vertelde hij zijn aanvaller. „Je hebt op me gescho ren, geineene schurkIk zal je voor alle zekerheid de boeien aandoen," besloot bij en voegde de daad bij het woord. „Dat is heel verstandig van je," zei Carrigan, die het schot had gehoord en ijlings om het huis was geloopen. Mulvaney probeerde den sleutel, dien hij den arrestant had afgenomen, op de Ford. Deze paste. Hij loodste den man achter in den politieauto en ging naast hein zitten. „Het is zijn wagen," vertelde hij Carrigan. „Hij heeft op ine geschoten, Bill, en had bovendien nog een tweede revolver in zijn zak. Misschien is het wel een bekend misdadiger." Carrigan was niet zoo onder den indruk. „We rijden naar het bureau en zullen dien kerel. H ij werd in de rede gevallen door den luidspreker „Bericht voor alle wagens! Pilger is in de stad gesignaleerd! Hij heeft den sheriff van Elgin vermoord en is hier heen gevlucht. Rijdt in een blauwen wagen. Dank u." „Ik zag er een op de Western Avenue," zei Carrigan. „Laten we even terug gaan." „Zouden we niet eerst dezen vent af leveren, Bill?" stelde Mulvaney voor. Eenige. minuten lang sprak niemand toen klonk opnieuw de stem van den omroeper „Pilger heeft een politieagent in Hinsdale neergeschoten. Hij rijdt thans in een bruine Oldsmobile coupé. Er wordt een belooning van zevenduizend vijfhonderd dollar uitgeloofd voor zijn arrestatie." Wederom kwam een bericht „Bericht voor alle wagens! Pilger is gesignaleerd in Lagrange, rijdende in een grijskleurige Chevrolet. Daarna heeft hij den bestuurder van een groene Hudson overvallen, neergeschoten en is met den wagen verdwenen. De „Mor- genpost" looft vijfduizend dollar extra uit voor zijn arrestatie." „Ik zou dien knaap wel eens willen ontmoeten," zei Mulvaney peinzend. „Kerel! Wat zouden we voor twaalf en een half duizend dollar een hoop kunnen koopen!" Het politiebureau zat vol politie agenten en detectives, gereed om jacht te maken op den grootsten misdadiger, die ooit in de stad was gesignaleerd. Toen Mulvaney binnentrad, heerschte er plotseling een doodsche stilte in het vertrek. Hij leidde zijn tegenspartelen den, doch machteloozen arrestant tus- schen twee rijen politiebeambten door naar voren. De brigadier keek hem ver baasd aan. „Wat?" begon hij. „Wat...." Mulvaney grinnikte. „We hebben de radio-orders opgevolgd, brigadier. Deze kerel heeft, toen ik hem wilde bekeuren, op me geschotenhij had ook nog een tweede revolver in zijn zak." Mulvaney legde de beide vuurwapens op de tafel. „Heb heb jij hem neergeslagen, Mulvaney?" „Dat moest ik wel. Anders had hij mij om zeep gebracht." Er werd opgewonden onder de aan wezige detectives gefluisterd: „Pilger! Dat is Pilger de moordenaar!" De brigadier staarde zijn onder geschikte, die pas drie dagen zijii taak ver vulde, met groote oogen aan. „Wat is de aanklacht?" vroeg hij ernstig. „Moordaanslag op een ambtenaar in functie," antwoordde Mulvaney plech tig. Ongeloof, verbazing en ontzetting streden om den voorrang op het gezicht van den gevangene, toen Mulvaney ver volgde: „Ik wilde hem namelijk bekeu ren, omdat zijn wagen voor een brand kraan stond geparkeerd!"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 10