MILITAIRE HERINNERINGEN
LliND GOED, AL GOED
27
met Mientje te zamen op de canapé komt te
zitten.
't Gezelschap krijgt 'n kopje thee, Mientje loopt
met koekjes, haar vader met dikke sigaren en spoedig
ontspint zich 'n geanimeerd gesprek. Natuurlijk
gaat het over den dienst, 'n onderwerp, waar ook
de heer des huizes veel belang in stelt, want stond
hij niet in 1914-1918 aan onze grenzen?
Al gauw komen de sterke verhalen los en nu moet
u goed opletten, want thans begint onze Kerst
prijsvraag.
„Toen ik in 1914 op moest komen, hadden ze me
bij vergissing twee linkerschoenen gegeven," vertelt
Mientje's vader. „Nou,daar liep ik mee te hinken door
de kazerne, maar gelukkig kom ik den1 van
de week tegen met z'n bananenschillen op z'n mouw.
Maar die zei, dat ik bij z'n baas moest wezen, den
2 van de week. Die liep net heel hard met een
rapportje in z'n hand en stuurde me naar 't bureau.
Daar zat natuurlijk de3 te schrijven en die
zeida's 'n zaak voor den kompiescommandant, dus
ik naar den4. Nou, die lachte zich 'n kriek,
toen ik daar met m'n twee linkervoeten kwam aan
hinken. Maar toen kreeg ik gelukkig 'n bonnetje en
daar moest ik mee naar de rustkamer gaan oin bij
den5 een rechterschoen te halen."
„Hebben jullie gehoord, jongens?" begint
korporaal Papkind nu. „Volgende week moe
ten we parade maken. Onze overste is bevor
derd tot6 en nu krijgen we een
nieuwen kantonnementscommandant."
„Is dat érg hoog?" informeert de vrouw
des huizes, die inmiddels met den theepot
rondgaat. Zoo langzamerhand weet zij 't ver
schil tusschen een korporaal en een soldaat,
doch verder reikt haar militaire kennis niet.
„Of dat hóóg is!" verzekert de korporaal vol
edele geestdrift.
„Kan meneer Papkind dat ook worden?"
wil Mientje weten.
Nee, koiporaal Papkind moet beseheidenlijk
toegeven, dat het bereiken van een derge-
lijken rang voor hem niet is weggelegd.
„Maar sergeant kan ie misschien wél wor
den," licht de heer des huizes zijn dochter
in. En als de korporaal nou beroepsmilitair
was, kon ie 't nog 'n heel eind verder brengen.
Dan werd ie7, da's de hoogste onderoffi
ciersrang."
„Tjonge, wat souw Papkind dan ferwaond worde,"
veronderstelt Overstappie. „Dan liep ie fan pure
ferbeelding naost se sehoene!"
„Doen jullie allemaal mee aan die parade?" vraagt
Mientje. „Dan kom ik vóst kijken."
„As je d'r maor op rekent, dat Jilles niet naor je
mag wuive," zegt Overstappie. „Wat sit je toch
sikkeneurig te kijke, Jilles. Weer last fan iepesiekte?"
„Jou moete...." begint Jilles
nijdig, doch gelukkig bedenkt hij
zich bijtijds en stelt z'n stellig niet
malsche ontboezeming tot 'n later
tijdstip uit.
„Jilles moet noodig weer 's op
ziekenrapport," meent Opa.
„Daar ben 'k al 'weest," zegt
Jilles stuursch. „En de8
heb mien heelemaal beklopt met
zoo'n hamerke. Jou benne 'n beetje
verkouwe, zeit ie en toen heb zoo'n
doodgewone9 me 'n aspe-
rientje geven."
De heer des huizes wil nu, als
oud-strijder van 1914-1918, meer
van de aanstaande parade weten,
in geen geval wil hij dit militaire
schouwspel missen.
„In de vorige mobilisatie lieb ik
heel wat parades gemaakt." ver
telt hij. „M'n eerste was aan de
grens toen 'n paar vaandrigs wer
den beëedigd tot10. En
later moesten we nog 's naar Den Haag en daar
hebben we gedefileerd op het Malieveld. We werden
geïnspecteerd door 'n opperofficier met 'n platte
pet, dat was dus 'n echte11. Zooveel gouwe
kragen als daar heb ik nog
nooit van me leven bij
elkaar gezien. Er kwamen
ook twee zeeofficieren aan
te pas. De oudste was een
1 2 en zijn adjudant
had den rang van13"
Drommels, de eerzame
vischhandelaar blijkt nog aardig thuis te zijn in z'n
rangen en graden!
„Heeft u bij de infanterie gediend?" vraagt
Papkind.
Nee, dat heeft de heer des huizes
niet. In z'n jonge jaren ging hij
nogal veel met paarden om en
toen hij werd ingelijfd, kwam hij
dus bij de14.
„Ik heb het zelfs tot wacht
meester geschopt," vertelt hij
trotsch. „Had je me met m'n
sporen moeten hooren rinkelen!
Maar die kanonnen, waar we toen
mee schoten, zagen d'r heel wat
anders uit dan dat spul, dat ik nou
wel's hier door de straat zie komen."
„M'n vader heeft de vorige mo
bilisatie ook meegemaakt," zegt
Rinus. „Hij is timmerman van
zijn vak en dus werd ie inge
deeld bij de15. Hij moest
bruggen bouwen en al dat soort
karweitjes. Ik was toen nog een
kleine jongen, maar ik weet nog
goed, dat m'n vader in 1918 voor
goed weer thuiskwam. Jongen,
zei die, wat ik nou die vier jaren
heb meegemaakt, zal jij nooit bele
ven. Maar nu zit ik er zélf in.
„Tja," zegt Mientje's vader.
„Dat dachten we toen allemaal."
Dan wordt het even stil. Zwij
gend kijken we naar de dansende
kaarsvlammen in den Kerstboom.
„Vólgende Kerstmis zijn jullie al lang weer naar
huis," troost de vrouw des huizes. „In de krant...."
Ja, maar in de krant staat zoovéél. Als je
dat allemaal gelooven moet.
„Sonde, dat Jilles se trekpiano niet heb
v f meegenome," zegt Overstappie, die blijkbaar
van onderwerp wenscht te veranderen.
„Is meneer Jilles zoo muzikaal?" infor
meert Mientje's moeder.
„Musikaol?" schettert de facteur, ,,'t Is
gewoon 'n miraokel! En singe dat die gooser
ken, kompleet Karuso! Ses jaor heb ie zang
les gehad."
„Zes jaar!" verwondert zich Mientje,
„Ja, op de laogere school," legt Overstap
pie uit. „En naoderhand heb ie sellef se stem
soo'n beetje getreend. Trouwes, in snurreke
is ie óók geweldig!"
Doch nu kijkt de brave Jilles zóó woest,
dat motorordonnans Rinus maar gauw over
iets anders begint. „Hebben jullie vanmiddag
dat eskader zien oefenen?" vraagt hij. „De
eene looping na de andere. Als jongen heb ik
ook altijd bij den16 gewild, 't leek me
wel lollig den boel 's van boven te bekijken.
Maar ik kreeg geen kans, ze stopten me bij
de17 in Den Haag. Toen ik later m'n
rijbewijzen haalde, werd ik ♦overgeplaatst
naar den motordienst."
„Net als die eene kapitein van ons,"
vertelt Papkind. „Verleden jaar, toen hij
nog.18 was, heeft hij z'n proeven moeten
afleggen en zoodra z'n bevordering afkwam, is
hij ook naar Haarlem gegaan."
„Ja, tegenwoordig zie je niks dan auto's en stoom-
fietsen," zegt de heer des huizes. „Dat was in mijn
tijd anders. Als kapitein zat je op 'n fiets en als je
dan promotie maakte en19 werd, kwam je
op 'n paard te zitten."
„Paarden hebben afgedaan," verklaart Opa zaak
kundig. „We worden gemotoriseerd, weet u."
„Mot je die ouwe man hooren," hoont Over
stappie. „Gewoonweg sonde dat se 'm niet bij de
ginneraole staf hebbe geset."
„Elke morgen komt d'r hier toch 'n officier op 'n
paard voorbij," zegt mevrouw.
„Ja, dat is onze regimentscommandant," licht
de korporaal haar in.
„Ja, wat het is weet ik natuurlijk niet. Ik
heb wel gezien dat hij iets van goud op z'n kraag
heeft."
„Twee sterren en 'n balk," zegt haar deskundige
echtgenoot, ,,'t Is een20
„Maar nu moeten jullie ophouden over die sterren
en balken," meent Mientje. „Zouden we niet 's kijken,
wat er in die pakjes zit?" Dat is een goed idee. De
pakjes gaan open en dan blijkt, dat de gulle familie
uitstekend voor de gemobiliseerde landsverdedigers
heeft gezorgd. Zelfs Jilles trekt bij. als hij de prach
tige wanten in z'n hand houdt, die Mientje zelf voor
hem heeft gebreid, 't Wordt erg gezellig rond den
Kerstboom. Overstappie krijgt Jilles zelfs zoo ver.
dat hij hij de piano zijn nationale hymne „Frysk
bloed sjuch op" met bulderende stem zingt!
Dater zit Jilles heel innig met Mientje op de canapé
te keuvelen en tot slot komt het, onder de mistletoe,