30
pe^oefe op ivcvstabonb....
Yoor een heerenkamer was het vertrek bespotte
lijk klein van afmetingen en veel te spaar
zaam belicht. Zware eikenhouten boeken
planken langs de wandeneen ouderwetsehe
kolomkachel in het middeneen stijllooze mahonie
schrijftafel voor een der vensters, die op het noorden
uitzageneen veldbed en een gebeeldhouwde Tudor-
stoel: het geheel maakte eer den indruk van een
rommelkamertje op zolder dan van een heerenkamer
van een groot buiten en men kon er zich niet
roeren, zonder zich ergens aan te stooten. Al was
het alleen maar aan de smakeloosheid, waarmee
wijlen John Thomas zich hier had omringd.
Philip Chester, zijn erfgenaam, wierp een afkeuren
den blik in het rond. Hij had John Thomas nooit ge
kend, maar hij scheen hier te hebben geleefd als een
kluizenaar. Een menschenschuwen ouden man, die
met geen levende ziel omging en de laatste tien jaren
zelfs zijn kamer niet meer verliet, had Dick, de oude
huisbewaarder, hem. getypeerd en men hoefde hier
slechts zijn oogen den kost te geven om te weten, dat
hij een vrij goed beeld van den pas overleden eigenaar
van Tintagel had opgehangen. Want alles in de kamer
verkeerde in een vervuilden staat en de vensters zaten
onwrikbaar vastgeroest in de sponningen. De oude
John Thomas scheen niet alleen de menschen, maar
ook het leven en zelfs de zon te hebben geschuwd
Op de schrijftafel lag een soort dagboek van den
zonderling. Philip had het juist uit handen gelegd en
tot zijn verrassing bespeurde hij thans, dat hij er
twee volle uren mee had zoekgebraclit. Het was zijn
bedoeling slechts geweest hier even een boek te halen,
maar toen hij dit geschrift toevallig vond, werd hij
door de eerste regels zoozeer geboeid, dat hij den tijd
en de warme kamer die hij zooeven verlaten had,
heelemaal had vergeten en het niet eerder had neer
gelegd. voor hij het tot den laatsten regel had door
gelezen.
Nu pas voelde. Philip Chester, dat hij tot op zijn
gebeente verkild was. Het was de laatste der donkere
dagen voor Kerstmis en ofschoon het pas twee uur
was, begon het daglicht reeds te wijken uit het groote
sombere huis, dat hij dien dag voor het eerst het
zijne kon noemen.
Hol klonken zijn schreden door de kille gangen. Hij
liep de hal door en de trap op en trad boven een veel
ruimer vertrek binnen. Het had de afmetingen van
een zaal en eeuwenlang had het de opvolgende gene
raties, die Tintagel hadden bewoond, tot slaapvertrek
gediend. De hooge, eikenhouten lambrizeering zag
bijna zwart van ouderdom en het bed met zijn zware
consoles en troonhemel deed eveneens denken aan
een Methusalemsch bestaan. Behalve een zware com
mode uit den Tudortijd en een paar hooggerugde
zetels bevatte het vertrek geen ander meubilair. Het
maakte 'n onbehaaglijken, somberen indruk en bijna
spookachtig geheimzinnig weerkaatsten de wanden
elk geluid in deze enorme kamer.
"'P juried
DOOR MORTIMER HEURTER
„De spookkamer van Tintagel," had Dick hem in
gelicht, toen hij hem liet huis had rondgeleid. Hij
scheen niet van zins 'de deur te openen en toen
Philip zelf den sleutel in het roestige slot had omge
draaid, was hij niet te bewegen geweest, den drempel
te overschrijden. „Vroe
ger was het de slaap
kamer, zooals u ziet,"
ging hij fluisterend voort
„Van mijn vader heb ik
wel eens gehoord, dat
meneer Thomas hier ook
nog geslapen heeft. Maar
niet lang en dat is al een
heelen tijd geleden. In di
laatste zestig jaar is dit
bed niet meer besla
pen.
Zestig jaar, een men-
sclienleeftijd, dacht Phi
lip. Zoolang had John
Thomas zich ongestoord
in het bezit van zijn erfe
nis mogen verheugen
Want hij was vierentwin
tig geweest, toen Tintage
zijn eigendomwerd en een
maand geleden, vier dagen
voor zijn dood, was hij
vijfentachtig geworden
Een gezegende leeftijd,
maar John Thomas scheen
zijn vele jaren niet als
een zegen te hebben be
schouwd. ofschoon het
hem aan geld en goed
niet ontbroken had. Dat
getuigde althans zijn zon
derlinge levenswijze.
Philip liet zich niet afschrikken door spoken. Hij
had het vertrek onmiddellijk bestemd voor biblio
theek en om den angst van Dick die met zijn vijftig
jaren wijzer moest zijn, vond hij in een belachelijk
daglicht te stellen, had hij zelf vuur in de groote
schouw aangelegd en zich voorgenomen tijdens de
Kerstdagen hier te slapen. Thans was het vertrek
behaaglijk warm en had het "reeds veel aan huiselijk
heid gewonnen.
Philip droeg een stoel naar den haard en plaatste
zijn voeten op het liaardijzer. Met een zucht van
tevredenheid leunde hij achterover. De eenige zorg
die hem kwelde voor de eerstkomende dagen was die
voor zijn maag. Levensmiddelen waren in de provisie
kamers van Tintagel sinds lang niet meer voorradig;
John Thomas had zich, wat zijn
maaltijden betreft, de laatste tien
jaren tevreden gesteld met wat
Dick in zijn tuinhuis dagelijks voor
hem brouwde.
Maar het dorp was dichtbij en
Dick was erop uitgegaan om het
tekort aan te vullen. Hij hoopte,
dat hij gauw terugkwam, want
over een uur kwam de trein uit
Londen aan. Mary moest het maar
terstond weten, als zij uitstapte.
Dat bespaarde haar een wandeling
door de kou naar Tintagel en hun
beiden een pijnlijk afscheid
De zorglijke rimpel, die voor
een oogenblik tusschen zijn wenk
brauwen verschenen was, verdween
weer en met een droomenden blik
staarde hij in het houtvuur, dat
de somberheid van de donkere wan
den brak met een grillig yl'ammen-
schijnsel.
„Kent u.in Lanerdale dat
oude huis*, met het uithang
bord „Fox and Hounds"
aan den gevel
„De spookkamer van Tintagel
had
A.
Diek hem verteld
In het park van Tintagel dwar
relde de sneeuw, bedekte de voet
paden en plekte tegen de stammen
der oude eiken. In en om hét groote
huis was het stil. Zij had iets onwezenlijks die stilte,
wijl zelfs het vertrouwde tiktakken van een klok zich
niet liet hooren. Philip hoorde niets dan het klop
pen van zijn eigen slapen en de fluisterstem in zijn
hart, die zich met zijn plannen bezig hield.
Doch eensklaps werd die doodsche stilte verbroken
door een licht gerucht, dat uit den hoek hij het bed
scheen te komen. Philip wendde zijn hoofd om. Dat is
Dick. of het spook, dacht hij geamuseerd. Het
volgende oogenblik ging de deur in den hoek open.
Hij voelde zich eenigszins teleurgesteld, toen hij ont
dekte, dat het noch Dick, noch het spook was, dat
ongenood bij hem binnen trad. Het was een jonge
man, even in de twintig zoo op liet oog. Hij wierp een
vluchtigen blik in het rond en vesligde tenslotte zijn
oogen op Philip's gelaat. Daarop nam hij den tweeden
zetel bij het bed op en plaatste zich tegenover hem
aan de schouw.
Philip had hem verrast laten begaan.
„Hallo," begon zijn onbekende bezoeker. „De erf
genaam van Jolm Thomas?"
„Jawel," antwoordde Philip. Zijn
wenkbrauwen waren samengefronst
de brutaliteit van den indringer stond
hem niet aan. „Wie bent u?" vroeg
hij kort.
De ander glimlachte. „Kent u mij
niet? Herinnert u zich
eens goed."
„Neen," zei Philip
hoofdschuddend. Het
prettige open glimlachje,
waarmee de onbekende
hem aanblikte, had hem
ontwapend. „U komt mij
wel eenigszins bekend
voor," voegde hij er aar
zelend aan toe, „maar
toch ben ik er niet zeker
van, dat ik u al eens ooit
heb ontmoet."
Met een vaag gebaar
liet zijn bezoeker de
vraag, wie hij was, rusten. „Het is een mooi goed,
dat u hebt geërfd," hernam hij. „En een flink jaar
geld op den koop toe. U bent een geluksvogel. Was
u familie van John Thomas?"
„Neen, tot voor weinige dagen geleden had ik zelfs
geen flauw vermoeden van zijn bestaan. Noch van
zijn dood. Het goed is in een zijlinie terechtgekomen,
begrijpt u? En ik ben er de éérste eigenaar van."
„Een aardig Kerstgeschenk," lachte de ander.
„Een even onverwacht geschenk, als het voor John
Thomas zestig jaar geleden was. Ik hoop dat u er
meer plezier van zult hebben dan hij. Tintagel heeft
hem geen geluk gebracht. „Het spook" vergalde zijn
leven. Neen, neen, lach niet; luister liever. Ik ben
hier gekomen om u te waarschuwen. U bent jong...."
„Dertig jaar.
„Juist, u hebt dus nog een heel leven voor u. Een
nieuw leven. Tot nu toe is het u niet erg voor den
wind gegaan, wel?"
„Neen," zei Philip met tegenzin in zijn stem. „Maar
ik begrijp niet.
„Waarom ik mij in uw intieme aangelegenheden
meng?" viel zijn bezoeker hem in de rede. „Maar dat
zult u dadelijk begrijpen, Philip Chester. Ik sprak
over John Thomas. Hij had er ook geen vermoeden
van dat deze erfenis hem wachtte en evenals u, had
hij een harde jeugd gehad. Hij had een meisje.
Kent u in Lanerdale dat oude huis met het uithang
bord „Fox and Hounds" aan den gevel? Dat was
haar ouderlijk huis.
„Een meisje?" vroeg Philip.
De bezoeker knikte. Hij had zijn oogen van Philip
afgewend en staarde met een peinzende uitdrukking
in liet'vuur, terwijl hij sprak. „Lucy, heette ze. Zij
was van eenvoudige afkomst, evenals John Thomas
zelf. Hij hield veel van haar.. Héél veel, in die dagen
ten minste. Als u haar geschiedenis kent, zult u niet
meer lachen om het spook van "tintagel
De onbekende bezoeker zweeg even. Philip wachtte
onrustig. Hij had het opgegeven een verklaring te
zoeken voor het doel van dit geheimzinnig bezoek;
het was of een inwendige stem hem zei, dat het raad
sel zichzelf zou verklaren.