32
veertig jaar en dus in de kracht van zijn leven.
In dien tijd had hij kennis gemaakt met twee zus
iers. die de laatste overlevenden waren van een der
oudste en aanzienlijkste geslachten van Cornwall.
Ma lang beraad had hij op de jongste van hen zijn
keus gevestigd; een schoon meisje, dat vijftien*jaar
jonger was dan hij. De liefde speelde hoegenaamd
geen rol hij die voorkeur; hij wenschte dit huwelijk
slechts, omdat het hein toegang verschafte tot de
hoogste kringen, die tot nu toe voor 'n parvenu als hij
hermetisch gesloten waren gebleven.
De beide dames bewoonden een groot buiten in den
omtrek van Lauerdale, het dorpje, waarin hij zooveel
teedere jeugdherinneringen voor altijd had achter
gelaten. Het kostte hem weinig moeite een uit-
noodiging te bemachtigen en op een winterdag reisde
hij af naar Lauerdale om Oud en Nieuwjaar op het
buiten door te brengen. De hartelijke ontvangst deed
hem het beste hopen van zijn plannen en gaf hem
zooveel moed, dat hij besloot de eerste de beste gun
stige gelegenheid aan te grijpen, om zijn verliefde
bedoelingen kenbaar te maken.
Maar dienzelfden avond.
De verlialer stokte even, alsof er plotseling een
brok in zijn keel schoot.
,,Dien avond, toen hij op het punt stond zijn eer
zuchtige verwachtingen nieuwe perspectieven te
openen, luidde in het dorp Lauerdale de klok voor een
doode. zooals sinds eeuwen de gewoonte is geweest.
John Thomas bevond zich op zijn kamer en een
knecht was hem behulpzaam zich te kleeden voor
het diner.
,,Een doode?" vroeg John Thomas. Hij was in een
zeer tevreden stemming en niet het minst voorbereid
op het antwoord, dat hij te liooren zou krijgen.
„Ja, meneer," zei de knecht. „Een zekere Lucy
Trentham. Vroeger het mooiste en zedigste meisje
van het dorp. Ik weet niet hoe de vreemde ziekte heet,
waaraan zij leed, maar zij kwijnde langzaam weg. Ze
zeggen dat zij beter had kunnen worden, als zij maar
had gewild. Maar zij had een geheim verdriet en daar
om wilde zij niet. Oud hartzeer, zeggen de menschen
in het dorp, maar het fijne van de geschiedenis weet
ik niet, meneer.
De knecht kende hem niet en had er dus geen ver
moeden van hoe giftig de angel was, die hij met zijn
woorden in het hart* van John Thomas dreef. En een
giftige angel was het. Want dienzelfden nacht liet de
stem van zijn geweten zich hoorenzoolang reeds
door de stemmen van den hoogmoed en de eerzucht
onderdrukt. En die stem sprak zóó luid en overstelpte
hem met zóóveel verwijten, dat
John Thomas den volgenden dag
vertrok. Zijn afscheid leek op een
vlucht en sindsdien leefde hij hier zijn
teruggetrokken bestaan, dag en nacht
gekweld door wroeging en zelfver
wijt. Zijn eigen geweten was het
spook, dat al die jaren op Tintagel
huisde en het achtervolgde hem,
waar hij zich ook bevond. In de
veertig jaren die hem nog beschoren
waren, heeft het hem geen dag en geen
uur van den nacht verlaten; het
heeft hem beroofd van zijn eerzuch
tige plannen, van zijn rust en van
alle levensvreugde. De jaren hebben
hem ongelukkiger en somberder
zien worden en eiken dag eenzamer.
Totdat hij eindelijk werd wat hij de
laatste tien jaren was: een men-
schenhater, verward van geest, die
overal spoken begon te zien en
daarom zelfs zijn kamer niet meer
durfde verlaten. Tot eindelijk de
dood hem verloste van het spook en
zijn geest rust vond.
Dit is in het kort de geschiedenis
van den man, wiens erfgenaam u
bent," hernam de bezoeker na een
korte pauze en toen Philip hem aan
keek, leek het hem toe, of de ander
plotseling jaren ouder geworden was.
„Toen ik zooeven bij u binnentrad
zei ik, dat ik gekomen was om u te
waarschuwen. Om u te waarschuwen
voor het spook. Want dit is een dag,
als die van zestig jaar geleden en er
zijn méér Lucy's in de wereld, zei
ik reeds. En ook de kwade geesten
van de eerzucht en den hoogmoed zijn
de wereld nog niet uitgebannen. Ik
weet niet, of óók de liefde van
uw Lucy even machtig is als de
dood, die het leven overwint....?"
Vragend keek de vreemde op en om
Philip's mond beefde een lichte kramp.
„Even machtig,"verzekerde hij ernstig.
„Ook zij zou eraan. neen," onder
brak hij zichzelf zenuwachtig, „laat ik
er niet aan denken. Het is immers
ónze geschiedenis niet, die u hebt ver
haalt. Mijn Lucy heet Mary Oobham.
Maar ik geloof. ik geloof, dat dit
het: éénige verschil is tusschen hen
beiden
Na deze woorden sprong Philip
plotseling op. Er werd hard tegen de
deur gebonsd. Hij wreef zijn oogen uit
en keek naar de plek, waar zijn ge
heimzinnige bezoeker zooeven gezeten
had. Maar zelfs de hooggerugde stoel
stond daar niet meer en hij begreep
eensklaps, dat die daar nooit had ge
staan. Hij was ingedut bij het vuur
en deze geheimzinnige ontmoeting
had hij alleen maar gedroomd. Het
was de geschiedenis, die hij zooeven in
het dagboek van John Thomas had
gelezen en de vreemde bezoeker, dien hij in zijn
verontruste verbeelding had aanschouwd, was het
trouwe evenbeeld van Jolin Thomas, wiens geschil
derd portret beneden in de hal hing.
Met groote, driftige stappen liep Philip naar de
deur. Op de gang stond Dick, het factotum van den
vorigen erfgenaam van Tintagel. „En. Dick...."
vroeg hij levendig, weer heelemaal wakker.
„Nou, meneer, ik heb toch nog alles in huis gekre
gen voor de Kerstdagen," glunderde Dick. „Zelfs heb
ik nog kans gezien een vette Kerstgans machtig te
worden. En de waard uit „De gouden Graal" zal voor
een plumpudding zorgen. Maar nu zal ik me moeten
haasten, om op tijd aan het station te zijn,
meneer. Over 'n half uur kan de juffrouw aan
komen."
Philip ('hester legde ecu hand op den schouder van
den ouden man. „Dick," hernam hij ernstig, „wat heb
ik je opgedragen tegen de juffrouw te zeggen?"
Dick zette een paar verwonderde oogen op. „Wat
u me hebt opgedragen, meneer? Wel, ik moest de
juffrouw zeggen, dat u haar brief te laat ontving, om
haar aangekondigd bezoek nog te kunnen voorkomen.
En verder dat u hier maar een uurtje bent geweest en
toen voor onbepaalden tijd n«»» ««botland bent ver-
De hartelijke ontvangst deed hem het beste hopen van zijn plannen
Tegen een wegwijzer, dien men u nog kan toon en, en zij was de
ongelukkigste van allen
trokken. Zoodra u na tverstmis tijd had, zou u haar
schrijven.
„Jnist, maar ik licb m'n plannen plotseling gewij
zigd," knikte Philip. „Ik zal juffrouw Mary zelf van
den trein halen. En jij gaat terug naar het dorp en
bestelt logies voor de juffrouw in „De gouden Graal".
En verder koop je bloemen, zoovéél bloemen je dragen
kunt, en vooral mistletoe, veel mistletoe. We zullen
hier een blij Kerstfeest vieren, Dick.
In alle vertrekken van Tintagel, groote en kleine,
knapte en knetterde dien Kerstmorgen een vroolijk
houtvuur. „Om den somberen geest der herinnering
uit het groote huis op de vlucht te jagen," had Philip
gezegd.
Hand in hand dwaalden ze door de kamers en
gangen. Mary en Philip, en Philip had zijn meisje
nog nooit zoo mooi en lief gevonden als dezen mor
gen, nu zij met een kleur van opwinding en schitte
rende oogen van opgetogenheid en blijdschap naar
zijn plannen luisterde.
„Ik kan mij nog niet goed voorstellen, dat dit alles
werkelijkheid is, Pliil," vlijde zij zich tegen hem aan.
„Denk je zoo'n verandering eens in: '11 eenvoudige
dorpsschooljuffrouw, voortaan chatelaine van zoo'n
groot kasteel.
„En de aangebeden wederhelft
van '11 man niet zóó'n inkomen,"
lachte Philip plagend.
..Phil." hernam zij ernstig, „wil je
gelooven, dat ik bang ben geweest,
erg bang, toen ik dit hoorde en een
paar dagen niets van je vernam? Ja,
straf me maar gerust met een ver
wijtenden blik, Phil. Nu schaam ik
me over dat gebrek aan vertrouwen,
maar ik moest het je toch zeggen. De
herinnering eraan is me sinds gister
avond blijven kwellen en daérom
vond ik, dat ik het je zeggen moest...."
Phil kuste haar. Hij wierp haar een
vreemden blik toe, maar daar lag zelfs
geen schijn van verwijt in. „Kom
mee," zei hij. haar hand nemend en
toen wierp hij een deur open.
„En dit is de spookkamer van Tin
tagel," vervolgde hij, half schertsend.
Angstig drukte zij zich tegen hem
tan. „Brrr. bedoel je dat liet hier
echt spookt, Phil? Neen, toch zeker;
or bestaan immers geen spoken?"
„Ze hebben hier bestaan," ant
woordde Phil ernstig. „John Thomas
is er een half menschenleven lang
door gekweld geweest. E11 bijna zou
ik die kwelgeesten ook over mijn
eigen leven hebben afgeroepen. Maar
ga zitten, hier, dicht bij het vuur, dan
zal ik je een geschiedenis vertellen...."
En met zijn arm om haar heen
geslagen, zeer ernstig en berouwvol,
verhaalde hij haar zijn droom van
den vorigen avond. En van buiten
drongen de feestelijke klanken van
de Kerstklokken tot binnen de hechte
muren van Tintagel door en brach
ten den vrede des harten aan alle
menschen van goeden wil