a gekraakt scliip in brand, en terwijl het sissend weg zonk dreven er lijken, ploeterden gewonden een laat- sten zwemslag uit, dansten er sloepen en vlotten vol jammergestalten een lot van wijde ontbering in. naar redding heel misschien, naar een marteldood meer waarschijnlijk. En ginds lagen de klei- en hei velden dooraderd met geulen, waarin mensclien wemelden en kleefden als torren. Millioenen dragers van wereldleed, uit een beschaafd en gelukkig be staan gestooten, samenscholend in moddergroeven. Zoo velen onder die millioenen waren van goeden wil maar waar was hun vrede op aarde, hun Kerstdeel? Ruige kleeren, van camouflage-tint, waren hun feestcostuum. Daar droegen zij patroon- tasschen op in plaats van hulst, en een rot geweren was hun Kerstboom. Hun baarden groeiden verward - waarvoor zouden zij zich scheren, als zij toch geen meisje konden kus sen onder mistletoe. waarvoor zouden ze een kaak glad houden, die hun misschien straks werd afgeschoten? Zij hoorden geen gebeier van klokken boven hun hoofden. „liefde en vrede. maar gegrom van machi nes, die dropen van dyna miet en staal. „houd je gedekt!" Zij stonden tot hun knieën in ijzig drab, hun voeten zwollen stijf en voos tot een signaal beval, uit de mod- dernesten vol ongedierte te kruipen en voort te sluipen of te stormen naar een lijn, die ze vuur zagen braken. om te trach ten, daar een mensch te bereiken, óók iemand met zoo'n ruigen baard en witte oogen in een vuil gezicht, en hem zoo mo gelijk een bajonet in 't lijf te jagen, op een teere plek tusschen een helm en twee voos gezwollen voeten Zóó kwam in 1914 Kerstmis voor millioenen jonge kerels, die met lachende oogen het rijke,.blijde leven tegemoet waren getreden. Een gepantserde hand had hen gegrepen ên rondgedraaid en voortgestompt den anderen kant op die loopgraven in,naar dievuur- brakende lijn toe. Op den eersten Kerstdag toen de één zich had willen verloven, en de ander wachten zou op de geboorte van zijn bloedeigen Kerstkindje lagen er duizend van die jonge kerels ergens op een heuvelhelling of in een bosch, of in een zieken huisbed, duizend of tienduizend, wie telde het? Zonder oogen of zonder beenen, scherven staal in hun longen of hun hersenen, vergiftigd of verman geld! Is 't niet om te huilen, dat er nog zaten in die loop graven, vélen, die nog niet afgeknot waren, nog niet blind geschoten en zelfs nog niet krankzinnig van angst (al konden zij het morgen worden) en nog geloof en fleur genoeg be zaten, om op een har monica „O Tannenbaum" of „Noël, Noël" te spelen en mee te zingen, geluk kig met een pakje sigaret- tenbocht? Zóó ver dus had de menschheid het gebracht in een bescliavingsgroei, die tientallen eeuwen ge duimd had. Zóó ver: dat een verduizendvoudigd aantal menschen met gren- zenloos geraffineerde mid delen het bedrijf hervatte der nomadenkrijgers uit donkere eeuwen. Zóó ver dat de kinderen op school afschuw leerden van Hun nen en Dajaks, terwijl hun broers en hun vaders el kaar havenden op manie ren zóó gemeen, als geen Hun of Dajak ooit uit kon denken! X/Hadt fkris -4Is de twee bollen op het rotspaadje In 1914 riepen de Fransehen: „Naar Berlijn!'" en de Buit- schers: „Naar Parijs!" Maar de locomotieven, op het ééne spoor, stuitten op elkaar en waren niet meer te verwikken of te verwegen.... „Achteruit!" was de wijze raad, dien de Hóllander gaf. Verdwaasden, terug! (Teekening van P. v. d. Hem in „Be Nieuwe Amsterdammer." En zóó zag de Nederlandsehe meester Louis Rae- maekers de droefheid van een oorlogs-Kerstmis. „Het offer der moeders", schreef hij onder deze plaat (in „Het toppunt der beschaving", 7e serie, uitgave Elsevier, Amsterdam. Kerstmis in een verwoest dorp Be kinderen spreken: „Heb ik je niet gezegd, dat het Kerstmannetje tóch wel kwam, al was er geen schoorsteen meer t" Fabiano in „La Baionette"). Trieste Kerstmis in een Fransche woningtoen iedereen, dien men lief had, naar het Iront was. „Vader," vraagt hei kind, „waarom komt het Kerst mannetje nooit meer t" Be vader weet slechts het gewone ant woord: „Ja eh... die.... is aan 'f frontj" (Teekening van Hantot). Buitsehe prentbriefkaart van 25 jaar her: In de Kerstsneeuw staat de oor- logs-Kerstman Zóó vochten de men schen, die voor hun kinderen stalletjes van Bethlehem plachten te bouwen, en een traan uit hun oogen moesten pinken, als zij de Kerst klokken hoorden luiden ter eere van het Kindje van Bethlehem! Niettemin leefde er in de menschheid een kostbaar vertrouwen Die oorlog was de koopprijs voor een duur- zamen vrede. Het was een oorlog tegen den oorlog! Onder die leuze al thans trokken de Ame- rikaansche jongens den oceaan over naar het slagveld. En toen de vrede gekomen was ge lijk hij na iederen oorlog komt! begon er een wereldactie voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 3