MET PANORAMA DOOR DE MIJNENVEEDEN i i w (SLOT) Ook wordt er nog een pracht-exemplaar van de St. Augustinus- of zeespin opgehaald. Gen-it is zoo vriendelijk, die voor ons schoon te krabben, en op het ketelhuis wordt het prachtige omhulsel gedroogd. Wij hebben, zoolang het niet mist, geen last meer van „meningitis". Van de kabeljauwen, die gevangen worden, moet ik u nog eenige aardige bijzonderheden vertellen. Elke trawler heeft een eigen traankokerijtje aan boord. U weet natuurlijk wel, dat van de kabeljauw lever de beroemde zuivere levertraan wordt gekookt, Zoodra de mannen dus even tijd hebben, worden de kabeljauwen gestript, ontdaan van ingewanden, en de lever wordt zorgvuldig er uit gehaald. Deze uitge kookte levertraan wordt in vaten bewaard, en de reederij koopt de vaten ruwe levertraan van de be manning. Ja, inderdaad, van de bemanning. Want deze traan vormt een onderdeel van het „verval". Dit verval is dikwijls reeds een reden, waarom vele visschers liever met een trawler uitvaren, dan met een logger. Begrijpelijkerwijs moet onder deze abnor male omstandigheden de bemanning een extra-aan sporing hebben, en vanzelfsprekend is dit er een van materieelen aard, om er toe te komen hun leven te wagen. De reederijen zien hier dan ook de nood zakelijkheid en meer nog, de billijkheid van in en daarom zijn in de meeste gevallen de gages verdubbeld. En dan is er, zooals opgemerkt, het verval. Hieronder wordt o.m. verstaan de opbrengst van de puf. Puf is alle kleinere soort visch, men zou haast zeggenhet ongeregelde goed onder de visschen, die in de netten worden opgehaald. Deze visch wordt samengeperst en dan vermalen tot vischmeel, wat een uitstekend veevoeder vormt. En, last but not least, de schelvischlever. Uit per soonlijke ervaring weten we, dat er in Indië machtig veel geld betaald wordt voor een „tinnetje" schel vischlever, en het was dan ook een waar luilekker land, op dit schip te verkeeren, waar over schelvisch lever gesproken werd als verval. Het was bijna een profanatie, het leek zoo op afval. U wilt mij, geachte lezer, dezen culinairen zijsprong wel vergeven, maar als u hoort, dat zoo'n mandje schelvischlever maar veertig cent opbrengt, terwijl wij, o, ik moet er niet aan denken Toch wil ik nog even vooruitloopen op mijn verhaal en nog even op het culinaire pad blijven. Het was namelijk zóó: Vanzelfsprekend hebben wij, na een heelen tijd door niets anders dan haring te zijn omringd geweest, een „zootje" versche haring meegenomen. En uitgezochte, hoor. Het was zoo veel, dat ik, zij het met een bloedend hart, een aantal van deze schoone visschen cadeau heb gedaan aan, laten we maar zeggen, een goeden kennis. Ikzelf had mij er reeds op verheugd, thuis de blanke hom en de prach tige, volle kuit van de kuitzieke haring er voorzichtig Wat de lok is voor on.s, is de stoker voor ons schip. Wie zou het meest verslinden? uit te verwijderen, en die even in boter aan te braden.... Ik moet tot mijn schande erkennen, dat ik niet den goeden kennis had uitgezocht: deze allerfijnste lekker - beetjes waren.... weggegooid. O, Lucullus! Maar, we varen op huis aan. De schipper heeft met de reederij getelefoneerd, hij heeft zijn flinke vangst gemeld, een kleine 2000 manden haring! „Moeten wij nog om de noord gaan kijken? D'r zit wel makreel." „Neen," meldt het hoofdkantoor, „breng eerst deze lading haring maar aan, dan zullen we wel weer zien." „Da's-verstandig van den „ouwe", zegt de schipper, „want als v. e met de ruimen vol haring nog naar de Vikingbank moesten stoomen, had je kans, dat de helft bedorven was en dan kon je de resultaten van zooveel dagen hard werken weer net zoo overboord smijten." Op huis aan Koevele liederen zijn hierop niet ge dicht: de thuisvaart van den zeeman. Ën dat kan dan niet anders zijn, dan een krachtig, een sterk lied, een ballade van zilt zeewater, van zwiependen regen en glimmende zuidwesters, een eerlijk, op recht zeemanslied. Liederen, zooals een De schipper en de meester over de zeekaart gebogen De nationaliteit van onzen trawier kan door voorbijvarende schepen gemakkelijk herkend worden door de helder verlichte letters, welke boven aan boord aangebracht zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 5