- be schipper hiet de zon met ijn octant, waarna te koers bepaald wordt. Een zeespin te midden van een partij haring. De Ruyter, een Tromp, een Van Speyk op hun geweten hebben. Hoe meer we honk naderen, hoe dichter de mist zich ontrolt, laag boven den zeespiegel. Bij ons, land rotten, komen zich plots weer symptomen van „mijningitis" vertoonen. Je kunt nooit weten. En mist is nog geniepiger dan het nachtelijk duister. En zoowaar, nu ontdekken wijzelf een mijn, te loever. Het ding dobbert vervaarlijk op de golven. Nu zie je haar, dan weer niet. Waar Het bezaanszeü wordt behalve voor andere nuttige doel einden, ook gebruikt, om onze neutraliteit nog eens dui delijk kenbaar te maken. zou ze zijn gebleven? Zijn wij er al dichtbij gekomen. Zouden we nu nog op het laatste moment malheur hebben? De schipper kijkt even ernstiger. Wat je ziet, dat kun je ontwijken, maar in die wollen deken is niets meer zuiver te onderscheiden. Gedurende vijt minuten wordt er opgestoomd, en het is opmerkelijk, dat plots ieder van de beman ning iets te doen schijnt te hebben. „En azze me loope op een mijn Fffftft. 't schijnt voorbij te zijn. „We zullen d'r nog eentje koopen, voor we aan Eet loodsvaartuig, met de drie loodsballen in top, vaart een binnenkomend schip tegemoet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 6