I1ET ROZENKRANSLIED Een Oudejaarsgeschiedenis door Mortimer Heurter De invloed van het lied is machtig als een toovenaar. Een eenvoudig, oud lied was het, dat het hart van Philip Curtis wekte uit de verdooving, waarin hij het slapend hield en dat de poort van het geluk ontsloot voor twee eenzame mensehen. Het was op 'n Oudejaarsavond, dat hij vermoeid thuiskwam van een .visite hij een verren patiënt. De landelijke omtrek van zijn kleine villa lag toegedekt onder een dikke sneeuwvacht, waarover de licht gloed van de nabije metropool een rossigeri weerglans uitgoot. Daarbinnen had Philip zich bij het zacht knetterende haardvuur neergezet. Het was stil in huis alleen de klok tiktakte zachtjes en van daar buiten drong slechts het zwakke gerucht in de stu deerkamer door van een voorbijden derenden trein, die zich naar de city spoedde. En toen, in die stilte, die alles scheen te door dringen. viel er plotseling een stem 't vertrek binnen. Een warme, diepe alt. die in een verre studio oude. reeds lang vergeten liedjes zong. die de harten der menschen bewogen. „De uren, lief. met u doorleefd, Als paarlen zijn ze aangeregen; Ik tel ze als een rozenkrans. Terwijl ik u in gedachten zegen Het lied van den rozenkrans! Philip Curtis keek schuw op. „De uren, lief, met u doorleefd. her haalde zijn mond. De strophe van het ontroerende- liedje greep hem sterk aan. Hij dacht aan Lorna Bowater, aan wie hij juist dezen avond niet had wil len denken en de herinnering aan haar riep een spook beeld op, dat hij had getracht te ontvluchten over landen en zeeën. Cren, dagen en maanden wentelden zich terug om de as van den tijd een vol jaar in het verleden terug. Het was toen ook Oudejaarsavond. Een vroolijke Oudejaarsavond, luidruchtig gevierd in de kleine planterssociëteit in Mombas. Van heinde en verwaren de Engelsche, Duitsche en Portugeesche planters naar Afrika's oostkust gekomen sommigen zelfs van over de bergen en van de boorden van het Tan- ganjikameer. Slechts twee goede bekenden ont braken aan den vriendenkring: John Bowater en zijn nichtje Lorna. John Bowater lag toen reeds eenige maanden ziek en zijn nichtje paste hem op. Philip Curtis w as nog pas een half jaar in Mombas gevestigd. Hier was het, dat hij Lorna had ontmoet. Zij w-as een paar jaar jonger dan hij en knap, blond en bekoorlijk. Vanaf het eerste oogenblik had hij zich tot haar aangetrokken gevoeld en die sympathie scheen wederkeerig te zijn en vol beloften. Maanden lang hadden zij zich opgenomen gevoeld in een droom, die gevoed werd door de zeldzame, maar onvergetelijke uren van samenzijn. „De uren, lief, met u doorleefd," herhaalde Philip met een pijnlijk glimlachje. Zijn droom was helaas te schoon geweest en het ontwaken vreeselijk. Want die Oudejaarsavond was beslissend geweest voor het levensgeluk van hen beiden. Eén onbedachtzaam oogenblik had een einde gemaakt aan alle gelukkige verwachtingen en hem beladen met een schuld, die hem sindsdien dag en nacht had gekweld. Tegen twaalf uur, toen de stemming van het vroo lijke gezelschap tot dolle luidruchtigheid oplaaide, was hij plotseling weg geroepen. In de gang wachtte hem een neger van John Bowater, die zestien uur aan één stuk had geloopen om hem een spoedboodschap van Lorna te overhandigen. Het waren slechts een paar regels, die hij meebracht een haastig neer gekrabbelde noodkreet. ..Phil, ik kan oom John geen injecties meer geven, het fleschje chloral is gebroken. Wil je een recept meegeven en zorgen dat de jongen terstond geholpen wordt? Dr. Pinto bevindt zich in Tabora en daarom zend ik hem naar jou. De verhouding was 0.2 chloral." Het briefje was met zooveel haast geschreven, dat zelfs de onderteekening ontbrak. Hij had den neger terstond geholpen en den Engelschen apotheker op gebeld. Een uur later was de neger alweer op den terugweg naar de plantage en hij zelf weer opgenomen in het feestrumoer van de jaarwisseling. Eerst vroeg in den morgen was hij naar huis gegaan volkomen onbewust van liet ongeluk, dat hem boven het lioot'd hing. Laat in den avond van dien Nieuwjaarsdag werd hij echter opgebeld. Het was een planter, dien hij aan de telefoon trof. John Bowater was overleden. De opzichter van de naastgelegen plantage had het nieuws naar zijn baas in Mombas getelefoneerd. Die dood trof hem zoo onverwacht, dat hij ver vuld werd van een verontrustend voorgevoel. Hij keerde terug naar zijn kamer en sloeg zijn recepten- boekje open. En het volgend oogenblik was zijn bang vermoeden afschuwelijke zekerheid geworden. In de opgewonden feeststemming, waarin liij den vorigen avond verkeerde, had hij een vreeselijke vergissing begaan en den neger heengezonden met een mengsel, dat twintig deelen chloral bevatte. Het doodelijke gif had de funeste uitwerking gehad, die men ervan ver wachten kon. John Bowater was overleden en hij had dus den dood van een mensch op zijn geweten De eerste uren had hij geweigerd aan de verplet terende werkelijkheid geloof te slaan. Maar een in formatie bij den apotheker nam allen twijfel aan zijn schuld weg. En sindsdien had hij geen rust meer ge kend. Hij miste den moed, Lorna onder de oogen te treden en zag zich overal achtervolgd door de doode oogen van John Bowater. Die doode werd hem een obsessie, die hem krankzinnig dreigde te maken en na een week lang helsche kwellingen te hebben door staan, nam hij de vlucht. Familieomstandigheden waren '11 voldoende verkla ring voor zijn plotselingen terugkeer naar Engeland, niemand scheen eenigen argwaan te koesteren. Hij had Lorna een deelnemend briefje tot afscheid gezonden en zich aan het slot vaag uitgelaten, dat hij hoopte haar nog eens terug te zullen zien. Doch terwijl hij dit neerschreef, wist hij dat hij loog. De dood had zich tusschen hen geplaatst en geen liefde, hoe groot ook, kon hem verlossen van zijn schuld. Zóó was hij gegaan - als een gebroken man. Hij had zich in de nabijheid van Londen gevestigd en een half jaar later vernam hij, dat Lorna eveneens naar Engeland was teruggekeerd. Zij woonde in een buitenwijk van Londen en vaak had hij in den tele foongids haar naam opgezocht. Maar hij meed angst- - vallig de plaatsen, waar hij haar kon ontmoeten en heimelijk vreesde hij nog steeds, dat zij hem onver wachts zou komen bezoeken. Dit was de geschiedenis van Philip Curtis. Een geschiedenis, die hem dezen avond in heel haar af schuwelijke werkelijkheid weer voor oogen stond. Hij had de radio afgezet, maar de stroplien van het lied van den rozenkrans bleven hem bij. „De uren, lief, met u doorleefd. En denkend aan die onvergetelijke uren, vond hij zichzelf laf. Hij had moeten spreken sn haar r.lles eerlijk moeten bekennen. Elk mensch kon zich ver gissen en was een dokter soms meer dan een mensch? De klok in de studeerkamer tiktakte onverdroten voort. Het sloeg tien uur en eensklaps kwam hij overeind. Het was een dwaasheid, zichzelf nog meer te kwellen met dergelijke gedachten. Hij deed er beter aan, 'n eind te gaan wandelen en dan te gaan slapen. Opgejaagd dooi zijn onrustige gevoelens, gaf hij terstond uitvoering aan dien inval. Hij hulde zich in zijn jas en begaf zich naar de keuken. „Je hoeft niet op me te wachten. Marv," waar schuwde hij zijn huishoudster. „-Moet meneer er nog op uit? En nog wel in die sneeuw en op Oudejaarsavond?" vroeg de oude vrouw hoofdschuddend. Philip hoorde haar al niet meer Hij opende de deur en trok haar weer achter zich dicht. Toen liep hij den weg op. Met zijn handen in zijn zakken stapte hij dooi de versche sneeuw. Het was hier vredig en stil, nau welijks hoorde men eenig gerucht van den kant van het dorp. Aan den verren hemel hing de rossige gloed van het helverlichte Londen, waarbij de glans der sterren verbleekte. Hij had misschien een kwartier geloopen, toen hij aan den grooten verkeersweg kwam naar de metro pool. Auto's toeterden hem voorbij en een eindje verder stonden een paar verkleumde menschen te wachten op een bus naar de stad. „Willesden" las hij 011 het haltebordje. Met een verlangend gevoel viel het hem in. dat Lorna hier woonde. Hij bleef beslui teloos staan, gehoor gevend aan een plotselinge op welling. In de verte klonk een autoclaxon en een oogenblik later zag hij den bus verschijnen en stoppen. En toen. gehoorzamend aan een schier on weerstaan - baren drang, stapte hij met de andere wachtenden in. Hij wilde eens zien waar Lorna woonde en dari ter stond weer naar huis terugkeeren. Een kerkklok in de nabijheid zond elf heldere slagen over de besneeuwde daken van de kleine voor stad uit, toen Philip Curtis uitstapte. Hij stond in de straat waar Lorna woonde een breede straat met kleine tuintjes voor de dubbele woningen. Er had zich een onrustig gevoel van hem meester gemaakt, dat met eiken stap groeide. Diep in den kraag van zijn jas gedoken, liep hij voort.Hij keek naar de num mers, en bleef plotseling staan. I11 het huis, dat voor hem lag, zong een stem, die begeleid werd door pianomuziek. Een zachte sopraan met een melancholiek timbre zong het rozenkrans lied van Florence Barclay. Een stem, die hij uit mil- lioenen zou hebben herkend en die hem als vast genageld aan zijn plaats gebonden hield. „Elk uur een kraal, elk uur een bêe; Bestrijdend mijn verlangen, Bid ik mijn krans tot aan het eind. Waar ik steeds het kruis zie hangen. Philip Curtis stond daar onbeweeglijk en hield zijn adem in „Waar ik steeds het kruis zie hangen," her haalde hij getroffen. Hij wachtte, maar de zangeres daarbinnen scheen den moed te ontbreken, het lied te. vervolgen. En toen was het plotseling alsof het hem ingegeven werd, dat 't smartelijk verlangen, dat in die bewogen stem had doorgeklonken, hem gold alléén hem. Vastberaden strekte hij zijn hand naar de schel uit. Het rinkelend belgeluid werd gevolgd door een zwak gedruisch daarbinnen en een oogenblik latei- ging de deur open. In het licht van de kleine vestibule verscheen een tengere gestalte op den drempel. Het was Lorna even bekoorlijk als hij haar altijd had gekend, maar ernstiger, droeviger geworden. Zij slaakte '11 zachten, half ingehouden kreet, toen zij hem herkende, en haar gelaat werd eensklaps doodsbleek. „Lorna," zei hij met een verstikte stem, „ik ben laf geweest. Ik had eerder moeten komen. Het bleeke meisjesgelaat voor hem werd plotseling overtogen door een vurigen blos. De blauwe oogen in dat gelaat kregen een vochtigen glans en om den mond verscheen een bevende trek. Doch het volgend oogenblik. beheerschte het meisje zich. Zij trachtte gewoon, bijna onverschillig te doen. „Dokter Curtis," sprak zij met een vreemde stem. „Wel, dat is een late verrassing. Kom binnen. Philip trad de vestibule in en nu pas scheen het meisje zijn vreemd uiterlijk op te vallen. Zij sloot de deur en staarde hem aan, als schrok zij van zijn ver schijning. „Wat hebt u?" bracht zij haastig uit. „Niets," antwoordde hij heesch. „Ik ben alleen me zelf niet meer tegenwoordig. Ik hoorde je zingen en toen hield ik het niet langer uit. Ik moet het je zeg gen, waarom ik je ontvlucht ben ik wil niet. dat je slechter van mij denkt dan ik ben. Hij haalde even adem en zonder op de verbijstering van het meisje acht te slaan, ging hij driftig voort: „Ik heb eronder geleden. Lorna; ik bezweer je, dat ik er diep onder heb geleden. Je hebt de reden, waar om ik Mombas verliet, nooit kunnen bevroeden, maar ik werd gedreven door angst en wroeging. Ik beging een onvergefelijke vergissing, toen je vorig jaar om dat recept voor John Bowater zond. Ik. Hij stotterde de bekentenis van de noodlottige gevolgen van zijn vergissing bleef op zijn lippen steken. Doch het meisje scheen hem te hebben begre pen, want haar oogen werden groot van ontsteltenis. Zij sloot ze even en toen zij ze weer opende, trachtte zij tevergeefs een paar tranen terug te houden. Zij vergat het vormelijke „dokter" en legde impulsief een hand op zijn arm. „M'n God, Phil, welk een noodlottig misverstand," bracht zij fluisterend uit. „Waarom ben je niet ter stond naar me toe gekomen? Je hebt je gekweld met een spookbeeld. Oom John was reeds een uur dood. toen die neger van Mombas terugkwam. Zij liepen hand in hand in de witte wereld daar buiten. De torenklok boven hen zond twaalf heldere slagen over de besneeuwde daken uit het nieuwe jaar was aangebroken. Maar zij bleven stil en spraken niet. Er waren woorden genoeg gesproken. Doch in beider harten trilden de kianken van 'n schoon, oud lied, dat hen beiden even diep had bewogen en aan den ingang van het nieuwe jaar de poort van een nieuw geluk voor hen ontsloten had het rozen kranslied.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 5