BIJ DE KAVIAARVISSCHERS der Zwarte Zee In hun ranke, smalle vaartuigen, de zeilen bol in den wind, verkennen de steurvissehers de monding van den Donau, waar de kostbare prooi ziek met welgevallen ophoudt. Kaviaar ontleent haar naam aan het Ita- liaansche „caviale", wat gezouten visch - kuit beteekent en bestaat uit de inge zouten kuit van steur en andere visschen die in de groote rivieren van Zuid-Rusland, vooral op de Beneden-Wolga en de Kaspische Zee, worden gevangen. In later jaren echter heb ben Russische visschers hun typisch bedrijf ook uitgeoefend in de hreede monding van Links: Een knaap van behoorlijke afmetin gen drijft uitgeput langs de boot. Een flinke slag met den knuppel maakt een einde aan het tegenspartelen van het dier. den Donau, daar waar het water der groote rivier zich in de Zwarte Zee werpt en waar de levens omstandigheden voor den steur inderdaad zeer gunstig schijnen te zijn. Het is niet zoozeer het vleesch van dezen drie meter langen visch, dat gezocht en gevraagd wordt, dan wel de massa kleine eitjes die in de kuit van den visch te vin den zijn en zelfs bij een enkel exemplaar de drie. millioen kunnen bereiken. Wanneer de visseher, Wanneer zeef en zout hun werk hebben gedaan, wordt de kostbare waar in handige blikken busfes gedaan en is zij kant en klaar om naar alle wind streken te worden gezonden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 6