55 tÈf cijfer 35 met, hoog daarboven, twee vuurroode harten. „Ha, die Mien!" begroet Overstappie de lieftallige dochter des huizes. „Is ie foor mekaor of niet? Die twee harte benne op speciaol fersoek fan Jilles." De gezellige huiskamer achter den vischwinkel is propvol familieleden en het brengt eenige opschud ding teweeg als onze delegatie het bloemstuk komt aanbieden. Overstappie treedt als feestredenaar op en dan blijkt, dat de commissie zelfs voor 'n gedicht heeft gezorgd. Vijfendertig lange jaore heb uw bootje op de baore sonder mankement gefaore begint dit meesterwerk, waaraan de gelieele sectie te pas is gekomen en waarin de edele deugden van het bruidspaar in gloedvolle bewoordingen worden be zongen. De familie is er stil van. „Hoe kraige die knaepe 't voor rnekaer?" vraagt oom Teeuwis zich af, die heelemaal van Zuid-Schar- woude is overgekomen om het feest mee te maken. „Jae, je begraipe d'r heelegaer niks van," valt tante Trien, zijn dikke wederhelft, hem bij. ,,'t Is krimmeneel!" piept nicht Pietje uit Amster dam-Noord en ze schudt heftig met haar bloemetjes- hoed. Overigens voelt ze zich niets op haar gemak met al dat soldatenvolk zoo dicht in de buurt! ,,'t Wordt nog féél moordaodiger, opoe," belooft Overstappie haar. Thans wordt de gulhartigheid van den bruidegom geprezen „Kom je om 'n koppie thee, nou, dan krijg je steeds wat mee 'n Bossie paóling of 'n fisschie 'n reuse gulle jent, dat is-ie!" Ook de trouwe bijstand van z'n echtgenoote wordt naar belmoren geloofd. „Wij as manne en soldaote, met de sokke faok fol gaote, loete d'r fan mee te praote. luidt de inleiding tot een breedvoerigen lofzang en de familie vindt het zóó treffend, dat Overstappie z'n voordracht 'n oogenblik moet onderbreken om de huldebetuigingen in ontvangst te nemen. Vooral oom Teeuwis is ten zeerste ontroerd en moet den facteur met alle geweld de hand schudden „Onbegraipelijk mooi!" luidt zijn oordeel en als de facteur klaar is met z'n rijmstuk, gaat oom Teeuwis zelf ook iets ten beste geven. Samen met z'n dikke eega zingt hij 'n bruiloftslied en het mooie is, dat ze precies vijfendertig jaar geleden datzelfde lied ook gezongen hebben op den blijden dag, toen de vischhandelaar en z'n bruid in 't huwelijksbootje stapten. Geen wonder, dat het jubileerende echtpaar er ontdaan van raakt. Mevrouw moet haar zakdoek gebruiken en ook haar man krijgt het even te kwaad. „Vijfendertig jaar. zegt hij peinzend. „Jae, waer blaift de taid?" verzucht tante Trien. ,,'t Is krimmeneel," verzekert ons nicht Pietje en wederom komen de bloe men op haar hoedje in hevige beroering. „En nooit gien spait ge had?" vraagt oom Teeuwis oolijk. „Geen dag!" zegt de bruigom uit den grond zijns harten. „Wat jij, vrouw?" De bruid, op haar ver sierden stoel, glimlacht slechts. En wat denkt Mien- tjeMientje ziet eens naar •Jilles, maar Jilles kijkt hardnekkig een anderen kant uit. Want Jilles is bloohartig. OVERSTAPPIE ZORGT VOOR SENSATIE! 't Wordt 'n zeer geslaag de avond, 't Gezelschap doet aan pandverbeuren, Papkind demonstreert z'n vaardigheid als declamator, Rinus goochelt en Over stappie verschijnt ten leste met 'n geleend schort #-/ .fco I (j/i thJ Onder de eerepoort, tusschen groen en bloemen, zitten Jilles en Mientje hand in hand. voor en 'n rooden zakdoek om z'n hoofd gebonden om als waarzegster aan alle gasten een meer dan schit terende toekomst te voorspellen. Ook nicht Pietje moet er aan gelooven. Zij is eerst 'n beet je huiverig en betoogt bij herhaling dat het krimmeneel is, doch zij trekt bij, als Overstappie haar in één adem 'n erfenis, 'n lang leven en 'n grooten prijs uit de loterij in 't vooruitzicht stelt De verbroedering tusschen landsverdedigers en burgerbevolking is volkomen. Vooral oom Teeuwis kan het uitstekend met de soldaten vinden. „Jullie komme allegaer maer 's naer Zoid-Skar- woud," inviteert hij spontaan. .y£*& K' 7o 7 H. ko Tc A rt Nicht /'ietje i ii beetje hut re rig als Overstappie haar tie toekomst gaat voorspellen. „Soodra de mobelesaosie foorbij is, komme we an- faore in 'n fersierde trekschuit," beloofde Overstappie. „Dan hebbe Jilles en Mientje meteen 'n jofel hu- welijksreissie. Daar moet nicht Pietje meer van weten! „En wie is Jilles?" informeert ze snibbig. „Kent u Jilles geeneens?" vraagt de facteur met goed gespeelde verbazing. „Hoe bestaot 't? Da's soofeel as d'r ferloofde!" Het kan niet worden ontkend, dat deze onthulling eenige consternatie verwekt. Zelfs de militaire dele gatie kijkt onthutst op. Wat gaat Overstappie nou beginnen „Maer waer is die Jilles dan aigelijk?" wil tante Trien weten. „Daor staot ie," wijst Overstappie. „Heb ie geen aordig kuifie?" De arme Jilles ziet bijkans scheel van verlegen heid nu hij zoo plotseling in het centrum der belang stelling komt te staan, 't Liefst zou hij de beenen nemen, maar daarvoor krijgt hij in de stampvolle kamer geen kans. Tante Trien kijkt eens naar de bruid en als die haast onmerkbaar knikt, zoent ze Mientje, dat het klapt. „Wel, maid," zegt ze. „Daer wist ik niks van." „Hm," bromt Mientje's vader. „Als je 't mij eer lijk vraagt, wist ik d'r óók niks van." „Maar ik wel!" zegt z'n vrouw. En meer wordt er voorloopig over deze kwestie niet gesproken, maar het lijkt er toch erg veel op, dat de vijf-en-dertig-jarige huwelijksherdenking opeens verandert in 'n heusch verlovingsfeest! Als later op den avond het jubileerende echtpaar, aan het hoofd der gasten, 'n rondgang maakt door het versierde huis en 't gezelschap in de huiskamer terugkomt, wacht ons daar 'n wonderbaarlijk schouw spel. Want onder de eerepoort, tusschen groen en bloemen, zitten Jilles en Mientje, hand in hand. En als pa dat ziet, verteedert. hij geheel. „Als jullie met alle geweld elkaar hebben wilt, mijn zegen heb je," zegt hij. Juichend vliegt Mientje haar vader om den hals.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 13