1 1 Het afschieten van een Engelsch scheepskanon eenige fracties van seconden achter elkaar genomen. Op de bovenste foto ziet men het projectiel, terwijl op de beide an dei e duidelijk de rimpels in het water te onderscheiden zijn, die veroorzaakt zijn door de trilling van het schip na het schot. Woensdag 3 Januari NIEUWJAARSREDE VAN DEN MINISTER-PRESIDENT De minister-president, jhr. mr. D. ,T. de Geer, heeft vanmiddag ter gelegenheid van de jaars wisseling de volgende rede voor de radio gehouden Waarde luisteraars in Nederland en in de over- zeesche gebiedsdeelen, I.aat mij beginnen met u namens -de regeering Iveel goeds toe te wensehen in het nieuwe jaar. Zoowel voor uw persoon als voor uw gezin en werk. En zoowel in stoffelijk als in geestelijk opzicht. Bovenal in het laatste. W^jit zonder geestelijken horizon brengt stoffelijk welvaren geen blijvende bevrediging. De j aars wisseling bestormt ons ditmaal meer dan ooit met vragen, waarop wij gaarne een antwoord zouden hebben, doch het niet ontvangen. Zal de duisternis, die over de wereld gevallen is, zich ver dichten en straks ondraaglijk wordent Wij rekenen j met de mogelijkheid daarvan. Maar tegelijk klemmen wij ons vast aan ieder symptoom, dat van betere din gen spreekt en houden brandende de hooi) °P een nabijzijnde redding. Wij weten, dat vele millioenen in alle landen hunkeien naar het oogenblik, waarop de naties, die God in deze wereld te zamen gebracht heeft en die nu in bitteren strijd gewikkeld zijn, elkaar weer zullen begrijpen en vertrouwen. Zij allen strijden voor een betere toekomst en ver wachten die van een voorspoedige oorlogvoering. Gezien de lessen der ervaring, moet gevreesd worden, dat die verwachting niet in vervulling zal gaan. De oorlog is een zichzelf voorttelend kwaad. Hij laat ruïnes achter, ook in de gezindheid der menschen, die geen vruchtbaren bodem vormen voor het op bloeien van een waarachtigen vrede. Een vrede als alle belligerenten oprechtelijk en vurig nastreven kan niet een kind zijn van den oorlog, maar slechts de vrucht van goeden wil en begrijpend overleg. Laat ons hopen, dat, voordat het te laat is, dit zal worden ingezien. Wanneer de volken, die thans in oorlog zijn, morgen zouden aankondigen: wij hebben elkander nu eenigen tijd goed in de oogen gezien, vol haat en vijandschap, maar toch ook met het sluimerend besef van één te te zijn in het verlangen naar een welvarend en vreed zaam Europa, een Europa, dat van de groote moge lijkheden, die God ons in dezen tijd biedt, gebruik wil maken tot verbetering van de levensvoorwaarden van allen; laat ons nu, voordat iets onherstelbaars gebeurd is, ons aan de conferentietafel zetten met het vaste besluit dat wij elkaar moeten vinden dan zou een zucht van verlichting over de geheele wereld opgaan, dan zouden de dooden, die reeds te betreuren zijn, niet te vergeefs zijn gevallen, en dan zou er een veel grootere kans bestaan op een duurzamen vrede dan wanneer straks een zieltogende overwinnaar, bloedend uit duizend wonden, zijn zoogenaamden „vrede" aan den overwonnene oplegt. Als het intredende jaar ons binnenkort dat oogen blik van bevrijding brengt, dan zal 1940 het begin kunnen worden van een vernieuwd Europa. Wat in het tegenovergestelde geval zou gebeuren, kan ons, niet anders dan met zeer sombere gedachten vervullen. Stel u voor twee sterke worstelaars, die op een smal pad aan den rand van een afgrond elkaar omklemd houden, in de volstrekte verzekerdheid bij elk van beiden, dat het gelukken zal den ander naar beneden te werpen. Voor den objectieven toeschouwer staat het vast, niet alleen, dat elk van beiden 50 procent kans loopt zich te vergissen, maar ook dat de groot ste van alle kansen is, dat beiden zich vergissen en gemeenschappelijk het lot zullen ondergaan, hetwelk de één aan den ander had toegedacht. Aldus zie ik het beeld van wat dreigt, indien de huidige oorlog met de thans beschikbare vernielings middelen tot het bittere einde wordt doorgezet. Het is daarom verheugend, dat verschillende stemmen, zoowel uit Europa als uit Amerika, opgaan die tot bezinning roepen. Wij mogen onderstellen, dat die stemmen ook in de belligerente landen niet zonder weerklank blijver), al moet men dóór, om een indruk van zwakte te vermijden, zjch ervoor hoeden hiervan ontijdig te doen blijken. Ook in die landen moet wel het besef levendig zijn, dat het beter is, onder erkenning van de wederzijds sinds 1918 begane fouten, de handen ineen te slaan, dan een algemeene uitputting en verarming te riskeeren, die ons wereld deel tot een speelbal zouden maken van duistere machten, welke de beschaving van geen enkel land onaangetast zouden laten. Wat ons land aangaat, wij mogen met dankbaar heid gedenken, dat 't tot dusver voor de oorlogsramp bewaard is gebleven en dat het van de omringende belligerente mogendheden de verzekering heeft ont vangen, dat ook verder onze neutraliteit zal worden ontzien, indien wij haar zelf zullen handhaven. Dat omtrent dit laatste alle twijfel uitgesloten is, daarvoor staat de onwrikbare wil van regeering en volk borg. Zwaar drukken niettemin ook op ons de gevolgen van den oorlog. Er wordt stoffelijk geleden en geeste lijk door velen een harde strijd doorgemaakt. Een vriendelijken groet moge ik hier brengen aan onze gemobiliseerden en hun gezinnen. Het offer, dat zij brengen, kan ons helpen, de zooveel lichtere lasten, die ons vaak zoo moeilijk te dragen schijnen, met blijmoedigheid te aanvaarden. De algemeene houding, die aan ons neutrale volk te midden van de heerscliende onzekerheden past, is in twee woorden samen te vatten: waakzaamheid en vertrouwen. Wij moeten, zoowel economisch als politiek, van dag tot dag op alle eventualiteiten voorbereid zijn. maar tegelijk 'u kalmen en opgewekten geest bewaren. Een tegenstelling bestaat hiertussehen niet. Dezelfde Schrift, die ons maant .wie uwer kan met bezorgd te zijn één el tot zijn lengte toedoen?" leert ons óók, „Voorzichtiglijk te wandelen, niet als onwijzen, maal ais wijzen, den tijd uitkoopende, dewijl de dagen boos zijn". Wij willen zijn paraat en rustig. Zorgend en niet bezorgd. Als in Josef's dagen het koren op leggend voor den kwaden dag, maar tegelijk gehoor zamend het woord: „Zijt niet bezorgd voor den dag van morgen." Onze weermacht stevigend, maar in het diepe besef, dat niet aan „de paarden en wagenen" ook niet in hun modernen vorm - het laatste woord is. De bedrijvigheid van een Martha willen wij paren aan de stille overgave van een Maria. Deze paraatheid en gemoedsrust zijn zoo weinig antipoden, dat zij integendeel elkander stutten. De ervaring immers leert, dat wie in bange uren tot de zwaarste taak geroepen is, het gemakkelijkst zijn evenwicht pleegt te bewaren. Indien een schip in nood is, zijn het niet de kapitein en het scheepsvolk gespannen op het reddingswerk die het meest vatbaar zijn voor een paniekstemming. In den nood van deze dagen hebben wij allen een taak van redding. In kleinen of in grooten kring. Tegenover eigen omgeving of tegenover het volksge heel. Wie zich het ijverigst daaraan wijdt, zal het minst gevaar loopen zijn kalmte te verliezen. Ik wensch u allen toe, den zegen hiervan te ervaren De beste weg daartoe is, u te stellen onder de hoede van onzen Hemelschen Vader Die op wondere wijze beproevingen tot zegeningen maakt en Die hetzij 't dan oorlog is of vrede ook in dit jaar bereid is ons te schenken Zijn vrede, die, naar het Paulinische woord, alle verstand te boven gaat. Ook president Roosevelt hield een rede, waarin hij o.a. zei: De sociale en economische omstandigheden, die in het buitenland verkeerd geleid zijn, totdat zij uitliepen op revolutie en dictatuur, zijn dezelfde als die, waarmede wij hier worstelen om ze vreedzaam in het binnenland te regelen. De dictaturen en de phi- losophie van het geweld hebben in bijna ieder geval haar oorsprong gevonden in de noodzakelijkheid van drastisch optreden ter verbetering van binnenland - sche toestanden, waar het democratische optreden om de een of andere reden in gebreke bleef te beant woorden aan moderne behoeften en eischen. De overweldigende meerderheid van mijn mede burgers laat niet in het minst de hoop en de ver wachting varen, dat de Vereenigde Staten niet zullen worden verwikkeld in militaire deelneming aan den oorlog. Er is echter een groot verschil tusschen „het land buiten den oorlog houden" en zeggen, dat deze oorlog ons niet aangaat. Wij behoeven niet met andere landen ten oorlog te trekken, maar wij kunnen wel met andere landen er naar streven een soort van vrede aan te moedigen, welke de lasten van de wereld verlicht. Van het front in Finland wordt gemeld, dat bij Salla hevige gevechten plaats vinden. De uitslag van den strijd daar ter plaatse is nog niet bekend. In Engeland en Frankrijk wordt de drang steeds sterker om Finland materieele hulp te verleenen. Men vraagt zich af, hoe de houding van Duitschland in dit In den winter is het toch al harde soldatenleven vol ontberingen. De boompjes zijn mooi berijpt, maar de poüu's, die hier in hinderlaag liggen, hebben daar geen oog voor.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 16