D DE GLORIEDAG VAN MENEER BASTIDE 18 ke dag begon zooals alle- andere dagen in bet leven van Bastide Pascal: met een te hard gekookt ei, het ochtendblad en een zwartgallige stemming. Letterlijk niets voorspelde het groote avontuur van dien dag. Het zonnetje scheen, zooals het altijd scheen als het niet regende of mistte; het rookvleesch en de koek op de ontbijttafel waren óók vanmorgen weer even uitgedroogd als de lange schrale dame, die ze pleegde te serveeren en de pensiongasten keken niets opgewekter en waren niet vriendelijker voor meneer Bastide dan andere dagen, als ze zich met een brommerig „morgen" om de tafel schaarden. Xeeu, letterlijk niets voorspelde, dat dit dé groote dag zou worden in het vlakke leventje van Bastide Pascal. Twintig jaren achtereen was Bastide aan die dageljksche dingen des levens gewend. Ze kwamen en gingen met de eentonige regelmaat van een zorg vuldig afgestelde machine en Bastide ging mee, dag in, dag uit, zonder eenige ambitie of geestdrift 's morgens uitkijkend naar den avond en 's avonds wachtend op den nieuwen dag, die gelijk zou zijn aan den vorigen. En zooals hij twintig jaar achtereen had gedaan, behalve op de Zondagen en gedurende een korte vacantie in den zomer, stond hij ook van morgen weer met zijn ochtendblad en zijn twaalf uurtje onder den arm van tafel op, bromde een onverstaanbaren groet en verliet het pension van de benepen levens om zich naar de Rue de Grevelle te begeven. Er was een tijd geweest, maar lang geleden, dat Bastide dien weg was gegaan met vluggen stap, strakke schouders en een vurig oog. Toen was hij nog een ambitieus jongmensch, met een vertrouwens positie en een hoofd vol droomen en enthousiaste idealen. Maar met het verstrijken der jaren was alles anders geworden. Alleen de vertrouwenspositie was gebleven en daarin lag nu juist het fiasco van zijn leven. Als Bastide den „struggle for life" had moeten strijden met een hongerige maag en stukgeloopen schoenen, zou hij een goede kans hebben gemaakt het leven de baas te worden en er zich zoo hoog boven te verheffen dat hij er de essence uit kon puren. Maar hij had nooit hoeven véchten voor een boter ham; het leven was hem zóó gemakkelijk gemaakt, dat zijn ambiaes en strijdlust langzaam maar zeker waren gedootd en het leven en de sleur hém de baas geworden waren. Hij wérd geleefd en blind den weg volgend van den minsten weerstand, liep hij na twintig jaren den tredmolen van zijn bestaan met precies zooveel enthousiasme als een huisjesslak de Longchampsreunen. Midden in de Rue de Grevelle bevond zich bet wisselkantoor van meneer Bernard. Het was maar een kleine ruimte, met een getraliede etalagekast, waarin meneer Bernard eiken morgen eigenhandig de gouden en zilveren vreemde munten uitstalde, die de kijkers moesten lokken en die hij 's avonds eigen handig weer in de solide brandkast sloot. Een portaal gaf toegang tot dezen bescheiden tempel van den Mammon en aan het eind van dat portaal bevond zich een deur met een loket. En d.idrachter staarde Bastide nu al twintig jaar lang en den heelen dag in zijn eentje op een Klein stukje van de Rue de Gre velle en op een uitzicht looze toekomst uit. Ook hier begon de dag voor Bastide, zooals alle andere dagen in zijn leven: met een knorrige op merking van meneer Bernard over de onstand vastigheid van de valutamarkt, de onrust in de inter nationale betrekkingen en de chronische crisis in het bankbedrijf. Al die jaren had Bastide dag in, dag uit diezelfde opmerking aangehoord en dag in, dag uit ook had hij er hetzelfde antwoord voor op zijn lippen gehad: een bescheiden „zeker, meneer," en een in stemmend hoofdanhcje. Dan deponeerde hij zijn lunch in de kast, bestudeerde de laatste valutakoer sen van de New-Yorkache beurs en herleidde ze tot Fransche francs. Intusschen las meneer Bernard de kopjes van zijn ochtendblad en ongeveer op hetzelfde tijdstip, dat hij aldus oppervlakkig had kennis genomen van het voornaamste nieuws en zijn hoed greep om zich naar de beurs te begeven, was Bastide gereed met zijn ingewikkelde rekensommetjes en plaatste hy zich achter het loket om op cliënten te wachten. Driehonderd dagen in het jaar begon Bastide zijn werkdag op dezelfde wijze. En elke dag was gelijk verloopen aan den vorigen. Bij zeldzame gelegen heden, als hij den moed vond het failliet van zijn jdealen onder het oog te zien, kop hij soms plotseling door Maurice Vauban naar iets anders verlangen; naar een hevigen schok, die het kleine heelal, waarin hij leefde, krakend uit zijn voeden zou werpen. Als hij wersloos achter zijn loket zat te wachten op klanten kou hij zich eens klaps de held voelen van een hevig gebeuren, van een misdaiiie berooving of iets dergelijks en stelde hij zich voor, hoe hij in zoo'n geval hanielen zou. Maar veel ruimte kon hij zijn fantasie niet geven, want meneer Bernard had zijn bezit zoodanig bevei ligd, dat het practiseh geen gevaar liep. Er viel bijna geen mogelijkheid uit te denken, of er was in voor zien. Zelfs phonetisch waren de honierdJuizenden van meneer Bernard beschermd. Zou Bastide ooit eens gedreigd worden de kas over te geven, dan hoefde hij slechts op een knop onder zijn voet te drukken en de stalen rollai.cen vielen neer, terwijl tegelijk de politie werd gewaarschuwd. En schoten ze hem k bout portaut neer, dan werden door de a knal van het schot via een hoorapparaat, de rolluiken eveneens neergelaten en de deur gesloten en zat de misdadiger óók in de val. Dez"n morgen zou de hopeloos verbeide aard beving in het leven van Bastide Pascal zich echter niet langer laten wachten. Een kwartier je nadat meneer Bernard vertrokken was, stopte er een auto in de nabijheid van het wisselkantoor. Bastide, reed3 lang gereed met zijn dagel'jksche rekensommetjes, tuurde door het loketje naar de straat. De chauffeur van den auto stapte uit, opende zijn gereedschaps kist en begon met een paar sleutels aan iets onder den auto te morrelen, waarbij hij zich languit op zijn rug legde. Bastide schonk aan het malheur allang geen aan dacht meer, toen plotseling de voordeur openzwaaide. Het volgende oogen blia verscheen er een jongedame voor het loket, uitbundig mooi en lieftallig, en met een glimlach, die Bastide plotseling warm maakte voor het Groote Avontuur. „Kunt u misschien ook een biljet van tien pond voor me wisselen?" zong ze vriendelijk in zijn oor. Bastide had zich slechts één oogenblik van zijn stuk laten brengen door die hartveroverende ver schijning. Toen dacht hij aan zijn vier kruisjes, zijn bescheiden salaris en aan zijn uitziahtlooze toekomst. „Zeker, dame," zei hij beleefd. „Hoe weuscht u het gewisseld te hebben?" „Biljetten van vijftig en honderd francs alstu blieft." „Om u te dienen," antwoordde Bastide, terwijl hij het Engelsche bankbiljet aannam en liet uit gewoonte even beduimde. Zijn gevoelige vingers konden hem niet bedriegen: het bankbiljet was even echt als het zonnestraaltje dat hem bescheen. „Alstublieft, dame," schoof hij een aantal bank biljetten door het loket, „telt u ze maar rus.ig na." „0 neen, volstrekt niet noodig hoor; ik heb het al gezien," glimlachte het mooie meisje. Zij borg het geld zoo achteloos in haar taschje, dat Bastide een bescheiden waarschuwing niet achter wege meende te mogen laten. „Pas maar op, dat u het niet verbest Een klaterend lachje gaf Bastide het gevoel, dat zij zich vroolijk maakte om zijn vaderlijk vermaan. „Ik zou het niet graag willen, maar ik heb nog nóóit iets verloren," verzekerde zij, nog altijd lachend. „Dank u wel; dag, meneer. Het mooie meisje zweefde het portaal uit en liet haar parfum achter, als een geurige herinnering. Bastide staarde met leege oogen naar de deur, waar achter zij verdwenen was, maar plotseling werd hij uit zijn verwarde gedachten opgeschrikt door hulp geroep. Met kracht rukte hij de deur open, stormde het por! aal door en vloog de s.raat op. Daar was hij getuige van een soort Wild West- tooneeltje. Dertig meier van het kantoor vandaan stond een zacht ronkende auto en iu de nabijheid daarvan trachtten twee als heer gekleede sujetten het mooie meisje van haar taschje te berooven. Zij verdedigde haar bezit echter met beide handen en gilde oorverscheurend om hulp. Bastide wierp een vliegensvluggen blik door de straat. Alleen aan het eind waren een paar menschen te zien. Vóór het kantoor stond nog altijd de kaduke auto en op het hulpgeroep scheen de chauffeur lang zaam aan ;ta ten te m iken, om onder het vehikel vandaan te komen. In Bastide's verschrikte oogen kwam plotseling een zonderlinge blik „Halt, schurken!" stormde hij met een vervaarlijk gebrul op de roovers toe. „Help," gilde liet meisje. „0, meneer, help me... Wanhopig rukte en trok zij aan haar taschje en Bastide rukte ijverig mee. Hij brieschte als een oude leeuw, maar zijn gezicht stond merkwaardig tam en hij ffebruikt-e méér zijn oogen dan zijn krachten, want die vlogen overal. In do straat werden vensters open geschoven en de noodkreten begonnen zich te vertien voudigen. En op dat zelfde oogenblik liet Bastide eensklaps liet taschje los en het mooie meisje aan haar belagers over. Hij stormde naar zijn kantoor terug „Lafaard!" gilde het meisje hem achterna. Maar zonderling genoeg maakte dit verwijt niet den minsten indruk op Bastide; alleen grinnikte lij even. Hij had de deur van het kantoor bereikt, die nog altijd half open stond, maar het. volgende oogenblik had hij haar met kracht dichtgetrokken. En terwijl hij met een hanlige beweging den sleutel iu liet slot omdraaide, zakten met eeu rammelend geluid de stalen blin leeringen voor de deur en het winkelraam. Toen gebeurde er iets merkwaardigs. Het mooie meisje staakte evei) plotseling haar wanhopig verzet als haar hulpgeroep. De roovers sprongen in den ron kenden auto en de belaagde onschuld sprong mee. En terwijl Bastide zoo hard hij kon naar een telefoon cel rende in de buurt, verdween de auto met de ban dieten én hun slachtoffer met halsbrekende snelheid uit de Rue de Grevelle. Voor het wisselkantoor stond nog altijd de kaduke wagen, maar de chauffeur was nergens te zien Vijf minuten later verscheen er een politieauto in de Rue de Grevelle. Er stapten een inspecteur uit en vijf agenten. Bastide stond voor zijn kantoor. Hij had een heldenpose aangenomen en genoot van de bewondering der buren. „Natuurlijk was ik op het trucje voorbereid," ver klaarde hij den inspecteur trotsch. „Alles is hier zóó goed verzekerd, dat er maar één manier was, waarop de schurken hun slag konden slaan. Ik moest naar buiten worden gelokt, en als ik in de consternatie vergat de deur achter me te sluiten, kreeg een hand langer gelegenheid een flinken groep in de kas te doen. Ik heb die mogelijkheid al twintig jaar voor oogen ge had en toen ik die repareerenden chauffeur plotse ling niet meer zag, begreep ik er alles van. Hij is hier veilig opgesloten; hier is de sleutel, inspecteur Toen klopte de inspecteur Bastide op de schouder. „Een kranig stukje werk, meneer Pascal. De beude vau de Linkerhand! Nu we er één te pakken hebben, vinden we ook de anderen wel. Wist u dat de banken en de verzekeringsmaatschappijen allang een aardig sommetje voor de arrestatie van die roovers hebben uitgeloofd Weinige oogenblikken later was de gladde vogel daarbinuen geknipt en kon Bastide weer bezit nemen van zijn kruk voor hét loketje. Maar hij kón niet zitten. Het was de gloriedag van zjn leven en hij voelde zich twintig jaar jonger. De moede rimpel, die i twintig jaar sleur tusscben zijn oogen had ge groefd, was verdwenen, zijn schouders waren achter uit getrokken en hj droeg zjn hoofd opgericht. Hij was nu een welgesteld man. En hij zou....! Hij moestH j wilde. Zóó vond meneer Bernard hem 's middags. Hy had er alles al van gehoord. „Gefeliciteerd, Bastide, je bent een fortuinljk man. En wat ga je nu be ginnen Bastide Pascal, voor het gewichtigste besluit van zijn leven geplaatst, dacht aan zjn veerag jaren, aan het kale kruintje op zijn hoofd en aan het uiczicht- looze loketje, waardoor hij twinüg jaar lang een stuk je van de Rue de Grevelle en zjn leven had begluurd. Toen trok er een wrang glimlachje om zijn lippen; zjn schouders zakten in en de rimpel verscneen opnieuw tusschen zijn oogen. Opeens besefte hij, dat zijn gloriedag veel te ladt gekomen was. Maar tóch. drong een oplevend vleugje geestkracht hem tot een krachtig besluit, tot het geweld van de dddd. Hy zou. hij moest. „Ik ga zélf een wisselkantoor beginnen, meneer Bernard," zei hij, „maar dan met een grooter loketje en niet zoo donker." Toen dacht hij aan het pension van de benepen levens, aan zijn te hard gekookt ei, bet verdroogde rooKvleesch en het zure humeur van zijn hospita. „En ik zoek óók een ander pension, meneer Bernard...." voegde hij er zelf bewust. aan toe.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 18