DE NAAM VAN ZIJN
VADER
Mijn man is
helaas niet thuis!
^e,nee....
IK I43M MPRöEN ft&JSr/
18
Ik zal hem echter mede-
deelen, wat U gezegd heeft:
Dr. Schieffer's Stofwisseling-
zout bij verstopping, overtollig
vet, rheumatiek, onzuivere
huid, aambeien met succes ge
bruikt door U en Uw vrienden.
Ook voor grondige darm
en bloedzuivering geen beter
middel dan:
Dr. Schieffer's
Stof wissel ingzout
Perflaconfl.1.05 Dubbel-flaconfl.1.75
bij apothekers en vakdrogisten.
Cen Roemeensche dorpsgeschiedenis, door Stefan B erzinski.
Wat was het
„doorgerookt"
Zoo'n Schouwburgavondje met
een gezellig soupeetje na, komt
niet eiken dag voor. En waarom
zoudt U er niet van profiteeren
Oank zij Nefa, is er geen reden
meer, om U zoo'n vroolijk ge
noegen te ontzeggen, ongeacht
op welken dag der maand I Koopt
óók Nefa, het ideale damesver
band. Het geeft volkomen zeker
heid en is discreet te vernietigen.
MAUW 35 ct
EXTRA 50 ct
NEfAf ABRIEKEN TE NUMEGEN
Als men van den kant van Sinaja
het dorpje Pilustrie nadert, dan
is het eerste huisje dat van Aran
Rosinger. Het biedt een onvergetelijk
uitzicht op' den grooten Tömasgletscher,
zoo berucht om zijn ravijnen en lawines,
en op den Klokkenberg in het verre
verschiet, die zijn naam dankt aan
zijn klokvormige kruin.
Vroeger wezen de dorpsbewoners den
zeldzamen toeristen dit huisje aan als
een soort afschrikwekkende beziens
waardigheid. „En daar woonde de man,
aan wiens roekeloosheid het te wijten
is, dat de drie studenten van Boekarest
op den Tömasgletscher omkwamen.
Misschien herinnert u het zich welde
kranten hebben er indertijd ten minste
uitvoerig over geschreven.
En inderdaad, de kranten hébben
er vol van gestaan. De Transsylvanische
Alpen om den Tömaspas kennen geen
geregeld toeristenverkeer en officieele
gidsen zijn er onbekend. Maar elke
dorpsbewoner is een geboren bergbe
klimmer en verschijnen er soms wel
eens toeristen, dan vinden zij altijd wel
iemand bereid en bekwaam, om hen
den weg te wijzen naar de mooiste
plekjes in dit woeste en onherbergzame
landschap.
Alleen op den Tömasgletscher wagen
de bewoners van Pilustrie zich niet. In
zijn kloven ligt het stoffelijk overschot
bewaard van menigen onvoorzichtigen
toerist, die, doof voor alle waarschu
wingen en dringenden raad, met zijn
elders opgedane ervaringen de gevaren
meende te kunnen tarten en zijn roeke
loosheid met den dood bekocht.
Peter Rosinger waagde zich echter
wel op den gletsclier. Op zekeren dag
verschenen er in Pilustrie drie studenten
uit Boekarest, die zich met veel bravour
en ondernemingsgeest hadden voorge
nomen hun namen te vereeuwigen,
door den Klokkenberg te bestijgen van
den kant van den Tömasgletscher.
Aanvankelijk vonden zij niemand om
hen te gidsen en zelfs dragers konden
zij niet krijgen. Totdat eindelijk Peter
Rosinger voor hun voorstellen bezweek.
De vorstelijke belooning, die zij hem
toezegden, was een verlokking, waaraan
hij geen weerstand kon bieden. En
aan die verlokking offerde hij in een
onzalig oogenblik zijn eigen leven op
en dat van drie onbezonnen jongens.
Want zij keerden nooit terug van dien
onberaden en slecht voorbereiden tocht
en de Tömasgletscher hield voor de
nabestaanden zelfs de plek geheim,
waar hun stoffelijke resten te vinden
waren.
Sindsdien verkreeg het huisje van
Peter Rosinger een zekere beruchtheid.
Zijn naam kleefde als een schandvlek
op de eer van het dorp en nooit lieten de
bewoners na, den vreemden bezoeker
het huisje te wijzen van den man,
die uit zucht naar gewin drie jonge
levens in de waagschaal had gesteld.
Waaróm zij die oude geschiedenis telkens
weer ophaalden, is gemakkelijk te ver
klaren. Gedeeltelijk strekte zij ter recht
vaardiging van eigen voorzichtigheid en
anderdeels ter verontschuldiging van
hun ingeboren vrees voor de verrader
lijke gevaren van den Tömasgletscher.
En misschien, misschien diende hun
afkeurend oordeel over Peter Rosinger
óók, om zich te Yerhoovaardigen op
eigen deugden en aldus de eer van het
dorp te rehabiliteeren. Die. het moet
worden erkend, door al dat geschrijf in
de kranten over de hebzucht van een
onbekwamen gids. een gevoeligen knauw
had gekregen.
Peter Rosinger het een jonge vrouw
na en een zoon. Maria was diep onder
den indruk van haar verhes, maar
dieper nog ging Aran er onder gebukt.
Hij was negen jaar toen die geschie
denis voorviel en hij hield dolveel van
zijn vader. Maar niet alleen miste hij
hem. Het verdroot hem nog het meest,
dat er zóó over hem gesproken en ge
oordeeld werd. Hij was woedend, toen
hij na het ongeluk al die journalisten
en nog zooveel andere vreemde men-
schen méér naar het huisje zag gluren
en den man, die er een foto van
maakte, had hij naar zijn keel kunnen
vliegen.
Na acht dagen, toen men de hoop om
de verongelukten nog te vinden moest
opgeven, verdwenen al die vreemden
weer, maar daarmee was de maat van
Arans' verdriet nog niet volgemeten.
Want de kranten kwamen in Pilustrie
aan en met eigen oogen las hij, hoe de
roekelooze handelwijze van zijn vader
werd veroordeeld. De menschen in het
dorp waren zeker niet milder in hun
oordeel en zoo groeide de jongen op
onder den indruk van die ongelukkige
geschiedenis, die een schaduw wierp
over heel zijn jeugd. De zorgelooze, altijd
vroolijke Aran van weleer werd een
stille, in zichzelf gekeerde en menschen-
schuwe knaap, die soms urenlang
roerloos voor het venster kon zitten
turen naar den verraderlijken Tömas
gletscher en die al zijn Zondagen en
vrije middagen door het gebergte zwierf
om zijn vader te zoeken. Dat laatste
wist echter niemand; zelfs zijn moeder
vermoedde niet, waar en hoe hij zijn
uren buitenshuis doorbracht. Zij mócht
het zelfs niet weten, want na het onge
luk had zij hem streng verboden ooit
een voet op den gjetscher te zetten.
En toen viel er een gebeurtenis in
Pilustrie voor, waarvan de kranten in
de steden bijna nog meer ophef maak
ten dan van het ongeluk, dat den
drie studenten overkomen was.
Als men de dorpsstraat van Pilustrie
heelemaal ten einde loopt, dan ontwaart
men links van den weg een groot
gebouw met een somber aanzien. De
strenge contouren en de door geen
versiering gebroken, vlakke, grijsge-
pleisterde muren doen het op een ge
vangenis lijken, een indruk, die nog
versterkt wordt door de kleine vensters.
Die indruk is echter een valsche.
Vroeger was dit gebouw een klooster
en het werd door monniken gebouwd.
Later verhuisden de oorspronkelijke
bewoners naar elders en nadien werd
het ingericht tot pensionaat voor
jongelui uit den gegoeden stand, die er
de noodige kennis opdeden, oin tot de
universiteit te worden toegelaten.
In de dagen, waarvan ik hier spreek
behoorde Stanislas Tilescu tot de leer
lingen van de hoogste klasse. Stanislas
was zeventien jaar op dat tijdstip, de
beste leerling van het pensionaat en een
haantje de voorste in alle sporten. Zijn
vader bekleedde een hoog staatsambt
en algemeen voorspelde men den jongen
een even schitterende carrière, als zijn
vader had gemaakt.
Vervolg op bladz. 34
„Ik heb dorst. Zullen we hier een
glas bier drinken f"
„Goed idee."
„Alle menschen, wat is het hier
doorgerookt!"
„Ja, maar het bier is hier bijzon
der goed."
„Zullen we niet ergens anders
heengaan f Morgen ben ik heesch
van de rook en ik moet den heelen
dag spreken."
„Maak je geen zorg, de rook deert
je keel niet, als je maar Wybert-
tabletten gebruikt,"
Alleen in origincele blauwe
doozen a 25, 3ö en 60 cent.