In het middelpunt van het Balivee^che volksqeloof,
staat <fiwa, waarvan verschillende afbeeldingen helend
zijn, we1 he zijn bijzondere hoedanigheden doen uit
komen. Hier ziet men C'iwa als de verpersoonlijking
der vernielende en vernietigende kracht, Bhaiwara of
Mahakala, de Al-vernie'ende Tijdgeest, de groote
Verdeloer, woest van aelaat, met groote, wijd-uit-
puil&nde oogen, vervaarlijke slagtanden, en voorzien van
vreeswekkende attributen, knots, zwaard en worgkoord.
het heelal als „Wereldgeest" doorvloeit, tot het Ge
ringste het Grashalmpje alle bergen, alle stroo
men, alle dieren en planten, alle goden en demonen,
goede en booze geesten, vogels, hemelsche gestalten
en mensehen deze alle neemt hij tot, zich. Wishnoe
wordt een zon en verbrandt alle levende wezens.
Zonder ophouden straalt hij een doodeljken gloed uit
en splijt de aarde. Ten slotte duikt hij op den grond
van de „Wereldzee" neer en bluscht de donker ge
worden aarde met een „Hemelschen vloed". Deze
heilige vloed van melkachtig zoet vocht schenkt de
aarde het „Nirwana" het „Volkomen Uitdooven".
Dan gaat de god van het heelal ter ruste; hij slaapt
duizenden eeuwen in, geheel alleen, en niemand weet
Brahma, de wereldaeest en schepper, ive'ke met de
oude Vedische naiuurnoden Qiwn en Wishnoe, door de
aanhangers van den Hindoe-aodsdienst tot een Trini
teit (Trimoerti) werd oecombineerd. In de aevallen,
waarin, zooals hier, Brahma aizonderUjk is afoebeeld,
is hij altijd kenbaar aan zijn vier hoofden, terwijl
zijn attributen, veelal met die van Ciwa overeenkomen.
Hier is de godheid gewapend met twee scherpaevunte
en heeft de ornamentatie boren het tweede
hoofd den vorm van verterende vuurtongen.
van zijn bestaan. In de gestalte van een zwaan rust
hij in de „Wereldzee", maar ook tegelijk in de ge-
sfal e van een mensch in de diepte van de zee,
slapend op de eindelooze kronkelingen van een slang.
Hoe kan de gewone sterveling dit geweldig kos
misch schouwspel begrijpen? Daar religie dikwijls
tegelijkertijd een machtsmiddel kan zijn, zorgden
de Brahmanen ervoor, dat hun goden het noodige
ontzag verkregen. Men had ook in Indië duivels
noodig. Zoo verstikte het Indische heelal van goden
en demonen. Benige van de goden kwamen in
grooter aanzien, andere raakten weer op den achter
grond, zoodat b.v. Indra op Bali nauwelijks bekend
is. Indien wij een soort overzicht van de goden op
Bali wilden geven, dan komt de „Verdelger" Qiwa het
eerst; naast hem vormen Brahma, de „Wereldgeest",
en Wishnoe, de „Schepper", een drieëenheid. Verdei j
zijn er godenDoerga-, de doodsgodin, die
in de Balineesehe tooneelen ook als heks
Rangda terugkeert; verder Yama, de
god van de hel; de mooie zeegod Ba-
roena, Cri, de godin van de welvaart en
den rijstoogst, de god Ganesja met den
olifantskop, god van het geluk, Agni, de
god van het vuur. Tot de goden in dier-
gestalten behooren Basoeki, de slang van
Bali, de schildpad, de vogel Garoeda, de
stier Nandi. Ook de Indische held Rama
met zijn door Hanoeman aangevoerd
apenleger geniet goddelijk aanzien. Men
vindt ook nog een groot aantal geesten
op Bali, die als spoken ronddwalen. Vele
van hen dienen als tempelbeschermers,
andere loeren in de gestalten van slan
gen en tijgers in het oerwoud op de
mensehen.
Nog is de tegenwoordige „Werelddag"
niet ten einde, maar het einde nadert!
De mensehen hebben nog tijd vele
malen wedergeboren te worden, voordat
Wishnoe de geheele goden- en menschen-
wereld met ziin doodelijkeD gloed ver
nietigt.
Krishna, een goddelijke rereering genietende held, en
een wedergeboorte van Wishnoe in de gestalte van een
demon, een veelkoppig, twee-armig monster, met een
versierde knots gewapend. Be sterk gekromde olifants
tanden en de groote opstaande hoektanden zijn ook
hier karakteristiek.
Barna, een andere groote incarnatie van Wishnoe, op
verzoek van de goden, die meenden dat alleen een
mensch den demon Ravana kon dooden, dien Brahma
onkwetsbaar had gemaakt. Hij kwam in het leven als
de zoon van Dasaratha, koning van Kosala, en
Kausalya. Barna nam Sita, de dochter van koning
Janaka, lat vrouw. Boch Sita werd door Ravana
naar Ceylon ontvoerd. Met de hulp van een apenleger,
waarvan de hiernaast afgebeelde Hanoeman de aan
voerder was, versloeg Barna echter den ontvoerder.
Als rijdier gebruikt hij den Garoeda-vogel.
Hanoeman, de generaal van het apenleger, dat den
goddelijk vereerden Barna te hulp kwam. Be lange,
sierlijk gewelfde staart duidt op zijn simiëske af
komst. Men kent deze figuur echter ook met minder
krijgshaftig uiterlijk, en meer natuurgetrouw uitge
heeld als een aap met offerend opgeheven handen.