LARD IVER
DE PRUIK VAN
DEN HERTOG
Een sierliike statiekoet->
Br
vergulde letters te lezen stond „Plaetse Wel-
beliaegen". Een sierlijke, rijk geornamenteerde
statiekoets, getrokken door vier appelschimmels,
draaide de oprijlaan in, die naar het deftige patri
ciërshuis leidde, dat half achter groen en struik
gewas verborgen ging. Het milde zonlicht speelde
door het loover en zette huis en hof in een toover-
achtige tinteling van kleuren.
„Plaetse Welbehaegen" droeg haar naam met
eere. Gelegen
aan de Vecht,
waar de Hol-
landsche aris
tocratie haar
pronkerige
buitenhuizen
had, met koe
peltjes en pri-
ëeltjes aan den
breeden water
kant, vormde
deze bezitting
wel een van de
aanlokkelijk-
ste. Lange ja
ren had ze toe
behoord aan
een koopmansfamilie, die door de slechte zaken
langzaam aan verarmd was en ten slotte het
dierbare bezit had moeten verkoopen. Een Fransch
edelman, aldus luidde het gerucht, was bezitter
van deze heerlijke „plaetse" geworden en het was
zijn karos, die op dezen zonnigen Juni-middag het
monumentale hek inreed van de grootsche villa.
Reeds dagen tevoren waren bedienden en lakeien
aangekomen, die aan het poetsen en werken waren
geslagen dat het een lust
was; en van de gediensti
gen had de bevolking uit
de omgeving spoedig meer
bijzonderheden vernomen
over den nieuwen bezitter
van het goed.
Het was niemand min
der dan de zeer vermo
gende hertog Robert de
Bonbardonè, die tal van
uitgestrekte landerijen en
heerlijkheden in Frankrijk
bezat en „Plaetse Welbe
haegen" had gekocht, om
dat hij studie maakte van
de kunst en letteren in de
Nederlanden. Met het oog
daarop achtte hij het nut
tig, volk en zeden nader te leeren kennen.
„Ja, de hertog is nog ongetrouwd," had een guitige
loopjongen aan een blozende kruideniersdochter
verklapt, „maar hij is al een heel eindje in de dertig;
voor een frissche, bloeiende roos als mademoiselle
was zulk een oude heer toch niets," voegde hij er
plagend aan toe, terwijl
hij den winkel verliet,
„mademoiselle" veront
waardigd achterlatend.
Maar spoedig wisten de
meisjes in de keukens te
vertellen, wie de rijke heer
was, die op „Welbehaegen"
zijn intrek nam, terwijl de
bijzonderheid omtrent het
vrijgezellenschap van den
nieuwen bewoner bij menig
practisch koopman met
huwbare dochters het plan
deed rijpen voor een na
dere kennismaking met den
Franschen grand-seigneur.
door
Vooral Herman Willink, een vermogende koopman,
wiens buiten naast dat van den hertog lag, had met
groote verrassing het bericht vernomen over zijn
nieuwen gebuur.
„Met hem moeten we goede vrienden zien te wor
den," had hij veelbeteekenend tegen zijn vrouw
hf
Met hem moeten we goede vrienden
zien te worden.
Wie weet, was het geen goede partij voor Fietje.
Dit laatste zei hij niet, doch dacht hij slechts.
Fietje, de eenige dochter van koopman Willink,
was een frisch, slank meisje van rond de twintig,
wier knap, innemend gezichtje omlijst werd door 'n
weelde van blonde krullen.
De grootste zorg, die Fietje's vader de laatste jaren
koesterde, buiten zijn handelszaken om, bestond in
het zoeken van een geschikten echtgenoot voor zijn
aanvallige dochter. Zoo nu en dan gaf hij een partijtje
voor jongelui, terwijl hijzelf met zijn vrouw en kind
menig bezoek aflegde bij families uit de stad, die
ook hier hun buitenplaatsen hadden.
Een adellijken titel voor zijn dochter te verwerven
was een ideaal, dat Herman Willink zich reeds jaren
voor oogen had gesteld. Daarom stond hij ook oog
luikend toe dat een berooid jonker als Evert von
Haugenwitz-Latour Fietje het hof maakte. Tot nu
toe zelfs had een huwelijk tusschen Fietje en Evert
hem zeer aanlokkelijk toegeschenen. Geld had hij
ten slotte genoeg, als Evert den titel meebracht,
dan kon zijn dochter een uitstekende jonkvrouwe
zijn
Dcch nu openden zich
plotseling nieuwe perspec
tieven. Een schatrijke
Fransche hertog was naast
hem komen wonen. Van
welk 'n onschatbare waarde
zou een alliantie v§n de
geslachten Bonbardonè en
Willink niet kunnen zijn?
Welk een invloed zou daar
van uit kunnen gaan! Voor
zijn geest zag hij reeds zijn
nakomelingen als burge
meesters naast de zonen
uit oude, regentengeslach
ten zetelen.
En terwijl koopman
Willink zich verloor in dus
danige eerzuchtige mijmeringen, betrad
de man, die deze had opgewekt, onbewust van
's heeren Willink'? weidsche plannen, de „Plaetse
Welbehaegen", het schitterende buitengoed aan
de Vecht.
Fietje was 'n frisch, slank meisje.
Even onbewust van deze toekomst-
droomen kwam dien mid
dag jonker von Haugenwitz
vroolijk en onbezorgd ten
huize van de familie Willink
zijn opwachting maken.
Fietje mocht den levenslus-
tigen jongeman graag lij
den, en het zag er wel naar
uit, dat de andere huisge-
nooten Evert niet ongene
gen waren. Hij was een
vlot causeur, die altijd de
laatste nieuwtjes wist. Ook
thans bracht hij weer uit
voerig verslag uit ovér den
intocht van den nieuwen
buur, den hertog.
Geheel
Daar het tijdstip van aankomst was uitgelekt,
was er heel wat volk op de been, toen de statiekaros
door het dorp reed, en Evert was toevallig ook onder
de toeschouwers geweest. Een schitterende karos
was het; de wapenschilden van het hertogelijk ge
slacht de Bonbardonè waren op de portieren geschil
derd. Verder had hij ook den hertog in hoogst eigen
persoon kunnen aanschouwen. Geheel alleen had hij in
de donkarroode kussens gezeten. Evert vond, dat hij
wel een beetje aanleg voor corpulentie had. Zijn ge
zicht kon hij
niet bepaald
sympathiek
noemen, maar
de hooge
staartpruik,
die hij op het
hoofd droeg,
had hem in
ieder geval 'n
waardig voor
komen gege
ven, uitste
kend passend
bij 't modieuze
costuum van
blauwe zijde, ...betrad opgewekt Plaetse Welbehaegen.
waarin hij ge
kleed was. De appelschimmels hadden het hart van
den jonker gestolen, evenals de schitterende livrei
van den koetsier en de palfreniers.
Hoogst geïnteresseerd hoorde koopman Willink
het'levendig verhaal van dezen glorieuzen intocht
aan. Nog nooit had Evert zich van dien kant in zulk
een intense belangstelling mogen verheugen. Hij
verkeerde dan ook in de beste stemming, toen hij
tegen het vallen van den avond afscheid nam van de
familie, en door de vroo
lijk snappende Fietje werd
uitgeleide gedaan tot aan
het hek.
Een gelukkige glimlach
plooide de lippen van het
meisje, terwijlzij denelegan-
ten en vroohjken jongeling
naoogde. Heimelijk dacht
ze aan 'n stil geluk, dat ze
samen zouden opbouwen
in dat intieme kasteeltje,
daar ergens in Branden
burg, 't oude familieslot, dat
zij uit zijn vervallen toe
stand zouden opheffen om 't
tot 'n genoeglijk verblijf
te maken. Evert zou de
traditie van zijn geslacht weer kunnen .voortzetten,
het leven leiden van een landedelman met aanzien in
de streek. De bruidsschat, dien zij mee zou krijgen,
was groot genoeg om den ouden naam von Haugen
witz-Latour in eere te herstellen en dit zou haar
grootste vreugde zijn, omdat zij wist, dat ze daarmee
tevens een deel van Evert's
geluk zou kunnen terug-
koopen. Wel is waar had de
jonker daar nimmer open
lijk met haar over gespro
ken; zij wist, dat zijn ge
negenheid voor haar niet
op materialistische gronden
gebaseerd was, doch de war
me klank, dien zij hoorde
in zijn stem, wanneer hij
sprak over die oude bezit
ting in Brandenburg, deed
haar voldoende begrijpen,
hoe zijn hart nog immer
uitging naar Haugenwitz en
hoe hij er nog in stilte onder
leed, dat dit kasteel, waar
Hij was een vlot causeur.
in de dieproode kussens
gezeten