m
K
8
schaft mij het genoegen van uw bezoek?" De
man lachte valsch.
„Wie heeft u zoo toegetakeld?" vroeg hij niet
zonder ironie met een blik op Evert's verscheurd
costuum.
Een der knechts vertelde vervolgens wat er ge
schied was.
„Zoo, zoo," vervolgde de hertog met een air van
gewicht, „was u in den boomgaard? Was u ver
dwaald, of kon u den hoofdingang niet vinden?
Ik kan toch moeilijk
aannemen dat een edel
man er op uit gaat om
appels te stelen. Is er
misschien iets waarmee
ik u van dienst mag
zijn?"
Evert kookte inwen-
dig van woede. Hij was
kwaad op zichzelf, om
dat hij zich zoo had
laten vangen en hij
schaamde zich, omdat
hij zich de mindere
voelde van dezen man.
Toen de jonker te
kennen gaf, dat hij naar
huis wensohte te gaan
en op herhaald aan
dringen zijn aanwezig
heid in dei boomgaard
niet nader wist te verklaren, klopte de hertog hem
grootmoedig op den schouder en bracht hem per
soonlijk naar de deur.
„Mijn jonge vriend, ge zijt nog onervaren; laat ik u
daarom dezen raad geven: steek uw neus niet in
andermans zaken." En op de gescheurde mouw
wijzend, liet hij er spottend op volgen: „Vertoon u
in deze desolate kleedij maar niet aan mejoffer Wil
link, want ge zoudt voor goed bij haar uit de gratie
zijn!"
Als een geslagen hond droop Evert af.
De3 anderen
Hen-
knecht met een lantaarn kwam
naar buiten
vernam hij, hoe Fietje
Willink van den hertog
een collier ontvangen
had, nog schitterender
dan zij verloren had.
„Als een kleine troost
en vergoeding voor het
geleden verlies," stond
op het briefje, dat het
geschenk begeleidde.
Toch was de troost
niet zoo groot als men
redelijkerwijze had mo
gen ver .vachten.
Het meisje had het
cadeau terstond willen
terugzenden, doch hier
tegen verzetten zich
haar ouders met alle
kracht. Zooiets s'rced
Zul as stond gelijk met
oorvijg.
Namens zijn dochter schreef heer Willink een
dankbrief en noodde den hertog te zijnen huize.
Al naar gelang de zomer vorderde, werd de vriend
schap hechter tusschen Herman Willink en hertog
Robert de Bonbardone.
„Daar moet vast een huwelijk uit voortspruiten,"
fluisterden de mer.schen reeds. Bij het aanbreken van
den herfst werden de buitenplaatsen aan de Vecht
,,Wat verschaft mij het genoegen?'
tegen iedere etiquette,
het toedienen van een
Als een -pauw.
langzamerhand ontruimd. De families keerden weer
terug naar hun huizen in de stad. Tot de laatston,
die zijn villa verliet behoorde Herman Willink.
H j had echter de zekerheid, dat de hertog hem
gedurende het winterseizoen dikwijls zou komen
bezoeken en op zijn familiefeestjes en avondjes een
geziene gast zou zijn.
Het debuut van hertog Robert de Bo bardone in
de patricierswereld van de stad was dien winter
een succes. Meermalen
zag Willink met een be
zorgd gezicht, hoe de
jonge dames als kleurige
vlinders om den Fran-
schen edelman fladderden.
Soms vreesde hij dat de
„schitterende partij" voor
zijn Fietje door anderen
in de wacht gesleept zou
worden.
Zijn dochter scheen zich
daar weinig om te be
kommeren, die besteedde
nog altijd de meeste aan
dacht aan den „berooiden
jonker", zooals hij soms
smalend Evert placht aan
te duide i.
Zij diende echter niet
uit het oog te verliezen, dat
de hertog voor haar een veel betere partij was,
trachtte hij haar voortdurend in te prenten.
Ook voor een groote soiree, d e de koopman dien
avond i zijn woning gaf en waarop hij al zijn vrien
den e bekenden had uitgenoodigd, werd Fietje nog
eens extra onder handen genomen. Zij diende als
dochter van den huize haar aandacht vooral te be
steden aan den hertog en niet maar altijd het gezel
schap van den jonker te zoeken. En of_het meisje nu
al beweerde dat ze liever bij de i jonker was dan
bij den hertog, die al le
gen de veertig liep, vader
wilde er niets van hooren.
En met vader viel niet
te spotten, zoover kende
het meisje hem wel.
Allesbehalve enthousiast
was ze, toen ze de gasten
verwelkomde. Haar glim
lach was min of meer ge
maakt en met verholen
angst zag zij de komst van
den hertog tegemoet.
Gelukkig verscheen jonker
Evert von Haugenwitz-
Latour eerder, zoodat Fiet je
hem met haar vaders plan
nen in kennis kon brengen.
De jongeman was iet wei
nig verontwaardigd. Moest
men zulk pen aardig meisje aan dien verwaanden
papzak l oppelen? Wacht maar, hij zou hem wel krij
gen, dien hertog!
„Zijne Hoogheid hertog Robert de Bonbardone!"
kondigde 'n lakei aan, e breed-uit als een pauw, die
pronken gaat, teekende zich de gestalte af van den
edelman. Zijn roodzijden jas van Parijsche snit stond
hem als aan het lijf gegoten, een blauw satijnen broek
met witte zijden kousen staken hier effectvol tegen
af. De hoog gekapte, zwaar gepoederde witte pruik
maakte hem tot een i drukwekkende verschij
ning.
Als ware hij een koning, zoo diep negen allen in zijn
richting. Herman Willink haastte zich, hem te be
groeten en als huisvriend aan zijn gasten voor te
stellen. Onder de strenge blikken van haar vader
waagde Fietje het niet, langer bij den jonker te ver
toeven.
Temidden der schittering van honderden kaarsen,
wier licht in de talrijke facetten der kristallen luch
ters reflecteerde, nam de soirée een aanvang. Zij
muntte uit door pracht en praal.
De rijke koopmansdochters hadden zich getooid
met kostbare juweelen, die flonkerden op de kleurige
stoffen der toiletten en in de glanzende haren van
de sierlijk opgemaakte kapsels. De heere i pronkten
in de costumes, die hun tailleurs volgens de nieuwste
coupe gesneden hadden.
Op een verhoog in den hoek van de zaal bracht een
gezelschap van sta smusicijns de nieuwste compo
sities van Ilaydn en Mozart ten gehoore. Aandachtig
De nieuwste composities van Haydn
en Mozart.
luisterden de gasten toe, terwijl men ter afwisseling
een dansje maakte. Het was tijdens een menuet dat
jonker Evert plotseling zijn kans schoon zag en
gevolg gaf aan een onbekookt verlangen. Onder het
dansen was hij tot vlak achter den hertog genaderd.
Zijn voet dwars voor die i van zijn rivaal te zetten
was het werk van ee i oogenblik en voor men goed
en wel begreep wat er geschiedde, struikelde deze
laatste en lag met zijn omvangrijke gestalte over
den gladden vloer uitgestrekt. De gepoederde, hooge
pruik schoot van het
hoofd en sprong voor
de verbaasde blikken
der omstanders als een
doos open. En uit het
binnenste dezer haren-
pracht rolden juweelen
broches en diamanten
colliers.
„Mijn broche!" gilde
een dame.
„Dat is mijn collier!"
riep weer een ander.
„Wat beteekentdat?"
vroeg nu een heer, die
den gevalle e bij zijn
schouders overeind trok.
,Kunt u dat verkla
ren?"
Hertog Robert de
Bonbardone had op slag
al zijn waardigh id verloren. H'j trachtte zich los te
rukken, doch nu sprongen meer heeren toe en
grepen hem si e rig vast.
„Uw vriend was een juweelendief, die zijn buit
vernuftig in zijn pruik wegmoffelde," vertelde de
schort later aan Herman Willink, die bleek en
verslagen dien avond het einde van de glorie van
zijn hertogelijkeu vriend had bijgewoond. Enkele
van zijn kostbaarste kleinoodiën bleken ook reeds
in de pruik verborgen te zijn geweest. Het onder
zoek had uitgewezen,
dat de schalk de leider
was van een bende
juweelendieven. Aan
de Vecht hadden zij
hun hoofdkwartier op
„Plaetse Welbehae-
gen". Hier werden de
ingenieu e pruiken van
den „hertog" vervaar
digd en daar demon
teerde men ook de stee-
nen uit de sieraden om
ze vervolgens verder te
verkoopen.
De man, die heele-
maal geen hertog bleek
te zijn, had op het punt
gestaan een grooten
slag te slaan, toen hij
door een toeval, een onde ogende grap van jonker
Evert von Haugenwitz-Latour, ontmaskerd werd.
n broche!"
„Wat ben ik toch blij, Evert, dat alles zoo geloopen
is!" bekende Fietje later, toen zij met haar man in de
lichte diligence naar Haugenwitz reed, het voor
vaderlijk kasteel in Brandenburg, waar zij als
de jonge mevrouw aan de zijde van haar echtgenoot
een nieuwe toekomst vol ongekend geluk ging op
bouwen.
en sprong als een doos open.