m K 8 schaft mij het genoegen van uw bezoek?" De man lachte valsch. „Wie heeft u zoo toegetakeld?" vroeg hij niet zonder ironie met een blik op Evert's verscheurd costuum. Een der knechts vertelde vervolgens wat er ge schied was. „Zoo, zoo," vervolgde de hertog met een air van gewicht, „was u in den boomgaard? Was u ver dwaald, of kon u den hoofdingang niet vinden? Ik kan toch moeilijk aannemen dat een edel man er op uit gaat om appels te stelen. Is er misschien iets waarmee ik u van dienst mag zijn?" Evert kookte inwen- dig van woede. Hij was kwaad op zichzelf, om dat hij zich zoo had laten vangen en hij schaamde zich, omdat hij zich de mindere voelde van dezen man. Toen de jonker te kennen gaf, dat hij naar huis wensohte te gaan en op herhaald aan dringen zijn aanwezig heid in dei boomgaard niet nader wist te verklaren, klopte de hertog hem grootmoedig op den schouder en bracht hem per soonlijk naar de deur. „Mijn jonge vriend, ge zijt nog onervaren; laat ik u daarom dezen raad geven: steek uw neus niet in andermans zaken." En op de gescheurde mouw wijzend, liet hij er spottend op volgen: „Vertoon u in deze desolate kleedij maar niet aan mejoffer Wil link, want ge zoudt voor goed bij haar uit de gratie zijn!" Als een geslagen hond droop Evert af. De3 anderen Hen- knecht met een lantaarn kwam naar buiten vernam hij, hoe Fietje Willink van den hertog een collier ontvangen had, nog schitterender dan zij verloren had. „Als een kleine troost en vergoeding voor het geleden verlies," stond op het briefje, dat het geschenk begeleidde. Toch was de troost niet zoo groot als men redelijkerwijze had mo gen ver .vachten. Het meisje had het cadeau terstond willen terugzenden, doch hier tegen verzetten zich haar ouders met alle kracht. Zooiets s'rced Zul as stond gelijk met oorvijg. Namens zijn dochter schreef heer Willink een dankbrief en noodde den hertog te zijnen huize. Al naar gelang de zomer vorderde, werd de vriend schap hechter tusschen Herman Willink en hertog Robert de Bonbardone. „Daar moet vast een huwelijk uit voortspruiten," fluisterden de mer.schen reeds. Bij het aanbreken van den herfst werden de buitenplaatsen aan de Vecht ,,Wat verschaft mij het genoegen?' tegen iedere etiquette, het toedienen van een Als een -pauw. langzamerhand ontruimd. De families keerden weer terug naar hun huizen in de stad. Tot de laatston, die zijn villa verliet behoorde Herman Willink. H j had echter de zekerheid, dat de hertog hem gedurende het winterseizoen dikwijls zou komen bezoeken en op zijn familiefeestjes en avondjes een geziene gast zou zijn. Het debuut van hertog Robert de Bo bardone in de patricierswereld van de stad was dien winter een succes. Meermalen zag Willink met een be zorgd gezicht, hoe de jonge dames als kleurige vlinders om den Fran- schen edelman fladderden. Soms vreesde hij dat de „schitterende partij" voor zijn Fietje door anderen in de wacht gesleept zou worden. Zijn dochter scheen zich daar weinig om te be kommeren, die besteedde nog altijd de meeste aan dacht aan den „berooiden jonker", zooals hij soms smalend Evert placht aan te duide i. Zij diende echter niet uit het oog te verliezen, dat de hertog voor haar een veel betere partij was, trachtte hij haar voortdurend in te prenten. Ook voor een groote soiree, d e de koopman dien avond i zijn woning gaf en waarop hij al zijn vrien den e bekenden had uitgenoodigd, werd Fietje nog eens extra onder handen genomen. Zij diende als dochter van den huize haar aandacht vooral te be steden aan den hertog en niet maar altijd het gezel schap van den jonker te zoeken. En of_het meisje nu al beweerde dat ze liever bij de i jonker was dan bij den hertog, die al le gen de veertig liep, vader wilde er niets van hooren. En met vader viel niet te spotten, zoover kende het meisje hem wel. Allesbehalve enthousiast was ze, toen ze de gasten verwelkomde. Haar glim lach was min of meer ge maakt en met verholen angst zag zij de komst van den hertog tegemoet. Gelukkig verscheen jonker Evert von Haugenwitz- Latour eerder, zoodat Fiet je hem met haar vaders plan nen in kennis kon brengen. De jongeman was iet wei nig verontwaardigd. Moest men zulk pen aardig meisje aan dien verwaanden papzak l oppelen? Wacht maar, hij zou hem wel krij gen, dien hertog! „Zijne Hoogheid hertog Robert de Bonbardone!" kondigde 'n lakei aan, e breed-uit als een pauw, die pronken gaat, teekende zich de gestalte af van den edelman. Zijn roodzijden jas van Parijsche snit stond hem als aan het lijf gegoten, een blauw satijnen broek met witte zijden kousen staken hier effectvol tegen af. De hoog gekapte, zwaar gepoederde witte pruik maakte hem tot een i drukwekkende verschij ning. Als ware hij een koning, zoo diep negen allen in zijn richting. Herman Willink haastte zich, hem te be groeten en als huisvriend aan zijn gasten voor te stellen. Onder de strenge blikken van haar vader waagde Fietje het niet, langer bij den jonker te ver toeven. Temidden der schittering van honderden kaarsen, wier licht in de talrijke facetten der kristallen luch ters reflecteerde, nam de soirée een aanvang. Zij muntte uit door pracht en praal. De rijke koopmansdochters hadden zich getooid met kostbare juweelen, die flonkerden op de kleurige stoffen der toiletten en in de glanzende haren van de sierlijk opgemaakte kapsels. De heere i pronkten in de costumes, die hun tailleurs volgens de nieuwste coupe gesneden hadden. Op een verhoog in den hoek van de zaal bracht een gezelschap van sta smusicijns de nieuwste compo sities van Ilaydn en Mozart ten gehoore. Aandachtig De nieuwste composities van Haydn en Mozart. luisterden de gasten toe, terwijl men ter afwisseling een dansje maakte. Het was tijdens een menuet dat jonker Evert plotseling zijn kans schoon zag en gevolg gaf aan een onbekookt verlangen. Onder het dansen was hij tot vlak achter den hertog genaderd. Zijn voet dwars voor die i van zijn rivaal te zetten was het werk van ee i oogenblik en voor men goed en wel begreep wat er geschiedde, struikelde deze laatste en lag met zijn omvangrijke gestalte over den gladden vloer uitgestrekt. De gepoederde, hooge pruik schoot van het hoofd en sprong voor de verbaasde blikken der omstanders als een doos open. En uit het binnenste dezer haren- pracht rolden juweelen broches en diamanten colliers. „Mijn broche!" gilde een dame. „Dat is mijn collier!" riep weer een ander. „Wat beteekentdat?" vroeg nu een heer, die den gevalle e bij zijn schouders overeind trok. ,Kunt u dat verkla ren?" Hertog Robert de Bonbardone had op slag al zijn waardigh id verloren. H'j trachtte zich los te rukken, doch nu sprongen meer heeren toe en grepen hem si e rig vast. „Uw vriend was een juweelendief, die zijn buit vernuftig in zijn pruik wegmoffelde," vertelde de schort later aan Herman Willink, die bleek en verslagen dien avond het einde van de glorie van zijn hertogelijkeu vriend had bijgewoond. Enkele van zijn kostbaarste kleinoodiën bleken ook reeds in de pruik verborgen te zijn geweest. Het onder zoek had uitgewezen, dat de schalk de leider was van een bende juweelendieven. Aan de Vecht hadden zij hun hoofdkwartier op „Plaetse Welbehae- gen". Hier werden de ingenieu e pruiken van den „hertog" vervaar digd en daar demon teerde men ook de stee- nen uit de sieraden om ze vervolgens verder te verkoopen. De man, die heele- maal geen hertog bleek te zijn, had op het punt gestaan een grooten slag te slaan, toen hij door een toeval, een onde ogende grap van jonker Evert von Haugenwitz-Latour, ontmaskerd werd. n broche!" „Wat ben ik toch blij, Evert, dat alles zoo geloopen is!" bekende Fietje later, toen zij met haar man in de lichte diligence naar Haugenwitz reed, het voor vaderlijk kasteel in Brandenburg, waar zij als de jonge mevrouw aan de zijde van haar echtgenoot een nieuwe toekomst vol ongekend geluk ging op bouwen. en sprong als een doos open.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 8