OVERSTAPPIE
HELPT JILLES UIT DEN KNOOP
I B IJ ONZE!
J O N G E N S j
TE VEEDE" I
12
Zoolang er ijs is, Kindt Jilles de
schaatsen onder en hij zal niet
rusten eer Mientje behoorlijk kan rij
den. De laatste schaatsles had echter
geen vlot verloop en er dreigden groote
moeilijkheden. Gelukkig liet onze
vindingrijke facteur Overstappie ook
dezen keer z'n Friesehen kameraad
niet in den steek,
Ze zitten weer scheef," klaagt Mientje, terwij]
ze met moeite haar evenwicht bewaart.
„Maar luuster nou's," zegt Friesche Jilles.
„Jou moete meer oppe kant van de skaats staan."
En verliefd kijkt hij mooie Mientje aan. Maar dan
moet hij zich opeens schrap zetten, want Mientje
staat nog slechts op één schaats en slaakt 'n angstig
gilletje.
Het is een rare winter. Eerst heeft 't gevroren, toen
regende het 'n dag, daarna werd het weer vorst, op
nieuw dooi, gevolgd door vorst en ten slotte begon het
nog te sneeuwen óók. De wegen, waarover kolonnes
infanterie en paardenvolk langzaam voortsukkelen,
zijn vaak spiegelglad. Het ijs is er niet bepaald mooier
op geworden, doch niets vermag den braven Jilles te
weerhouden: Mientje moet en zal schaatsenrijden
leeren.
Voorloopig ontbreekt er nog heel wat aan. Nog
steeds is Mientje er niet voldoende van doordrongen,
dat schaatsenrijden 'n ernstige aangelegenheid is. Tot
groote verontwaardiging van Jilles krabbelt zij nog
altijd even onbeholpen en wat erger iszij trekt zich
niets aan van de verwijten, die de brave Fries haar
deswege doet. Sterker, als Jilles voor den zooveelsteD
keer haar den „slag" gaat voordoen, trekt zij hem
pardoes de wollen bivakmuts over den neus. En dat
ten aanschouwe van vrijwel onze volledige sectie!
„Jou moete goed begriepe," zegt Jilles zorgelijk.
„Als jou de voeten niet goed uitslaan, leere jou 't
nóóit. En jou moete ook niet altied zoo skeef oppe
skaats staan."
„Dan moet jij ze maar beter
aanbinden," meent Mientje.
Nu weet de brave Jilles zeer goed,
dat het stellig niet aan zijn manier
van binden ligt. Doch niet voor
niets wordt van de liefde getuigd,
dat zij blind is en dus haast Jilles
zich opnieuw, Mientje's schaatsen
onder te binden. Hij doet het pijn
lijk nauwgezet, dit keer zal er van
ongelukjes geen sprake kunnen zijn.
„Au," zegt Mientje, want in zijn
ijver trekt Jilles de banden wel
wat erg strak aan.
„Dat hóórt," beslist Jilles ty-
ranniek. „Anders skop jou ze
toch weer uut."
Zuchtend onderwerpt Mientje
zich nog één keer aan Jilles' gezag.
Maar als de schaatsles ook nu een
fiasco wordt, scheidt ze ermee uit.
Dan gaat ze nog liever met Jilles
'n wandeling maken door ons bosch,
waar de besneeuwde dennen scherp
afsteken tegen de blauwe vries
lucht.
Jilles brengt z'n bivakmuts weer
in fatsoen en decreteert dat er
thans kruiselings zal worden ge
reden.
„Niet te stief vasthouwe," waar
schuwt hij. „Vooruut, links, reks,
links.
„Jilles is an 't ekserseere, jon-
ges," grinnikt onze facteur Over
stappie, 'n geheide Amsterdammer,
die, vervaarlijk balanceerend, de
edele kunst van het beentje over beoefent.
„Direct maken ze nog links-uit-de-flank óók," zegt
Opa bedenkelijk en hij krijgt gelijk. Want opeens is
Mientje wéér 'n schaats kwijt en dit keer kan Jilles
haar niet overeind houden. Daar zit ze nu op de glad
de vlakte en ze lacht er ook nog om. Dat is te veel voor
den braven Jilles.
„Hoe komt die skaats nou weer uut!" moppert hij.
„Jou doene 't eksprès".
„Mot je nou dat ongelukkige brokkie elfstederijer
te keer hoore gaon," kapittelt Overstappie hem.
„Sou je je meissie nou eerst niet 's behoorlijk op-
raopel"
Ja, daar heeft Jilles in zijn verontwaardiging nog
niet aan gedacht. Hoofdschuddend kwijt hij zich van
z'n cavaliersplicht.
„Stel je toch niet zoo aan, Jilles." vermaant ook
Mientje.
„Bij ons in Friesland kenne alle meiskes rieden...."
zegt Jilles plotseling" en zonder eenigen overgang.
Aha, nu begrijpen we hem. Als rechtgeaard Fries
wenscht Jilles er niet in te berusten dat Mientje
ook maar in eenig opzicht achter zou staan bij de
kloeke dochteren van zijn geliefd „heitelan".
Maar Mientje vat het anders op, want nu lacht ze
niet meer.
„Ga dan naar Friesland," zegt ze en in haar toon
is iets, dat Jilles moest waarschuwen nu maar
liever op te houden met z'n doordrijverij. Maar Jilles
is koppig. Ondanks Mientje's protesten wordt de
schaats weer ondergebonden.
„Jou moete maar eerst 's goed op streek rake,"
zegt Jilles.
En daar gaat het tweetal weer. Links, rechts.
PAPKIND SCHILDERT
De strenge winter brengt voor ons allerlei kar
weitjes mee. Onophoudelijk moeten we de geulen in
het ijs rond onze stellingen openslaan. En in een
sneeuw jacht valt het niet mee op de barre vlakte.
Ook op Zondag werken we door, maar dan gaat het
in twee ploegen, die elkaar op het middaguur aflos
sen.
Op dezen Zondag hebben we de eerste beurt gehad
H.RÓRAAj
en dus is de middag voor onszelf. Het kleine ijs
baantje van ons kantonnement is dan ook druk
bezet. Nagenoeg de heele sectie is present, slechts
korporaal Papkind ontbreekt. Sinds hij tijdens een
demonstratie van zijn vaardigheid op kunstschaatsen
onverwacht te water raakte, is zijn animo niet erg
groot meer. Onze corpulente korporaal heeft nu 'n
nieuwe liefhebberij, waaraan belangrijk minder risico
verbonden is: hij maakt 'n auto voor z'n zoontje,
'n Echte bestelauto wordt het met groote wielen, die
Papkind bij den dorpstimmerman heeft laten
draaien. Maar de rest is alles eigen werk en wie Pap
kind kent, weet dat hij niets half doet. Nu zit hij z'n
kunstwerk te lakken, de auto wordt knalrood en voor
de wielen lijkt kanariegeel hem de meest aangewezen
kleur. Terwijl 'n paar andere achterblijvers bewon
derend toekijken, hanteert Papkind z'n kwast. Hij
glundert. Wat zal z'n jongen opkijken, als vader
straks met zoo'n prachtstuk thuiskomt!
„Als d'r dan ten minste verlof is," zegt een der
bewonderaars twijfelend.
't Is waar, reeds tweemaal werden tot dusver de
verloven plotseling ingetrokken. Ook Opa was den
laatsten keer de dupe. En nog wel juist toen hij, in
't belang van den huiselijken vrede, afstand had
gedaan van z'n fraaien mobilisatieknevel!
Maar Papkind laat zich niet van de wijs brengen,
hij is er zeker van, dat, ondanks alle tijdelijke span
ningen, alles wel weer op z'n pootjes terecht zal
komen.
„Dat beetje verlof -in trekke zegt niks," beweert hij.
„Dat hebbe ze in de vorige mobilisatie om de haver
klap bij de hand gehad. Dat hóórt er nou eenmaal
bij." En met een forschen streek beëindigt hij z'n
schilderwerk. Nu moeten de wielen er nog aan.
NELLIE BEMOEIT ZICH ERMEE!
Hoe gaat het intusschen met Jilles en Mientje!
Ook daar is, naar het ons voorkomt, sprake van een
tijdelijke spanning. Want Mientje heeft er zoo lang
zamerhand schoon genoeg van. Doch de brave Jilles
wil daarvan niets merken, onvermoeid blijft hij
technische aanwijzingen geven. Hij beslist thans,
dat Mientje alléén 'n baantje zal rijden en dan nog
wel met de handen „oppe rug".
„As die Friese eenmaol schaotse
onder hebbe, worde se wild," zegt
Overstappie, die, niet zonder eenige
onrust, Jilles' activiteit gadeslaat.
Gelukkig blijft Mientje standvas
tig. Ze wil nog wel 'n baantje
maken, maar dan wederom met de
handen kruiselings, zoodat Jilles
haar voor vallen kan behoeden,
als er onverhoopt tóch weer eens
'n schaats mocht losraken.
„Jou hebbe nog nooit alleen
'reden," protesteert Jilles. „Jou
blieve altied 'n krabbelaar."
Doch dit vooruitzicht schijnt
Mientje in 't geheel niet somber te
stemmen. Wat haar betreft, komt
er heelemaal geen ijs meer. Ze mag
Jilles graag lijden, inaar als hij
eenmaal op de schaats staat, her
kent ze haar anders vaak zoo
schutterigen cavalier niet meer, 't
is dan opeens 'n héél andere Jilles!
„Dat wordt 'n draomao," voor
ziet Overstappie.
Inderdaad, het wordt 'n drama.
En geen drama is compleet zon
der het optreden van 'n vertegen
woordiger der booze machten. Ook
dit keer is hij present en Mefisto
had geen gunstiger vermomming
kunnen uitdenken, want hij ver
schijnt in de correcte gedaante van
Sinds Papkind door het ijs zakte
heeft hij een nieuwe liefhebberij
hij maakt 'n auto voor z'n zoontje