Tweeliiondferdl scliipp - - - HET VERKEER OP DEN RIJN DOOR ran alle windstrekenen met bestemmingen naar plaatsen in alle windstreken, hebben hun toevlucht ge nomen in de kleine, ronde haven van Lobith- Tol kamer. Tweehonderd se. Tweehonderd schepen hebben in liet veilige ronde haventje van Lobith beschutting gezocht tegen den barren ijsgang. Ze liggen ingevroren, schepen uit Antwerpen. Rotterdam. Mannheim. Er zijn Duitsche, Frausche, Belgische en Nederlandsche sleepbooten. Rijnaken en andere vaartuigen. Een internationale koopvaardijvloot is opgesloten en wacht op den dooi. Te Lobith laat ieder iu- en uitvarend schip 't anker vallen om te voldoen aan de douaneformaliteiten. Daarom zijn er veel café's en koffiehuizen, veel winkels en slagerijen om den schippers te gerieven. De Rijn zit potdicht. Aan den overkant, op den Duitschen oever, hebben een paar waaghalzen zich op 't ijs gewaagd. Ten westen van Tolkamer, in de veilige omarming van wit besneeuwde dijken ligt de haven met de schepeustad. Als men vanaf den dijk een blik slaat op den Rijn in de verte, zit er weer beweging in de ijsmassa. Meer dan een meter is 't water gestegen en de schippers in de haven, die vanmorgen vroeg nog gemakkelijk van hun vaartui gen over 't ijs op den dijk kon den komen, moeten nu met groote moeite en in der haast gemaakte steigertjes van hun schepen komen omdat er een breede strook water is ver schenen aan den voet van den havendijk. Een en ander baart groote moeilijkheden met 't ha len van levensbehoeften. Drink water moet o.a. twee en een Bf halve kilometer ver worden ge haald. De schippersfamilies zitten in de roefjes en vertellen elkaar van de barre winters van '28-'29, van '16 en '17 en van kg '90. Weer om op de ijzers te jT' gaan is 't niet, want de sneeuw stuift over de haven. gfj En zoo zit men bij de kachej in de roef en wacht op den dooi. De een wil naar Bazel, de ander H naar Rotterdam, naar Mann- jg heim. Ais de dooi komt is 't leed gauw geleden Waaghalzerij. Inderhaast worden de steigertjes afgebroken uit vrees, dat zij straks, wanneer het ijs gaat kruien, vernield tullen worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 20