i DOOR WILLEM VAN W A E S E R G H E Op den dag van haar huwelijk had Willem Everhout George van Heusden zijn schoon dochter „vaderlijke liefde" aangeboden. Hij liet het niet bij een aanbod. Hij deed zijn woord gestand. „Kindlief," zei hij op den dag dat men Karei Bunschoten begraven had, „je kunt niet langer alleen hier in huis blijven." Charlotte gaf geen antwoord. Bleek en ontdaan en met rood geweende oogen zat ze in de huis kamer en keek naar huiten. „Lotte," hernam Van Heusden, „we zullen geen oude, pijnlijke geschiedenissen ophalen. Slechts één vraag: vertrouw je mij?" „Ja," klonk het zachtjes terug. „Volkomen?" Het was hij deze gelegenheid dat ze hem den titel gaf, waarnaar zijn hart al maandenlang hunkerde; een titel, dien ze tot nu toe slechts voor één persoon had gereserveerd. „Ja, vader." „Dank je, Lotte. Laat nu 2 EVEN DE i alles aan mij over en doe wat 5 urpv/OI C I ik het beste acht. Vanavond VtK u w büjf je n0g bier, maar morgen- ochtend neem ik je mee naar de Heusekom." Willem van Heusden regelde alles. Was het niet zijn eigen dochter, zijn eigen kind, waarvoor hij nu had te zorgen? Sinds jaren was hij niet zoo gelukkig geweest als nu. Het landhuis bij Velp werd verkocht en de op brengst op Charlotte's bankrekening geschreven. Eén lieve, levende herinnering nam ze mee uit het ouderlijk huis: Mina. „Juffrouw Charlotte," smeekte Wilhelmina Rut gers, die nog maar steeds niet „mevrouw" kon zeggen, „juffrouw Charlotte, mag ik met u mee? Misschien hebben ze op de Heusekom voldoende personeel, maar ziet u, juffrouw Charlotte, ik zal tevreden zijn met weinig loonik wil alleen maar bij u blijven." „Foei, Mina, wie spreekt hier over loon! Boven dien, je hoeft heelemaal niets te vragen: het is vanzelfsprekend dat je met mij meegaat!" „Dank u, juffrouw Charlotte." Mina was in de wolken. Ze had twee redenen om blij te wezen. Ten eerste: als jong daghitje van vijftien was ze bij de Bunschotens in dienst gekomen jongejuffrouw Lotte was toen nog geen twaalf. Een jaar later promoveerde ze tot „dienstbode voor dag en nacht". Mina, resoluut van karakter, had hon derden malen haar stevige handen beschermend uitgestoken naar Charlotte. Op zomeravonden, wanneer de atmosfeer zwanger was van onweer, sloop Mina op haar kousen de trap van de vliering af en opende behoedzaam de kamerdeur van de dochter des huizes. „Weest u maar niet bang, jonge juffrouw," fluisterde ze. „Ik ben bij u." Charlotte lag dan in bed te beven van angst voor het onweer, dat ieder oogenblik kon losbarsten. Kwam Mina echter binnen, dan voelde ze zich veilig. Later, toen Charlotte op het pensionaat bij de ,,Fransehe dames" in Arnhem was, werd Mina dik wijls naar de stad gestuurd om haar .te halen. Dan liepen de meisjes gearmd langs de verlichte winkels, de een vergat dat ze dienstbode en de ander wist niet dat ze freule was. Het waren slechts twee meisjes, de een vijftien, de ander achttien, de een tenger en timide, de ander stevig en kordaat, de een een beetje hulpzoekend, de ander bezield met een soort moeder lijke, beschermende liefde. Allebei met verlangende blikken kijkend naar de mooie hoeden in de etalage bij de modiste op den Eusebiussingel. Nu was de een dienstbode gebleven en de andere een baronesse van Heusden geworden. Toch konden ze niet van elkaar scheiden. Mina had nog een tweede reden om bij Charlotte te blijven. Alleen door haar kon ze in contact komen met Hendrik Carseboom. Wat Romeo en Juliette elkaar te vertellen hadden in lange, Shakespeareaansche verzen, wat Tristan en Isolde elkaar toezongen in min of meer welluidende klanken, en wat zelfs eens de wijze koning Salomo bezong in zijn Lied der Liederen, werd door Mina, KORTE INHOUD VAN BET VOORGAANDE: Alexander, zoon van baron Willem van Heusden en student te Parijs, krijgt van zijn vader een brief in ultimalumvorm, om dadelijk vaar Holland terug te komen. Bij zijn thuiskomst wordt hij voor een dubbele taak gesteld: werken en trouwen binnen den kortst mogelijken tijd met Charlotte Bunschoten, dochter van den vr iend zijns vaders. Hij stemt noodgedwongen toe en de plechtigheid wordt voltrokken in het kleine kerkje te Heusden, maar na de ceremonie neemt Alexander van Heusden hals over kop de vlucht. Dank zij baron Haussmann, onderkeizer van Parijs, slaagt Alexander er in, financieel onafhankelijk te worden. Zijn ambitie is voldaan en toch voelt hij zich op 2 8-jarigen leeftijd een eenzaam man. In Nede. land hebben zich ook een paar gebeurtenissen voorgedaan die voor Charlotte van Bunschoten veel beteekenis hebben. Haar ouders zijn gestorven en de jonge vrouw voelt zich verlatener dan ooit. Op dit moment wordt Alexander tijdelijk over geplaatst naar Den Haag. Zal zulks de toenadering tusschen beiden in de hand werken f en Hendrik in enkele zinnen, op Geldersche, korte, kiaohtige, doel- en harttreffende manier afgehandeld. De een.zei: „Het bevalt me best bij den jonker; ik blijf bij hem." De ander verklaarde: „Juffrouw Charlotte is een lief meisje; ook als ze getrouwd is, wil ik hij haar blijven." Dit was een practische liefdesverklaring. Hendrik en Mina redeneerden aldus: „Zijn de jonker en juffrouw Charlotte getrouwd dan blijven ze natuurlijk hij elkaar. Blijven wij in dienst bij den jonker en juffrouw Charlotte, dan blijven wij ook bij elkaar. Wij zijn dan getrouwd en werken samen." Is schoonere liefde denkbaar? Samen zijn! Samen, in liefde en arbeid. Want liefde zonder arbeid is als een tropenwoud, waarin slechts bedwelmende, giftige planten groeien. Liefde en arbeid moeten samen gaan. Want uit de liefde wordt het leven geboren en slechts de arbeid levert de middelen tot instand houding van het leven. De huisknecht en de dienstbode konden dat niet zoo precies onder woorden brengen, maar ze voelden het toch. Er werd een beetje gebloosd, er werd een beetje gekust en gemonkeld en toen was de zaak be klonken: voor tijd en eeuwigheid. De doldriftige jonker Alexander zon roet in het liefdesmaal strooien. Hij probeerde het, zij het ook onbewust. Mina en Hendrik zetten zich schrap. De berekeningen voor hun toekomst waren gebaseerd op het bij elkaar blijven van den jonker en juffrouw Charlotte. Nu was het paar wel getrouwd, maar de bruidegom wilde niets weten van de bruid en liep hard naar Parijs. Andere, minder standvastige menschen dan Hendrik Carseboom en Wilhelmina Rutgers zouden berust hebben bij het voldongen feit; ze zouden getrouwd zijn hetgeen óf een scheiding tusschen den jonker en den huisknecht óf een scheiding tus schen. de barones en de dienstbode beteekende of ieder zou in z'n eigen betrekking zijn gebleven, hetgeen dan weer een scheiding tusschen de beide gelieven ten gevolge had. Mina en Hendrik dachten er anders over. Ze hadden hun toekomst gebouwd op een goede verstandhouding tusschen den jonker en juffrouw Charlott enu er een storing was gekomen, voelden zij zich verplicht, de goede verstandhouding te herstellen. Ze konden hun doel slechts bereiken, door voorloopig te scheiden. Maar hun wegen zouden parallel loopen. Aldus spanden ze samen tegen het noodlot, dat zoowel hen beiden als den jonker en juffrouw Charlotte gescheiden hield. Het was „vaderlijke" liefde, die Willem van Heusden zijn schoondochter aangeboden had. Hij moest voor Charlotte zorgen, zoowel materieel als moreel. Het eerste was vrij gemakkelijk. Karei en Sophie Bunschoten hadden hun dochter tachtigduizend gulden nagelaten. Bovendien be schikte de jonge vrouw over de honderdduizend gulden, die Willem van Heusden het jonge paar mee ten huwelijk had gegeven. Voor haar toekomst was dus gezorgd. Doch de mensoh leeft niet van brood alleen. Gedurende de eerste maanden van haar verblijf op da Heusekom hoefde Charlotte niet in lediggang rond te gaan. Ze moest zich nog herstellen van den schok, ondervonden door het overlijden van vader en moeder. Dergelijke schokken worden veroorzaakt door den natuurlijken loop der dingen en het makke lijkst door de menschen overwonnen wanneer za jong zijn. Bovendien: Charlotte moest zich aanpassen bij haar nieuwen toestand en dit was minder gemakke lijk. Ze was een jonge vrouw en tevens meisje; ze was getrouwd en had geen man; haar huwelijk was voor God en de menschen gesloten, maar ze had nooit de liefde gekend. Een uitzonderlijke toestand! Ze kreeg aanvankelijk weinig gelegenheid, er over te piekeren. Willem Bunschoten hield haar bezig met de schoonheid van het kasteel en de omringende bosschen. In de bibliotheek, die een schat van hoe ken bevatte, kon zich haar levendige geest verlusti gen. Er werden bezoeken afgelegd in den engen en verren omtrek en overal waar Charlotte van Heusden verscheen, werd ze gehuldigd als een koningin van schoonheid en gratie. Op de Heusekom werd zelfs eenige malen een bal gegeven en ook daarbij kon de jonge gastvrouw al haar charme toonen. Opgewekt, met een diepen gloed in de prachtige oogen, ging ze door het leven. Doch Willem van Heusden, scherp menschen- kenner, voorzag de reactie. Hij besefte ter dege, dat een temperamentvolle jonge vrouw op den duur geen bevrediging kon vinden in goed geschreven en fraai gebonden boeken of in het gezelschap van weliswaar vriendelijke, doch voor haar leeftijd veel te oude menschen. Toen hij tot dit inzicht was gekomen, bestond voor hem slechts één oplossing: „Charlotte, wat zou je er van zeggen om een poosje in Den Haag te gaan wonen?" „Den Haag, vader? Hoe komt u daar zoo bij?" „Wel, kindje, we zitten nu midden in den winter; half Januari. Voor jou moet het hier erg stil zijn. En in Den Haag heb je een vriendinhoe heet dat meisje ook weer?" „Lucie Herringa? Dat is geen meisje meer, vader; ze is getrouwd en heet tegenwoordig mevrouw Bakels. Haar man, luitenant ter zee, is gedetacheerd op het ministerie van marine." „Ja, juist. Als we nu eens een poosje naar Den Haag gingen? Je kunt met je vriendin wandelen, samen naar den schouwburg, japonnen of hoeden koopenwat weet ik er vanTwee vriendinnen bij elkaar vervelen zich nooit. Jullie bent van gelijken leeftijd.... ik ben maar een oud en gebrekkig mannetje. „Vader!" Ze lachte. „Oud en gebrekkig mannetje! En geen grijs haartje op uw hoofd. Dat zit iederen dag drie uur te paard, jaagt en schiet als de beste, werkt tot 's avonds tien uur aan zijn schrijftafel.... en noemt zich een oud, gebrekkig mannetje! 't Is je wat! Maar heusch: gaat u graag naar Den Haag? Ik zou wel willen. Want eerlijk gezegd's winters is het hier wel een beetje stil." „Goed, meisje." Hij lachte opgewekt. „Volgende week trekken we samen de wijde wereld in. Tjonge, tjonge, wat zal ik geuren! Wat zullen de ouwe makkers me met schele oogen nazien." „Vader, schei uit! Als u weer complimentjes maakt, kijk ik u nooit meer aan!" „De hemel beware me," zuchtte Willem van Heusden. „Dan zal ik het alleen maar denken, namelijk dat je de liefste dochter bent die zoo'n ouwe hok van 'n vader zich kan wenschen." V. Dertien maanden na den trouwdag van zijn zoon reisde Willem van Heusden met zijn schoondochter naar Den Haag en huurde een parterre met vrije eerste étage aan den Bezuidenhoutscheweg. De in allerijl gekochte meubelen waren binnen een week geplaatst. Willem van Heusden verliet het hotel waarin ze acht dagen hadden gelogeerd en betrok met Charlotte de nieuwe woning. En de hemel wist, dat hij zich de luxe amper kon veroorloven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 22