OVERSTAPPIE HELPT DEN KAMERWACHT! i B IJ O A Z E j JONGENSj ItE VEIDE" 28 Mot je dikke Papkind sien renne zegt onze facteur Overstappie. „Die heb sich fast in 'n hompie kueli verslikt." Inderdaad schijnt onze corpulente kor poraal Papkind erg veel haast te hebben. Wat is er aan de hand! „Hm," heeft vanmorgen onze kapitein op zeer misprijzenden toon gezegd. „Vijf dagen geleden heeft alles nog 'n goeie beurt gehad, maar als ik zoo 's op de compagnie rondkijk, ligt d'r zoowat stof genoeg voor vijf weken. Daar moet beter op gelet worden." „Hm," heeft daarop de officier van de week geant woord. „Ik zal d'r op letten, kapitein." Hij heeft z'n hakken tegen elkaar geklapt en is met groote passen naar de wacht gestapt, alwaar onze hoornblazer zich onledig hield met 't pulken van krenten uit 'n imposante krentenmik, 'n nuttige tijdpasseering, die hij 'n oogenblik moest onderbreken om 't signaal „sergeant van de week" te blazen. En daar kwam de sergeant. „Sergeant," heeft toen de officier van de week gezegd, „d'r deugt geen fluit van. Als ik zoo de kom- pies rondkijk ligt d'r hier zoowat stof van vijf maan den. Jij moet 's beter achter de corveeërs heenzitten." „Jawel, luitenant," heeft daarop de sergeant van de week geantwoord. „Ik zal d'r voor zorgen." En na op zijn beurt met. z'n hakken te hebben geklapt, is hij op zoek gegaan naar den korporaal van de week. En wie was dat! Dat was onze dikke Papkind. „Papkind," heeft toen de sergeant van de week gezegd, ,,'t Is hier 'n zwijnestal op de kompie, d'r ligt zoowat stof van vijf jaar. Jij moest die corveeërs beter achter de vodden zitten." „Hm," heeft daarop onze dikke korporaal gezegd. „Zou u niet liever zélf 's een hartig woordje tegen die knapen kunnen zeggen! Ik heb maar gewone banane- schillen op mijn mouw. ,,'k Heb wel wat anders aan m'n kop," heeft toen de sergeant verklaard. „Ik moet m'n wacht.roos- ter nog bijwerken en d'r is '11 kachel zoek." En met '11 gewichtigen bundel paperassen onder z'n arm is hij naar den sergeant- majoor gestapt. Want, per slot, van zake, '11 kachel die teel op de inventaris lijst, doch niet op de kompie voorkomt is 'n aangelegen heid, waarover op het bureau luide en zeer lang durige discussies gevoerd moeten worden. Ziezoo, de kapitein heeft 't tegen den luitenant ge zegd, de luitenant heeft den sergeant ontboden, de sergeant heeft den kor poraal geïnstrueerd en nu is het moment gekomen, dat ook de laatste trede van de hiërarchieke ladder zal worden afgedaald: Pap kind begeeft zich naar de mansehappenkamers. Want op den korporaal met z'n fraaie streep van geel kemels- garen op elkebenedenmouw volgt nog altijd de soldaat met heelemaal niets. HitolGAftJ Sergeant,' zegt de officier van de week, „d'r deugt geen fluit van." Dan pakt onze Hagenaar den bezem We weten zoo langzamerhand wie Papkind is. In 't burgerleven was hij een eerzaam poelier, doch hoog boven de faam van z'11 vette soepkippen stijgt zijn vermaardheid als regisseur en vertolker van hoofdrollen. Hij is een groot organisator en deswege een steunpilaar van onze commissie voor O. en 0. Ook geniet hij alom waardeering voor de wijze waar op hij z'n specialiteit bereidt: chocolademelk met '11 vanillesmaakje. U ziet het. Papkind's verdiensten zijn vele en veraangenamen ons leven te velde zeer. Doch per slot van zaken is Papkind daarvoor niet hier. Hij is hier gekomen om dienst te doen. En dat is hij op dit oogenblik dan ook zeer daadwerkelijk van plan. Daar schrijdt hij dus heen met vervaarlijke passen en getooid met de teekenen zijner waardigheid: den koppel met bajonet. Wee den corveeër, die van daag te kort schiet in 't betrachten van zijn plicht! En zoo verschijnt hij in 't kwartier. De trappen en gangen zijn behoorlijk gezwabberd, maar hoe is het op de kamers gesteld! „Wel verdraaid," zegt Papkind als hij de eerste, deur opent. De kapitein heeft als zijn meening te kennen ge geven dat er een stoflaag van vijf weken ligt, de luite nant heeft dezen termijn eigenmachtig verlengd tot vijf maanden, de sergeant heeft er nog '11 schepje opgelegd en gesproken van vijf jaren. Thans vdltooit korporaal Papkind den cyclus. „Wel verdraaid." zegt hij nogmaals en vol waar digheid. „D'r ligt hier zoowat stof van vijf eeuwen. En mijnheer de kamerwacht zit doodgemoedereerd te niksen WAT DOET DE KAMERWACHT? Wat doet in dienst de kamerwacht! Hij stoft, hij veegt, hij dweilt. En, zoolang het koud is, moet hij bovendien oppassen dat de kachel niet uitgaat. Aan den dagelijksehen dienst doet hij niet mee, daaren tegen heeft hij te zorgen, dat den heelen dag de boel keurig in orde wordt gehouden. En als er onverhoopt een ruitje breekt, moet hij dat betalen, tenzij hij den dader kan aanwijzen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 28