DE WELDADEN VAN DOKTER RODRIGUEZ w V Daar werd hij verwelkomd <lour Luciaiw, een witharigeii neger. RorGAÜf DOOR J. GERHARD TOONDER De jonge dokter Saco Vicente had een mooien titel gekregen; hij heette nu zooiets als in specteur-generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, en vooral op een visitekaartje leek dat nogal iets. Maar dat, wat hij te inspecteeren kreeg, was minder aardig; dat was de volksgezond heid in een streek waar je alleen kon komen door zeshonderd kilometer de rivier op te varen, twee dagen in een auto te hotsen en dan nog eens twee dagen op den rug van een muildier door het oerwoud te trekken. Er woonden daar binnen een gebied van duizelingwekkend veel vierkante kilometers een handvol negers, wat halfbloeds en een paar verloopen blanken; en om al deze omstandigheden was dokter Vicente niet eens erg blij met zijn mooien titel. Hij knakte met zijn magere vingers en mompelde booze woorden in zichzelf: hij schold op de zon, die warm was, op de muildieren, die valsch waren, en op de negers, die lui waren, maar met al dat schelden verstreek er toch nog een heele tijd voordat hij in zijn eenzame woning was aangekomen. Daar werd hij verwelkomd door Luciano, een witharigen neger, die een zwembroek en een generaalsjas droeg en die blijkbaar een heel belangrijk mensch was in deze buurt. Luciano beschreef geestdriftig hoe blij hij wel was dat de senhor levend was aangekomen, en hij lichtte uitvoerig toe. dat hij zeker ver wachtte, .lat er hier nu nooit meer iemand ziek zou worden. „Ja, ja, ja," zei dokter Vicente, terwijl hij met zijn vingers knakte. „Allemaal best en mooi. Wie was er hier vóór mij?" „Een béste dokter, senhor dokter," vertelde Lu ciano opgetogen, „een braaf mensch, een goed mensch; een man uit duizend en nog meer; dokter Rodriguez, een vader voor ons, arme zieken, die ons weldaden bewees tot op den dag dat hij dronken in de rivier rolde." Saco Vicente ging het huis binnen en bekeek alles, ook de spreekkamer; Luciano liep, ongenood, ach ter hem aan, want hij was eigenlijk nog lang niet uitgesproken over den goeden dokter Rodriguez. De gpreekkamer zag er beestachtig uit, vond Saco Vicente; er groeide mos en schimmel op de operatie tafel, de instrumentenkast leek op een uitdragers winkel, en om de apotheek krioelde het van mieren en andere veelbeenige wezens. „Zijn er hier veel zieken?" vroeg hij terloops. ,.Si, senhor, véél zieken," bevestigde Luciano; „de een heeft dit en de ander dat, buikpijn en keel pijn en hoofdpijn en veel soorten andere pijn. Ik, Luciano, ik heb erg veel erge kiespijn." „Zoo, zoo," bromde Saco Vicente. Hij zuchtte diep, knakte met zijn vingers en begon een poging om orde te brengen in den chaos. „Erg veel kiespijn," herhaalde Luciano, „het klopt en het zaagt en het bijt, tot mijn hoofd er afrolt van allemaal akeligheid. En nu o, zoo'n pijn, zoo'n vrééselijke pijn; dokter Rodriguez was een braaf mensch, hij hielp mij er altijd af, heel vlug. „Goed dan, goed dan," zei dokter Vicente, die int.usschen bezig was de zalfpotten waar de mieren in huisden in een emmer water te deponeeren. „ga maar eens zitten en zet je mond open, dan zal ik wel eens kijken." „Mond open?" vroeg Luciano verbaasd. „Maar ik heb kiéspijn, en waarom zou ik dan mijn mond open zetten?" „Omdat, ik anders niet kan kijken," sprak dokter Vicente ongeduldig. „Dokter Rodriguez keek met zijn oogen en niet met mjjn mond," hield Luciano vol, „en hij wist altijd ineens wat goed voor mij was...." Maar het hielp hem niet; hij moest en hij zou zijn mond openzetten, en toen het eenmaal zoover was. bekeek Saco Vicente met een mengsel van belang stelling en afgrijzen zijn gebit, dat uit een stuk of zeven scheeve, zwarte stompjes bestond. „Goed," zei hij. „blijf maar even rustig zitten, dan verdoof ik je en trek de heele bende eruit." „W. .w..wat?" hakkelde Luciano. Zijn oogen maakten twee, drie slagen rond in hun kassen; toen haalde hij diep adem en barstte los: „Maar dat is niet eerlijk! Uittrekken, verdooven! Ik kom niet bij dokter Vicente om uitgetrokken en verdoofd te wordenUittrekken en verdooven kan ik zelf ook; daarvoor ga ik niet naar dokter Saco Vicente! Ik moet den drank hebben, den drank van dokter Rodriguez, den drank die helpt!" „Graag en anders niet," zei Vicente kwaad. „Ik trek je al je kiezen uit, of je moet maar weg gaan." Luciano verkoos het weggaan; liij was een oud en deftig man, hij droeg een generaalsjas, en hij liet zich niet op die manier be handelen. In dien geest verhaalde hij het gebeurde ook aan zijn vrienden, die buiten wachtten; en toen dokter Vicente uit het raam keek, kon hg zonder moeite aan de gezichten en gebaren zien, hoe verontwaardigd allen waren over zijn optreden. Zij verdwenen druk gesticuleerend en boos in het woud. maar reeds na een half uur kwam Luciano, opgewonden en buiten adem, terug. „Senhor dokter," zei hij hijgend, „alles is vergeven, denk niet meer aan mijn kiezen en kom mee! Arme Gomes is uit boom gevallen en lijdt vreeselijk!" Dokter Vicente schrok op, wapen de zich voor alle veiligheid met een revolver, een geweer en zijn eigen instrumententasch, beklom den ezel, dien zijn voorganger hem had nagelaten, en volgde Luciano met den snelsten pas waar dit dier toe in staat was naar de plaats des onheils. Daar stonden twee negers, die blijkbaar bezig waren geweest een boom te vellenzij be groetten Luciano en dokter Vicente met alle teeke- neu van eerbied, maar van den lijdenden Gomes was geen spoor te bekennen. „Waar is Gomes? Waar is hij. de gebroken man!" vroeg Luciano. „Hij is nog even naar huis gegaan om zijn bijl op te bergen, Luciano," antwoordde een der negers; „hij komt dadelijk terug, en dan zal hij hier weer liggen en lijden." Wel, en dat was het einde van dokter Saco Vi cente's geduldhij richtte zich hoog op in het zadel, knakte met zijn vingers, en sprak: „Zeg, leelijke. zwarte dagdieven, wat denken jullie eigenlijk? Wat willen jullie? Ik laat mij niet ongestraft voor den gek houden! Ik ben dokter Saco Vicente, inspecteur- generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, en ik ben géén pias! Ik zal je kiezen trekken en je wonden behandelen, maar ik kom hier niet voor jullie flauwe aardigheden. en zoo ging hij nog een tijdje voort zijn snorpunten trilden van woede, hij dreigde met politie en benutte een aantal ondub belzinnige krachttermen, en na verloop van een kwartier had hij het eindelijk zoo ver, dat de bemin nelijke lach op die drie gezichten plaats had gemaakt voor een uitdrukking van einstigen schrik. „Vergeving, senhor dokter," hakkelde Luciano, „maar.. maar wij willen zoo graag dien drank heb ben, dien dokter Rodriguez voor ons had en dien hij haalde uit de kast bij het raam, in de spreekkamer, en omdat ik hem niet kreeg voor mijn kiezen, dachten wij dat Gomes Jieni misschien zou krijgen voor erge pijn van uit boom vallen, en Dokter Vicente luisterde al niet eens meer: hij draafde terug naar huis, rende zijn spreekkamer bin nen en opende met. een ruk de kast naast hot raam. Het was een nette kast, de eenige nette kast, en zij zag er uit als een soort huis-bar. Aan den binnenkant van de deur was een briefje geplakt met het op schrift „Aan mijn opvolger! Vermoei je niet. jongeman, je patiënten zijn óf ongeneeslijk, óf zij genezen zichzelf met spinrag, kruiden en speeksel, en van de zegeningen van onze wetenschap moeten zij niets hebben. Ik heb maar één geneesmiddel kunnen vinden, dat. helpt tegen al hun kwalen; vermeng twee deelen cognac met één deel zuiveren alcohol en een beetje pepermuntolie, maar drink er niet te veel van, want het is koppig. Dit is het resultaat van jarenlange proefnemingen, en je zult het zelf ook graag lusten. De staat betaalt je apotheek, dus wees er niet zuinig mee, dan heb je hier een goed leven. Sebastiano Rodriguez."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 8