hen aardige j ongenssiipover ten paard et oom voor baby (100 st.). Mot deze bijge maakte steken moeten we natuurlijk bij liet patroontje rekening houden en ervoor zorgen, dat de averechte strepen steeds door blijven loopen. Boven deze 100 st. breien we dan door tot en met de 110e iiaald. Voor de arms gaten kanteli we vervolgens aan het begin van de 111e, 112e, 113e, 1 lie, 115e, 116e, 117e, 118e, 119e, 120e, 121e en 122e naald telkens 2 st. af (76 st. over). 123e naald: 38 st. breien en omkeeren. Boven deze 3S st. breien we nu eerst den linkerschouder af. Voor den hals kanten we aan het begin van de 124e, 126e, 128e. 130e, 132e, 134e, 136e, 138e, 140e. 142e, 144e, 146e en 148e naald telkens 1 st. af. Boven de overige 25st. breien we door tot en met de 166e naald. Voor den schouder kanten we vervolgens aan het begin van de 167e, 169e, 171e, 173e en 175e naald telkens 5 st. af. Boven de overige 38 st. VOOR DEN LEEFTIJD VAN sj—el JAAR Wanneer het weer nogal koel is. vindt moeder het altijd prettig wanneer ze voor haar kleinen boy een heerlijk warm slipovertje bij de hand heeft. Het model van onze afbeelding is gebreid in een zeer aardigen steekom dezen goed tot zijn recht te laten komen, kunnen we zoowel geheel effen als een iets gemêleerde wol gebruiken. Renaodigdheden voor den slipover van onze af beelding warenongeveer 125 gr. groene koordwol en een paar lange aluminium breinaalden met knop nr. 2%. Malm. Lengte: 40 cm.; bovenwijdte: 64-66 cm.; hoogte tot aan het armsgat: 25 cm. 11 el voorpand. We zetten 90 st. op en breien hier boven voor den boord eerst 20 naalden steeds afwis selend 2 r., 2 av. (altijd r. boven r. en av. boven av.). Daarna gaan we verder in het volgende patroontje 21e naald (voorkant van het werk): 2 av., 6 r. Vanaf herhalen. 22e naald: de steken, die we bij de vorige naald r. gebreid hebben, breien we nu av.: de steken, die we bij de vorige naald av. gebreid hebben, breien we nu r. We breien dus r. boven r. en av. boven av. 23e naald: als 21e naald. 21e naaal: als 22e naald. 25e naald: 2 av., van de volgende 6 st. eerst den 4en, 5en en 6en steek recht breien, maar deze steken niet van de naald laten glijden (dus alleen insteken, omslaan en doorhalen), dan den Jen, 2en en 3en steek op dezelfde wijze recht breien en dan alle 6 de steken tegelijk van de naald laten glijden. Vanaf herhalen. 26e en 28e naald: als de 22e naald. 27e naald: als de 21e naald. 29e naald (voorkant van het werk): averecht. 30e naald: recht. We herhalen nu de 21e tot en met de 30e naald - voortdurend. De 31e naald is dus weer gelijk aan de 21e naald enz. Aan het begin en einde van de 30e naald (vanaf den opzetrand gerekend) en aan het begin en einde van de 40e, 50e, 60e en 70e naald meerderen we 1 st. breien we den rechterschouder op dezelfde doch tegengestelde wijze af. Hel rugpand. We breien dit hetzelfde als het voor pand. Alleen behoeven we hier het werk voor den hals niet te splitsen. Nadat we dus aan weerskanten voor het armsgat het aangegeven aantal steken hebben afgekant breien we boven de overige 76 st. door tot en met de 166e naald. Voor de schouders kanten we vervolgens aan het begin van de 167e, 168e, 169e, 170e, 171e, 172e, 173e, 174e. 175e en 176e naald telkens 5 St.. af, waarna we de overige 26 st. voor den hals in één keer afkanten. Voor het boordje rondom de armsgaten zetten we 8 st. op en breien hierboven in ribbelpatroon (lieen- en teruggaande recht), tot we een hoogte van 30 cm. bereikt hebben. We breien vanzelfsprekend twee van zulke boordjes. Voor het beleg je rondom den hals zetten we 10 st. op en breien hier boven in ribbel- patroon tot we een hoogte van ongeveer 38 cm. bereikt hebben. We persen nu de verschillende deelen luchtig onder een voch- tigen doek op en naaien ze in el kaar. De hierbij afgebeelde paardet.oom wyrdt ge maakt uit een restje mantelstof, terwijl de versiering bestaat uit kabouterfiguurtjes, die we met restjes wol tot grappige, kleurige kereltjes kunnen maken. Om den toom voldoende stevigheid te geven, stik ken we, van twee lagen hoedengaas mot 'n stuk linnen ertussehen, eerst een reep ter breedte van 10 cm. en met een lengte, die voldoende is om roml het baby- lijfje te passen. Men moet dus even de bovenwijdte van den baby weten en daarbij dan 4 cm. tellen voor een overslag aan de achterzijde. Hier sluit later de band n.l. met knoopen en knoopsgaatjes. We stikken dit gaas met linnen of katoen ertus schen goed door, zoodat we een stevig geheel krijgen. Dan knippen we van mantelstof, of een ander stevig materiaal, eenzelfden reep, doch knippen dezen aan iedere zijde 3 cm. grooter. Nu rijgen we deze stof rond den gazen reep en teekenen het voor- en achter midden af, waarbij we vanzelfsprekend rekening houden met den overslag van achteren. Daarna maken we eerst een 2 meter langen band. dien we van dubbele stof stikken. Als breedte van dezen band houden we aan 2 Vi cm. Is dit gereed, dan snijden we op de zijmiddens van den 10 cm. breeden band een opstaand knoopsgat, ter lengte van 2'/2 cm. Hier steken we de respectieve uiteinden van den smallen band door en naaien deze aan de binnenzijde tegen liet gaas vast. waarbij we zorgen, niet door de bovenste stof te steken. We kunnen deze bandjes ook met de machine opstikken, doch dan moeten we de bovenste stof even een klein eindje losmaken, zoodat we er met de machine bij kunnen komen. Ken groot bezwaar is dit niet, daar de stof immers nog maar geregen zit, Is liet bandje zoo aan weerszijden opge stikt en de stof weer op zijn plaats gebracht, dan stik ken we met de machine boven op de stof heel kort langs het gemaakte knoopsgat, zoodat de stof hier niet meer kan rafelen. Zijn we hiermede klaar, dan bevestigen we de schouderbandjes, die ook weer '2M, cm. breed zijn. Men doet goed, de lengte van de bandjes even af te metendit verschilt natuurlijk bij iederen baby. We stikken dan de schouderbandjes tegen de voor- en achterzijde van den breeden band en wel door de bandjes alleen op het gaas te stikken. Dus ook hier maken we de stof van den breeden band weer even een eindje los. We moeten er wel op letten, met het vaststikken ca. 1 cm. onder den bovenrand van den breeden band te blijven. Anders kunnen we daarna de stof van den breeden band niet meer omslaan. Nu beginnen we met het borduren. We teekenen daartoe de hierbij afgebeelde figuurtjes op den breeden band over. Men kent wellicht al de wijze van copieeren. Is het donkere stof, dan wordt de achter zijde van het perkament-(boterkainmen-)papier, waarop we de figuurtjes overtrekken, ingewreven met wit krijt. Hebben we een lichte stof gekozen, dan kunnen we de figuurtjes met een zacht zwart potlood inwrijven. Dan leggen we het aldus geprepareerde papiertje op de stof en trekken het figuurtje met een scherp potlood nog maals na. Men zal zien, dat het figuurtje keurig op de stof komt te staan. i

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 36