De muiltjes van koning Lodewijk worden met veel belangstelling bekeken door den baritondie echter de opmerking maakte, dat ze een kleine uitgave van Marie Antoinette misschien souden passen, doch hem niet. Ook de vrouw van Herbert Janssen is vol bewondering roor het borduursel, waar nijvere handen zeven jaren over werkten. intusschen naar Hongkong was»ver- scheept. Het was te koop aange boden, maar aangezien in de douane-loodsen achtergebleven ar tikelen geveild worden zonder dat de kooper mag zien wat hij krijgt, deed niemand een bod. In Hong kong worden geen rechten geheven en de expeditiefirma, die het jasje van Lodewijk II had te verzenden, besloot het naar China te laten stu ren, waar het voorloopig opgebor gen werd zonder dat er groote kosten gemaakt behoefden te worden. Rembusch kocht liet heele cos- tuum nu „ongezien" en kreeg het voor 60 van den ge,factureerden prijs de rechten op de juweelen, die er in verwerkt waren. Toen de zware kist uit/ China kwam, opende de lieer Rembusch deze niet zonder vrees, dat hij er leelijk ingeloopen was, maar zijn specu latie had hein ditmaal geen parten gespeeld en hij kwam voor betrekkelijk weinig geld in het bezit van een stuk, dat een eere plaats in een museum waard zou zijn. Hij vond het costuum zoo mooi, dat hij het tot zijn dood in 1936 behield en eerst daarna kwam het in handen van den tegenwoor- digen eigenaar, den heer W. B. Hodges, die, het zekere voor het onzekere nemend, de „premiëre- kleeren" van Lodewijk in een safe heeft opgeborgen, waaruit al te belangstellende lieden het niet ge makkelijk kunnen ontvreemden. Want het is bijna „contant geld", wat de dieven in handen zouden krijgen, wanneer ze dit pakje zouden stelen, al zouden de versierselen natuurlijk bij stukjes en beetjes verkocht moeten worden. Verreweg liet duurst was de jas van goudbrokaat, waarvan men de stof bijna niet kon zien doordat deze geheel met gouddraad is geborduurd. Het patroon wordt in groote lijnen aangegeven door 80.000 parels van verschillende grootte en aan den rechterkant vindt men dan nog éénendertig parel- rozetten, die knoopen moeten voorstellen; elk van die rozetten bevat tachtig parels. De sehijnzakken aan eiken kant zijn ook afgezet met parelrozetten. Het bovenste deel van de mouwen is van dezelfde stof gemaakt als de rest van de jas en op dezelfde wijze bewerkt, doch de benedenmouw is van zwarte en witte kant, bij den pols eindigend in een nauw sluitenden band, die voor het oog verborgen is door talrijke witte en rose linten, op elk waarvan een monogram is aangebracht. De voering van de jas is van roode Spaansehe zijde. De broek is van een bijzonder mooie kwaliteit zwart fluweel, doch zij reikt slechts tot de knieën. De zoom bestaat uit een zwaar opgevulde rol. waardoor de pijpen rond bleven staan. De voorkant is geheel bedekt met zilver-, goud- en platina-borduursel in een patroon van Franselie lelies. De schoenen zijn heel eigenaar dig: grijze zijde met liooge, rose leeren hakken. De punt is versierd met een groote rozet van gebor duurde rose en witte zijde, terwijl in het midden een parelrozet is bevestigd. De steek is van beverbont,, van boven versierd met witte en rose veeren, van onderen geborduurd met gouddraad, waar vijf honderd parels in verwerkt zijn. De voering is van blauwe zijde met een monogram, bestaande uit een kroon en de letter „1/'. Het vest is van zwart fluweel met goudborduursel, hetwelk bij dat van de broek past. Dit voor ons gevoel wel zeer prachtige, maar voor een man nauwelijks „passende" costuum is een edel stuk borduurwerk, dat nauwelijks zijns gelijke vindt in de gewaden der middeleeuwen, doch hoe uitbun dig rijk deze kleedij ook is, wij kunnen ons nauwelijks voorstellen, dat Lodewijk er op zijn best uitgezien heeft, als hij eenzaam in een groote zaal zittend naar den „Ring der Nibelungen" zat te luisteren met het „Rheingold" om zoo te zeggen aan zijn lijf gehangen het costuum, dat 'n millioen waard was, van Lodewijk ontvangen ter delging van een groote schuld en de dochter kreeg het nu in haar bezit. Met haar secre taresse reisde zij kort voor het uitbreken van den wereldoorlog naar de Vereenigde Staten, het pak met zich meenemend. Bij haar aankomst verdween echter de secretaresse met medeneming van alle contanten. De douanerechten, die zeer hoog waren, konden niet betaald worden en zoo moest Anita Koeck haar kostbaar bezit in de handen van de New A orksche ambtenaren achterlaten. Zij werd hevig ziek, riep pater Kaelin, en deelde hem haar geheim mede. Kort na den dood van deze vrouw verhuisde de pater naar Indiana en vertelde op zijn beurt het zonderlinge verhaal aan F. J. Rembusch. Deze besloot eens op onderzoek uit te gaan en vernam, dat het costuum werkelijk bestond, maar dat het De fantastische kleedij van den koning van Beieren wordt op het oogenblik in opdracht.van den eigenaar, den heer W. B. Hodgespresident van de State Trust Company of Hendersonville, A orth Carolina, in een kluis bewaard.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 4