OVERSTAPPIE
gaat met Jilles
en Yvimpie
naarMokum
f
I B IJ onze!
I „JONGENS
i TE VELDE"
W.RoXSAf/J
,,'n Klant, foor u, fourier," rapporteert Overstappie.
rustkamer. Op de planken ligt 'n partij prachtige
overalls en aan den wand hangt een tamboers-
uitrusting, compleet met stokken en hoorn.
„As jij nou 's 'n moppie op die trompet blies,"
stelt de facteur fluisterend voor.
„Sst," sist de fourier. „Vierentachtig...." En
brommend telt hij verder.
Stilte. l)e fourier voltooit z'n optellingen voorziet
de lijst van een handteekening met veel krullen. Dan
is hij gereed om z'n klanten te helpen.
„En?" vraagt hij, nog steeds z'n liist bewonderend.
„Graog '11 nieuw jassie, as 't ken," zegt het hospi-
taalsoldaatje.
„Verroest!" schrikt de fourier als hij eindelijk
opkijkt. „Hoe kom jij zoo klein, vent?"
„Eroeger is ie féél grooter geweest, fourier," ver
zekert Overstappie dienstvaardig. „Maor hij is
'n fikkie gekrompe in de waseh.
„Je nek in 'n lampeglas!" rijmt het soldaatje slag
vaardig en dat kalmeert onzen facteur even.
,,'n Nieuwe ias," zegt de fourier verheugd. „Die
héb ik. Jansen, geef jij dat kinderjassie 's aan, waar ik
al zoo lang mee in m'n maag zit."
„Daar kan ie niet in, fourier," waarschuwt hem
de oppasser.
„Dat kan ie wél," verzekert de fourier luchthartig.
„Vooruit, ziekentrooster, trek jij die soepjurk 's uit."
En stralend bekijkt hij 't fonkelnieuwe overjasje,
waar de oppasser nu mee komt aandragen.
De kwestie is deze: al sinds een der eerste mobili
satiemaanden zit. de foerier met 'n zonderling jasje
opgescheept. Allen, die zich voor nieuwe kleeding
meldden, hebben op hun beurt het kleedingstuk al
gepast. Doch zonder succes, want het jasje is zoo
klein uitgevallen, dat het in al zijn naden kraakt als er
een poging wordt gewaagd het aan te trekken.
„Nou, wat heb ik gezegd?" triomfeert de fourier
als het hospitaalsoldaatje in de fonkelnieuwe jas voor
hem staat.
„Hoe bestaot 't?" verwondert zich Overstappie.
„Hij ken d'r in."
'n K on je ksiejassie, kleinste jongesmaat."
„Trekt ie niet 'n beetje onder je armen, Goliath?"
informeert de oppasser.
„Hij zit reuze!" verzekert het ventje geestdriftig.
„Dan mag je '111 liouwe," beslist de fourier.
En zoo is deze. aangelegenheid tot ieders tevreden
heid geregeld. De fourier is van z'n rare jasje af en
de hospitaalsoldaat loopt er ten minste weer keurig
bij. Parmantig stapt hij op de rustkamer heen en
weer.
„Heeft de facteur óók nog wat op z'n hart?" wil
de fourier weten
„Nou u d'r sellef ofer begint, fourier," zegt Over
stappie. „As we 's zeien: 'n paor fan die fijne
sokke?"
„.Tao, de fourier is daor 'n beetje mesjokke.
rijmt het hospitaalsoldaatje brutaal en dat is het'slot,
van het onderhoud op de rustkamer, want zonder
bedenken schopt de verbolgen fourier de beide
Amsterdammers de deur uit. En dan zet de fourier
zich aan z.'n kleedinglijsten, eindelijk is hij dat kleine
jasje kwijt.
PAPKIND IS NIET
TE SPREKEN
Overstappie neemt de taak op zich, den nieuwge-
komene met de sectie bekend te maken.
„Eerste optreje fan Wimpie 't wonderkind!"
annonceert hij luidruchtig. „Komt dat sien, komt
dat sien! De kleinste kuchbijter fan 't Nederlandsche
leger! Nog nooit vertoond!"
Aldus aangekondigd maakt het hospitaalsoldaatje
z'n opwachting. En we moeten zeggen, zijn verschij
ning verwekt allerwege opzien.
„Dat manneke moet twéé maal binnenkomm'n als
jou'm één keer zien wille," meent Jilles uit Tietjerk-
st.era.deel.
..Die vrijer is niet compleet," beweert Rinus, onze
motorordonnans; „Daar hebben ze onderweg 'n st.uk-
kie van afgezaagd."
Hadden ze geen gróótere!" vraagt
onze sergeant-majoor-admiuis-
trateur onthutst, als de nieuwe
hospitaalsoldaat van onzen „staf"
zich plichtsgetrouw bij hem op het
compagniesbureau komt melden.
Inderdaad, het ventje met het roode
kruis op z'n kraag is wel uitzonderlijk
klein. Slechts ternauwernood zal hij
bij de keuring de voorgeschreven
minimum-maat van één meter vijf-
en-vijftig hebben gehaald. Hij draagt
'11 brilletje en heeft 'n overjas aan, die
hem eenige maten te groot is. Arg
wanend monstert de s.m.a. hem. Dan
kijkt hij weer in z'n stukken.
„Hm, je papieren zijn in orde,"
bromt hij. En daarmee is voor den
majoor de zaak afgedaan. „Nog iets
te vragen?"
„Ken ik 'n ander jassie krijge, me-
joor?" informeert, het ventje en het is
thans eenieder duidelijk, dat zijn wieg
indertijd niet ver van de plek stond,
waar Amstel en IJ samenvloeien.
„Hm, ja, deze zit '11 beetje ruim,"
geeft de majoor toe. „Misschien dat
ze op de rustkamer.. Facteur!"
„Present," majoor," meldt zich de
geroepene. Zooals onze lezers zullen
weten, is onze facteur 'n geheide Amsterdammer,
die voor de mobilisatie in zijn vaderstad het
publiek als tramconducteur placht te bedienen.
Daarom voert hij bij onze kompie en ver daar
buiten met trots den eeretitel „Overstappie". Zijn
bezigheden zijn velerlei, doch op dit oogenblik
houdt hij zich onledig met 't opporren van de
bureau-kachel. Overstappie houdt niet van half werk
en dus rinkelen de ruiten.
„Als je die kachel kapot hebt," zegt de majoor
sarcastisch, „breng dan dat. hm, dien hospitaal
soldaat 's even bij den fourier. E11 geen gijntjes
onderweg."
,,'t Komt dik in orde, mejoor," belooft Overstap
pie. „As se dat mannetje gappe wille, krijge se met
mijn te doen."
Op de rustkamer hangt het gebruikelijke luchtje
van nieuw leder, geweervet en kamfer. De oppasser
is druk niet '11 partij gloednieuwe sokken in de weer
en aan '11 tafeltje zit de fourier streepjes te zetten op
'11 lange lijst.
,,'n Klant foor u, fourier," rapporteert Overstap
pie. ,,'n Konfeksiejassie, kleinste jongesmaot."
„Effe wachten," bromt de fourier. want hij is net
bezig met, een zeer gecompliceerde telling. „Vieren
zestig, vijfenzestig
„Foor mekaor, fourier," verzekert de facteur
ijverig. „Al was 't een rnaond!"
„Zeventig, eenenzeventig. telt. de fourier.
„Als jullie maar 'n beetje uit de buurt van die sokken
blijven." De fourier ként z'n pappenheimers.
Bij de kompie is de fourier een machtig man. In
rang staat hij gelijk met den sergeant, doch ter onder
scheiding draagt hij op de linkermouw nog eens 'n
extra-sergeantsstreep. En als die bovenste streep
'11 eindje zakt, krijir je althans aan één kant
'n echten sergeant-majoor.
Het hospitaalsoldaatje kijkt vol verwachting naar
den tellenden fourier. die hem van z'n te wijde jas
zal verlossen en Overstappie loert naar de sokken.
Trouwens, er zijn meer begeerlijke zaken op de
1