E r waren eens een trouw huzaar en een volbloedig ros Zij waren steeds van zessen klaar die ruiter en zijn vos ot op een wonderschoonen dag, een dag vol overmoed, plots de huzaar een schutting zag toen kwam de tegenspoed H ij keek niet verder dan zijn neus zoodat het hem ontging, hoe achter 't springdoel zijner keus de wasch te drogen hing en aansporingdan steeg hij op en trok de teugels, aan Voort joegen zij.... voort in galop, tótdathet ros bleef staan O.... edel dier.... waarom geremd., wat zijn uw nukken dol Zie uw berijderzie het hemd.. en schaam udwaze knol I

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 33