Do dikke had eon groote kaart ónder zijn arm. Hij won die aan dim laten zien. „Wenseht n 't menu, meneer?" „Nee," zei dim vlug. „0 nee!" Weer glom de dikkerd van dankbaarheid. „Wilt 11 't maar aan mij overlaten, meneer?" dim zei nevelig: „Ja, u ziet maar." De dikke leek overweldigd. Buigend trok hij zich terug, dim nam Ginny in zijn armen en kuste haar nog eens goed. Zij leefden beiden in een vreemd, heerlijk roesje. „Maar, Jim," zei Ginny. „we moeten wijzer zijn." Maar 't klonk niet erg beslist. „We zijn maar ééns op huwelijksreis," zei Jim. „Je bent zoo'n toovenaar. dim," fluisterde ze hem in. Hij merkte niet op, dat zij zichzelf herhaalde. De telefoon ging. „Meneer Martin?" vroeg een stem. „Met 't theaterbureau van 't hotel. We kwa men even informeeren. of n ergens heen wenschte te gaan vanavond, meneer." Inderdaad waren ze. zooiets van plan geweest. Ze hadden zich voorgenomen, het beroemde filmpaleis de Majestic te gaan zien, en door Times Square te wandelen. „Jawel," zei dim, „we dachten er wel over. Hoezoo?" „We hebben nog maar twee plaatsen voor „Daar heb je 't gegooi in de glazen," meneer, en we dachten, misschien wenschte u. Er zijn er in de heele stad niet meer te krijgen. Zullen we ze voor u reservee ren?" „Daar heb je 't gegooi in de glazen" was het revue succes van het seizoen en de prijzen waren te gek, voor Jim. om maar over te denken. Maar hij had nu eenmaal dat rare duizelige gevoel in zijn hoofd, en voor hij goed wist, wat hij aanhaalde, zei hij. met een eigenaardig vorstelijk gevoel: „Ja, dat lijkt me wel iets." Hij kwam bij Ginny terug. „Waar denk je, dat we vanavond heen gaan, liefste?" Toen hij 't haar vertelde was ze zoo blij. dat ze bijna schreide, en daardoor vergat hij, dat zijn vijfen veertig dollars nu wel ongeveer op zouden zijn; dat zij dus. na hun terugkeer te Pittsburgh, zoow at van niemendal zouden moeten leven, tot hij voor 't eerst weer salaris kreeg. Opnieuw een klopje op de deur. De dikke kwam binnen. Nu had hij twee kellners bij zich. en een dien wagen vol zilveren schalen, en een emmer met ijs, en een menigte aanlokkelijke geuren. „Wenseht u bij den haard gedekt te hebben?" vroeg hij. „En een vuurtje aan?" Er zat blijkbaar ergens een misverstand. Maar zeker niet bij den dikke. Die was te zeker van zich zelf. Hij ging kordaat zijn gang en speelde den baas over de keliners. Het echtpaar Martin kwam aan weerszijden van een tafel terecht, en raakte vreemde, buitenlandsche gerechten aan 't eten, en parelenden wijn aan 't drinken, geschonken uit plechtig openge trokken flesschen. De dikke beijverde zich, hen over ieder hapje gerust te stellen. „Die patrijs, meneer Martin, da's niet van dat bevroren goed uit Siberië. Hij is op Long Island gefokt, en door den kop geschoten. Ik houd niet van dat geïmporteerde wild. Da's mij te lang onderweg geweest, meneer, je weet nooit. De Martins aten rasvoedsel met de waardeering, die het verdiende. Misschien kwam het door den parelenden wijn, misschien door de opwinding, maar aan 't einde van het, diner keek Jim dubbel, 't Kon hem niet schelen. Hij trok zich nergens iets van aan, hij genoot 't was fijn en 't was prachtig, wat wou je meert En zoo sprak hij tegen Ginny, onderweg naar 't theater. Toen hij 't bonnetje voor 't diner teekende had hij eerst gedacht, dat er S 47.00 stond. Hij zat in den auto te lachen, en Ginny lachte mee. ',,t Was natuurlijk 4,70," zei hij, „maar 't werd zoo wazig voor mijn oogen, dat ik 'f voor S 47.00 aanzag." Naar de revue gaan was een avontuur op zichzelf. De dikke hoorde hem over den schouwburg praten, en zei„Zal ik even een auto voor laten komen, meneer? 't Is niet zoo vroeg meer." Mocht hij wel doen, zei Jim. Een piccolo bracht de kaartjes. Een prijs werd er niet genoemd. Ze hadden op een taxi gerekend, maar de lange glimmende wagen, die voor hen klaar stond, was een luxe-vagen met een chauffeur in livrei. „Zal ik u na de voorstelling even halen, meneer Martin?" En weg was hij, de verkeersdrukte in, zonder over kosten gesproken te hebben. Ze hadden prachtige plaatsen op de zevende rij. Kr zaten dames en lieeren in avondkleeding om hen heen, en de voorstelling was nog verbluffende)' dan ze verwacht hadden. De luxe-wagen bracht hen terug naar het hotel. Er zat geen taxi-meter in, en Jim was een beetje ongerust over den prijs. Ilij stak den chauffeur een briefje van een dollar toe, en voelde zich opgelucht, toen de man 't aannam, glimlachte en zei: „Dank u, meneer," keurig salueerend. Midden in de hall kwam een kaalachtige, elegante meneer met een bril naar hen toe. „Ik ben Boardman, de directeur. Is alles naar uw zin, meneer Martin?" Alles was uitstekend, zei Jim, en meneer Board man keek geruststellend. Ze bleven nog even praten 't leek wel, of hij hen allang kende, hij wist da! ze uit Pittsburgh kwamen, en dat Jim weer naar zijn werk moest en toen vroeg hij, of ze de Vene- tiaansche zaal hadden gezien, sinds die opgeknapt was. O niet? Moesten ze heuscli eens gaan kijken. „Graag," zei Jim, en meneer Boardman bracht er hen persoonlijk heen. En op den drempel van de volle, rumoerige zaal riep liij den chef. „Eric," beval hij, „zorg dat meneer en mevrouw Martin een heel mooie tafel krijgen." Eric wees hun er een, vlak bij den dansvloer, en vroeg, of ze wenscliten te soupeeren. Hij was erg vriendelijk. „O nee, we hebben gegeten," zei Jim. „Alleen iets drinken?" Ze kregen een paar Bacardi's. Ze dansten op het gladde parket, onder een electrischen sterrenhemel. Toen zij opstonden om heen te gaan. wilde een kellner hen naloopen met een rekening. Erie hield den man staande, juist toen zij hem bemerkten. ,,'t Is in orde, meneer Martin,"zei Erie glimlachend. „Ik zorg er wel voor." „Dank u," zei Jim. En onderweg naar hun suite prees hij: „Vind je 't geen kolossale lui hier?" Ja, dat vond Ginny ook. De Martins stonden den volgenden morgen met héldere jonge hoofden, maar niet zonder bezorgdheid op. „Wat moeten we nu," vroeg Ginny, „als we geen geld genoeg overhouden voor de reis?" „Och, zóó'n vaart zal 't, niet loopen," zei Jim. Maar in zijn hart was hij bang. dat 't nog erger uit zou pakken. Een uur later liet Jim Ginny alleen staan, in de hall bij de koffers, en liep naar de kassa, met zijn hart in zijn schoenen. „J. T. Martin uit Pittsburgh," zei hij. „We gaan weg." De kassier trok een kaart uit, keek er op en glim lachte toen. Het leek wel, of hij precies wist, waar .Tim over tobde. „Ah juist, meneer Martin. Vertrekt u al zoo gauw? Da's jammer. O. de rekening. u vindt 't zeker 't prettigste, dat ik u die maar thuis stuur?" Jim stond heelemaal niet stevig meer op zijn voe ten. „Ja, alstublieft," zei liij. Verbazend, wat een prettig hotel! Eerst toen Ginny en hij brood met spiegeleieren zaten te eten, terwijl de bus ergens in Pennsylvania uit stond te rusten, schoot hem te binnen, dat hij zijn adres niet had opgegeven. „Dan schrijven we 't wel, hè," zei Ginny. Jim schudde zijn hoofd. „Dat zal niet eens hoeven, denk ik. In zoo'n hotel schijnen ze alles te weten". 't Zou nóg zoo erg niet geweest zijn voor meneer Miller, als 't. alleen om de rekening was gegaan een kleinigheidje van een goede honderd dollars. Maar daar kwam iets bij. Ginds in Pittsburgh zat een mevrouw Martin J. Th. Martin heette haar man een goede ziel vol vertrouwen en vol trots op haar wolkenloos huwelijksgeluk, de post door te kijken, en toen vond zij een envelop met het hoofd „Harden House" en geadresseerd aan haar man. Zeker reclame, dacht ze, zonder den minsten argwaan. Maar ze maakte den brief open, voor ze hem weg gooide. En daarna zat ze langen tijd op een rekening te staren en haar vertrouwen en haar trots kwijnden dood. Daar stond het, zwart op wit. Haar man was in New York geweest uit geweest en hij had haar verteld, dat hij voor zaken naar Boston ging. Hij had vorige week ja, dat was de datum van Bostonin Harden House gelogeerd, en blijkbaar de bloemetjes terdeeg buiten gezet. Uit zonder haar! Leugens om haar thuis te houden! Op één ilag over de honderd dollar opgemaakt, met fuiven, achter haar rug om! Ze schrok van de bedragenBar en res taurant S 51; Autohuur -S 12; Schouwburg S 17.60; Logies S 27.00. Mevrouw Martin hield zich kranig in haar smart en ontgoocheling. Zij belde tweemaal op. Eerst inter- locaal, naar Harden House, om te informeeren. Ja wel. mevrouw, dat was juist. Meneer James Theodore Martin, uit Pittsburgh, vorige week Zaterdag. Het tweede telefoontje gold haar man. „.Tames," zei ze, haar ontroering zoo goed mogelijk verbergend, „je moest verleden Zaterdag met een vliegtuig naar Boston om een mijn te koopen. Is 't niet?' „Ja, schat. Hoezoo?" „Je hébt 'm niet gekocht, wel?" „Nee.eh. er was staking of zooiets." Hierna begon er meer metaal en meer zenuwen in de stem van mevrouw Martin door te klinken. Ze snikte uit, dat ze 't nooit van hem gedacht had, haar zoo te bedriegen, terwijl ze zelf óók wel eens naar New York had gewild, en ze waren nogal op hun huwelijksreis in Harden House geweest, en zij snakte naar den troost van haar moeder. Een verblufte heer J. Th. Martin repte zich naar huis, maar kwam te laat. Terwijl hij zijn huisdeur opensloot, stapte mevrouw Martin in het vliegtuig naar Philadelphia, en in het briefje, dat zij had achtergelaten, stond: ik wil je niet zien. Het duurde veertien dagen, eer mevrouw Martin den heer Martin wél weer zien wou. En in die veertien dagen gaf meneer Martin veelgeld uit: dure telefoon gesprekken, ijlboden, geschenken, telegrammen, en tijd om lange brieven te schrijven en te lezen. Einde lijk echter was de echtelijke vrede hersteld, maar het volle vertrouwen stak nog slechts aarzelend het kopje op. En toen was het de heer J. Th. Martin, die toornig werd. Zijn advocaten vielen op Harden House aan met klachten en eischen tot schadeloosstelling, en meneer Martin raasde dagelijks achter zijn bureau, dat hij 't dezen of genen wel in zou peperen, zoo'n ongehoorde stommiteit, zoo'n gemeene stokerij, zoo'n lage zwendel. Natuurlijk werd meneer Miller het slachtoffer. Toen hij ontboden was en bevend voor meneer Boardman verscheen, haalde meneer Boardman diep adem en sprak: „Miller, uilskuiken! Stomme door gefourneerde onovertroffen ezelskop! Ben jij een crediet-ehef? Ongeëvenaarde doorgezouten...." enzoovoort het voorspel van liet ontslag. Toevallig werd Miller op denzelfden dag ontslagen, dat de .Martins hun eerste avondje gaven in hun anderhalve-kamerwoning te Pittsburgh. Bij een heerlijke collatie, bestaande uit plakjes ham, dobbel steentjes kaas en aardappelensla, zat de bruid te vertellen. „En weet je, waar we gelogeerd hebben? In Harden House!" zei ze, zich inspannend, om niet te zeer te zwellen van trots. „Een zalig hotel. Zalig! Je hebt geen idee, hoe hartelijk en behulpzaam ze daar allemaal zijn." „Ja, ongeloofelijk," zei James Thomas Martin. „We waren nog geen vijf minuten binnen, of iedereen scheen ons te kennen, en ze sloofden zich ontzaglijk voor ons uit. Heelemaal geen verwaandheid of deftigheid." „Dat vond ik juist 't prettigste," zei Ginny. „Ze kijken hun menschen zoo aan!" De afgrond, waarin de rampzalige Miller wegzonk, bleef langen tijd .liét onderwerp van gesprek in Harden House. Een half jaar na zijn ontslag had nog niemand iets van hem gehoord of gezien. Toen vond een kellner van Harden House hem terug, in een bescheiden hotelletje in het westen, zoo be scheiden, dat 't best te begrijpen was, waarom hij den menschen van Harden House nooit meer onder de oogen kwam. Hij schaamde zich natuurlijk, zei de kellner. Miller, zoo luidde het rapport van den ontdekker, was directeur en kassier en portier en telefonist en alles tegelijk in dat minderwaardige logement. En hij scheen nog blij te zijn, dat hij dat gaatje gevon den had, want hij stond achter zijn balie met een gezicht, als een engel zoo blij. Hij probeerde den kell ner zelfs wijs te maken, dat hij 't prettig werken vond, maar dat was natuurlijk groothouderij. 't Kon nooit anders zijn dan grootkouderij, zei de kellner, want dat 't maar een min soort hotel was kon je zien aan de bordjes, die naast de deur en boven de balie en boven de kassa hingen: CHEQUES WORDEN HIER NIET AANGE NOMEN." „ALLE REKENINGEN MOETEN BIJ EER STE AANBIEDING WORDEN VOLDAAN." „WENSCHT GIJ CREDIET? ZOEK HET ELDERS!"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 13