DE AMATEUR
K ELLA ER
ALEXANDER
FEDERÈR
Waaraan is de bijzontlere
van de nieuwe
ZOMERPRACHT'
te danken?
Aan de fraaie
toiletten
ontworpen door
PATRON EN KANTOOR PANORA
door
ft. R. G. BROWNE
22
Wij waren zoo gelukkig ons de medewerking te kunnen
verzekeren van dezen Hongaarschen modekunstenaar van
internationale reputatie. Met groote zorgvuldigheid werd
uit honderden voor ons ontworpen modellen een keus
gemaakt door HoUandsche deskundigen. Het resultaat
kunt U op elke bladzijde van Zomerprachtvinden.
363 modellen /Tv
en reductiebon ÜU Cl.
363 dames- en kindermodellen voor het
a.s. seizoen hebben een plaats gevonden
in dit toonaangevend modeboek. Interes
sante artikelen en leuke breipatronen
met volledige beschrijving vervolmaken
het geheel.
Knippatronen on roductiebon.
Van alle modellen zijn weer knip
patronen verkrijgbaar a 20, 35 en 50 cent,
terwijl een reductiebon in „Zomer
pracht" U de kennismaking met deze
patronen zeer gemakkelijk maakt. U
krijgt hiermee n.T. 40 tot 50% korting op
een patroon naar keuze uit den geheelen
voorraad.
Wilt U al deze voordeelen spoedig ge
nieten? Wilt U de fraaie ontwerpen
van Alexander Federèr met eigen oogen
aanschouwen Bestelt dan nu meteen
„Zomerpracht 1940". Ondanks ver
hoogde productiekosten kan dit nog
tegen den ouden prijs 60 cent.
liestellingen kunnen geschieden hij Uw agent.
Uw bezorger of den boeltharuleldoor gim-
storting op no. 293631'; door tttezcmling van
het bedrag per pe>stwissel of in postzegels aan
Nassauplein 1 Haarlem
In de weelderig ingerichte bibliotheek
van zijn woning in Bavswater was
mr. Herbert Allardyce drieën
vijftig. bepaald corpulent en zich vol
komen bewust van zijn eigen gewicht
in een tamelijk scherp onderhoud gewik
keld met mr. Anthony Allardyce, zijn
neef, zesentwintig jaar en van geenerlei
gewicht.
„Wil je me in allen ernst overhalen,"
zei mr. Herbert Allardyce, zachtjes
snuivend, „om je vijfhonderd pond te
leenen te geven om daar een book
makerszaakje mee op te zetten? Jij
die in je heele leven nog geen dag ge
werkt hebt?"
Mr. Anthony Allardyce knipte een
stofatoompje van zijn jas.
„Nu, het is nooit, te laat om tot in
keer te komen, oom Herbert. En als
bookmaker kun je flink verdienen, heb
ben ze me gezegd. Bovendien heeft
Marston een massa ondervinding. Toen
hij me zei, dat hij voor zichzelf wilde be
ginnen en me vroeg met hem samen te
doen, was ik enthousiast. Ik dacht," zei
de jonge Allardyce op een toon, waaruit
duidelijk bleek hoe pijnlijk hij getroffen
was. „dat het u genoegen zou doen, mij
een kapitaaltje te leenen."
„Pff!" zei zijn oom, of althans iets
dergelijks.
„Weet u," zei Anthony zachtmoedig,
„ik begrijp u niet, oom Herbert. U ver
maant mij altijd een voorbeeld aan de
mieren te nemen en nu ik een eerlijke
bezigheid kan vinden, blijft u koud als
ijs. En dat nog wel op Oudejaarsavond,"
voegde Anthonv er zuchtend bij.
„Als," meende oom Herbert op echt
oomschen toon, „je ook maar iets van
zakeniri8tinct of zelfs gezond verstand
getoond had, Anthony, dan zou ik mis
schien geneigd zijn te doen wat je vraagt.
Maar naar mijn overtuiging," zei oom
Herbert openhartig, „kan je nog geen
tientje met je eigen handen verdienen, al
probeerde je het ook van nu af tot den
Dag des Oordeels en ik geloof, dat ik
dezen mr. eli Marston een slechten
dienst zou bewijzen door je nu finan
cieel te steunen."
Een oogenblik zei degene, tot wien
deze complimentjes gerjcht waren, niets,
maar staarde zijn familielid slechts af
wezig aan. Daarop zei hij:
„Nu, ik heb het tot nu toe nooit ge
probeerd, omdat ik het niet behoefde te
doen. Maar ik zal het nu probeeren, wat
dan ook. Als ik een tientje in het zweet
mijns aansohijns verdiende,oom Herbert,
alleen om u te toonen, dat ik het kan
wat dan?"
„Wel, dan...." begon mr. Allardyce en
zweeg, toen een bescheiden klop op de
deur de komst van den butler aankon
digde.
„Mr. Mordaunt om u te spreken, mijn
heer."
„O, ja," zei oom Herbert. „Laat hem
binnen, Benson. Nu, Anthony, je moet
het me niet kwalijk nemen, maar ik heb
een afspraak. Goeden avond."
„Maar nu we er toch over spre
ken...."
„Het heeft geen zin over onmogelijke
dingen te praten," zei oom Her)>ert
zwaarwichtig. „Goeden avond."
„Hetzelfde, oom Herbert," zei An
thony, terwijl hij zich omdraaide. In de
deur kwam hij even in botsing met
iemand, die op dat oogenblik binnen
trad, een slanken man van onbesteinden
leeftijd, met een klein zwart snorretje,
koude blauwe oogen,gekleed in een goed
zittend avondcostuum.
„Pardon," zei de nieuwaangekomene
uit de hoogte.
„Ah, Mordaunt," zei oom Herbert
hartelijk. „Kom binnen."
„Het heeft niets te beteekenen,"
zei Anthony, terwijl hij den ander
voorbij liep.
Op straat aangekomen, bleef de jonge
Allardyce even staan om een .sigaret op
te steken en daarop begaf hij zich op zijn
gemak in de richting van de Kensington
Gardens. Terwijl hij voortwandelde,
zwaaide hij achteloos met zijn wandel
stok en neuriede een luchtig liedje, zoo
dat een oppervlakkig toeschouwer ge
dacht zou hebben, dat hij geen zorgen
in de wereld had. Maar achter dat ele
gante en genoeglijke uiterlijk dacht hij
met eenige bitterheid na over de af
scheidswoorden van zijn oom, want geen
jonge man, die eenig fut heeft, houdt er
van als men hem zegt, dat hij een voor
niets deugende sufferd is.
Er was slechts weinig troost in de
overweging te vinden, dat oom Herbert,
nadat hij zijn onmetelijk fortuin ver
gaard had door tamelijk slecht schoeisel
te fabrieeeren, hierdoor een overdreven
denkbeeld van zijn eigen waarde had
gekregen; het feit bleef bestaan, dat hij
(oom Herbert) over en tegen hem
(Anthonv) had gesproken, alsof hij
(Anthony) een nuttelooze uitwas op de
aardoppervlakte was. Niets dan woor
den, natuurlijk, en de philosoplien
vertellen ons, dat woorden, hoe hard
ook, geen beenderen breken, maar bij
gelegenheid kunnen ze toch leelijk
knagen.
Oom Herbert's woorden zaten An
thony in elk geval nog leelijk (lwars, toen
hij, nog steeds in gedachten verdiept, aan
het kruispunt van twee wegen kwam en
van het trottoir stapte zonder naar links
of rechts te kijken. Plotseling weerklonk
een kreet, een geluid alsof remmen
haastig aangezet werden deed zich
hooren en daarop bonsde iets groots en
zwaars tegen Allardyce op en velde hem
neer. En zooals hij viel, zoo lag hij ook,
want de zachtste steen is nog altijd har
der dan de sterkste schedel.
Eeuwen later:
„Voelt u zich nu beter?" informeerde
een stem.
Anthony opende duizelig één oog; het
heelal kwam weer langzaam op zijn
plaats en hij zag een gezichteen angstig
gezicht, een gezicht, dat hij niet kende,
maar zoo'n knap gezicht, (lat hij tevre
den zuchtte en zijn oog weer sloot. Als
dit de hemel was, dan had hij geen
klagen.