O VERST APPIE
GENEEST ZIJN VRIEND JILLES
28
I
BIJ O VZEi
„J O N G E N S j
TE VELDE"!
Wat ik je brom. Opa," zegt onze facteur
Overstappie met veel overtuiging. „As de
blaore an de boome komme, swaoi jij af."
Doch Opa, de oudste landsverdediger van
onze sectie, schudt z'n hoofd en strijkt mistroostig
over de plek, waar eens z'n fraaie mobilisatie-knevel
bloeide. „Met dat afzwaaien wordt 't niks," zegt hij.
„Mot je die ouwe hoore!" hoont Overstappie.
„Ofer 'n paor maonde lach je ons allemaol uit. Dan
loope wij hier marschies te maoke en jij gaot knussies
pootje-baoie an 't strand. Met Opoe."
Doch hoe aanlokkelijk deze voorstelling van zaken
ook is, Opa is er niet erg gerust op. „Ik moet 't eerst
nog zien," zegt hij. „Hei, Hagenaar, geef me de
wapenolie 's an."
Dat is waar ook, we zijn aan 't poetsen, want over
'n uurtje is er inspectie. En onder oppertoezicht van
korporaal Papkind worden de onderdeelen van het
geweer, geheel volgens de regelen der kunst, uit elkaar
genomen.
„Mot je Nellie sien prutse," grinnikt Overstappie.
„Die denkt dat ie se moeders koffiemole an 't rippe-
reere is!"
Inderdaad zit onze keurige Hagenaar hopeloos in
de knoei. Met veel moeite is hij er in geslaagd den
grendel uit z'n geweer te nemen. Maar wat nuf
„Dat lamme ding wil niet uit elkaer, zég." En
hulpeloos houdt hij den grendel omhoog.
Doch nu komt korporaal Papkind in actie. Hij
heeft er zelfs 'n boekje bij en gaat heel gewichtig
theorie geven.
„Zet die flapoore van je nou 's wijd ope," vermaant
hij. „Den grendel rechtop met de punt van de slagpin
naar beneden op 'n hard houten voorwerp plaatsen....
Kan je 't volgen, Hagenaar?"
„Hm, jae. Rechtop naer benedenHard houten
veurwerp, hoe kom ik daer aen, korporaelf"
„Nee n Jilles se kop maor," adviseert Overstappie.
„Jilles, kam je kuifie 's plat."
Doch Jilles, onze brave boerenzoon uit Tietjerkste-
radeel, is allerminst tot scherts geneigd en mompelt
iets onverstaanbaars in z'n stoere moedertaal.
„Weer mot met Mientje," veronderstelt de facteur.
Doch hij vergist zich, de verstandhouding tusschen
Jilles en Mientje laat niets te wenschen over. De
kwestie is alleen maar, Jilles is lijdende aan 'n kwaal,
die hij vaaglijk omschrijft als „griep in de kop".
„Jou moete goed begriepe, 't suust in mien ooren,"
zegt Jilles klaaglijk en dan begint hij zoo omstandig
uit te weiden over de ziekteverschijnselen, dat de
heele sectie zich er mee gaat bemoeien.
„Je oore flink doorhale met 'n loopborstel," advi
seert Opa, en hij wil meteen maar beginnen ook. Hij
heeft 't gereedschap nu tóch bij de hand.
„Levertraan met 'n geklutst eitje," wordt er als
recept geopperd.
„Niks zoo goed as 'n hap kopspijkers op je nuchtere
weet een ander.
n'r'oTCArtj
,,'n Tikkie kenaoriefogeltjessangsaod d'r door heen
sal óók geen kwaod kenne," mijmert de facteur. „Hei,
Nellie, wat doene se bij jullie in Den Ilaog as se griep
in de kop hebbet"
„Tjae, dat weet ik niet, heur," weert de Hagenaar
af. Hij heeft z'n grendel nu uit elkaar. Maar hoe
vereenigt hij die wonderlijke verzameling stukjes
metaal weer tot 'n behoorlijk geheel? Neen, aan Nellie
hebben we niets.
Daar verschijnt onze sergeant met z'n schrift. „Wie
heeft er nog wat in de reparatie te geven?" informeert
hij. „Vlug, mannen."
Hij heeft haast, want er staat in de orders dat voor
twee uur alle kapotte boel op de rustkamer moet zijn
ingeleverd. En de fourier is niet mak!
„Geef je kop in de ripperaosie, Jilles," oppert
Overstappie.
„Hou jij je groote waffel d'r buiten, facteur,"
vermaant de sergeant. „Zijn d'r nog menschen met
ouwe eetketels? De fourier heeft 'n paar nieuwe om
in te ruilen."
„Gao d'r naor toe met dat buitenmodel-hoofd fan
je, Jilles," adviseert de facteur. „Misschien krijg je
'n nieuw. Trouwens, as ik soo'n kop had as jij, had
ik dat al lang gedaon.
NELLIE KRIJGT LES
„Néé, Nelliezegt korporaal Papkind misprijzend.
„Wil je nou met
alle geweld die spuit
betalen? Hebben ze
je nou nooit geleerd
hoe je 'n geweer
uit mekaar haalt?"
„Hm, jae, geleerd
heb ik 't wél, kor-
poi ael,"moet Nellie
toegeven. „Maer
jae
„Nou geen smoe-
sies," raadt Pap
kind hem. „Kan je
't of kan je 't
niet?"
„Niet goed," be
weert de keurige
Hagenaar nogal
euphemistisch. „Ik
geloof dat de ge
weren vroeger An
ders waren...."
„Nellie heb ge
diend toen se no'g
met snaphaone
schote," veronder
stelt de facteur.
„As je 'n spuit
uit mekaar haalt,
moet je 't in de
goeie volgorde
doen," onderwijst
Papkind. „En daar
hebben we 'n heel
aardig kunsie voor.
Zit nou 's effe niet
zoo stom te kijke
en leg niet te
hanne8se met dien
grendel. Hebben ze
bij jullie
't Is straks inspectie en nu wordt er ijverig
gepoetst. Korporaal Papkind heeft er zelfs
een hoekje hij gehaald en houdt theorie.
Hm, ja, de Hage
naar meent zich te
herinneren, dat hij
die vroeger in z'n
vaderstad wel eens
heeft gezien. Doch
het verband is hem
vooralsnog niet dui
delijk.
„En lachen ze wel
's?" wil zijn leer
meester nu weten.