Onopgeloste zeep
ÜMT ALLES
ÏO c 20ct PER TUBE
vernielt fijne weefsel^
23
iirooneii bevatte, en schuin voor den
boeg van de Castle heen voer. Toen
het notedopje danste en dompte op de
buitenste deining, riep kapitein Ball
snel zijn negen krachtigste vloeken
onder de wapenen en begon hij die in
alfabetische volgorde uit te zenden. Toen
hij tot nummer vijf was gekomen wak
bij 'n vulkaan gelijk. Midden in nummer
zeven schoot de gedachte door hem heen,
dat hij nog nooit zoo'n pracht van een
term had gebruikt sinds de tros in Co
lombo langs de schroef was gewreven.
Bij nummer acht zag hij met een hoekje
van zijn oog. dat meneer Montgomery
op zijn weg naar de ladder was blijven
staan om vol eerbied en ontzag te luiste
ren en dit was een zoete gewaarwor
ding.
Het negende scheldwoord was iets
heel bijzonders, bestaande uit drie
deelen, die met zorg afgespeeld moesten
worden. Kapitein Ball mobiliseerde
derhalve al zijn muzikaal talent, haalde
diep adem, boog zich diep over het
schuilkleedje en zette de sonate in.
Nauwelijks echter was het inleidend
gedeelte ten gelioore gebracht, of er
geschiedde iets verschrikkelijks. Hij
voelde een kouden tocht langs zijn
gehemelte waaien. Zijn stem kreeg een
vreemden, hollen grafklank. I)e vinnige
sisklanken van zijn vloek kwamen er
week en kleverig uit, en heel de daver
verstierf tot een gorgelklank. Hij
deinsde terug van de reeling en begroef
zijn gezicht in zijn handen.
„Wat is er meneer?" vroeg meneer
Montgomery, terwijl hij bezorgd kwam
toesnellen. „Mankeert er iets aan?"
Van achter de linkerhand van kapi
tein Ball kwam een gemurmel, dat
klonk als „mjoene zem bizzedz". Zijn
rechterhand, stijf ineengenepen. raakte
den stuurman op de punt van zijn kin.
„Zzab joe, kerel!" zei kapitein Ball, de
ladder af wankelend.
II.
Er was ruim een week verloopen, sinds
de Inchcliffe Castle Havana verliet, en
nog steeds was de houding van kapitein
Ball een onopgelost raadsel.
„Zal ik je zeggen wat 't was? De ver
gelding," verklaarde meneer Montgo
mery. „Zoo stond ie als een dolleman
te schetteren tegen dien neger in dat
vlet je, en zóó stond ie te gurgelen als
een pasgeboren baby. Z'n gezicht was
eelemaal ingevallen, leek 't. Hooi, 't was
niet om haan te kijken!"
„Maar wat wis 't nou eigelek?"
vroeg meneer Swales, ,,'n Broerte?"
„Ja, een heroerte," zei meneer Mont
gomery. „Maar 't was geen gewone be
roerte. Eeren, kapitein Ball is geraakt
door de and van boven, hals je 't mij
vraagt!"
„Ga door!" zei meneer Glencannou.
„Je ken best gelijk hebben, stuurman.
Maar kreeg jij dien tik op je kin dan
óók van die hand van boven?"
„Nou," zei meneer Montgomery,
over zijn nog ietwat miskleurige kaak
wrijvend, „heerlijk gezegd voelde 't op
dat moment wol zoo haan. Maar ik zal
nooit vergeten, dat ie me dien mep ge
geven eeft; nee, eeren. dat vergeet ik
nooit! En als de hou we gek weer bij
z'n positieven is, zal ik heischen dat
bij hexcuus maakt, kijk maar huit of ik
't. niet doe!"
Meneer Glencannou grinnikte. „Vra
gen kan nooit kwaad," zei hij. „Of
heischen, als je 't zoo liever noemt.
Ik zou je alleen raden, om 't op een vei-
ligen afstand te doen, en dan liefst
schriftelijk. Maar heeft de kapitein later
niks meer tegen je gezegd, as jullie
samen op de brug waren?"
„Geen stom woord," zei meneer Mont
gomery. „IJ kwam alleen maar boven
's avonds laat. en dan keek ie eens rond.
en (leed ie z'n leelijke dikke gezicht
gewoon niet hopen. En ij scharrelt zoo'n
beetje rond over dek ook na donker.
De rest van den tijd zit. ie in zijn kajuit
te mokken."
„Maar hij eet toch net zoo goed als
vroeger, niet?" vroeg de jonge Levy,
de marconist.... „Ah. daar heb je
Jessup! Zeg es, hoe staat 't met den
ouwe z'n eetlust?"
„Custard, soep en 'n bordje pap,
anders heeft ie vandaag niet gebruikt,
meneer," zei de steward, zijn servet
uitkloppend. „Hij schijnt diëet te houen
of zooies. Eerst dach ik dat ie an 'n
verjongingskuur bezig was, maar ik vin
't nou, as ik 't zeggen mag, precies 'n
zieke."
„Daar zeg je 'n waar woord!" riep
meneer Montgomery uit. ,,'t Is gewoon
seniele haftakeling, 't verval van den
houwen dag. Ik wil aan den lieerbied
niets te kort doen. maar ik snap toch
echt niet. dat de heigenaars 'm niet al
lang gepensionneerd ebben."
„Daar heb je hém weer!" zei meneer
Gleneannon. „Ik wou dat je nou es
over wat anders ging piekeren dan over
dat ouwe plannetje van je, om den ouwe
z'n baantje afhandig te maken."
„Wie praat er nou over iemand wat
afhandig te maken?" vroeg meneer
Montgomery deugdzaam. „Hals een
jonge man met een beetje heerzucht in
z'n lichaam 't baantje van een houden
stakker krijgt, stéélt ie toch niet* Nee
natuurlijk niet! Da's niets dan hevo-
lutie. En nou weet ik toevallig, dat er
mensehen zijn op 't kantoor van de
maatschappij, die d'r oog al op me heb
ben laten vallen."
„Ja. en hier aan boord beunen d'r
ook. die je in (1e gaten houden," zei
meneer Gleneannon, den stuurman ver-
eerend met een bljk als uit vissehen-
oogen
Later op den avond, toen meneer
Gleneannon zijn zevende slaapmutsje
inschonk en er over begon te denken,
naar bed te gaan, kwam de steward van
den kapitein aan zijn deur met een
briefje,
„Ziezoo!" zei hij, fronsend op het
briefje kijkend. „Zeg (naar tegen hem.
dat ik direct kom."
Kapitein Ball zat, met een licht
blauwe badjas aan, met een zekeren
tegenzin te klungelen in (1e kom spinazie,
die zijn middernachtelijken maaltijd
vormde.
„Oeh.. gaad u ts..ss..szitten,
meneer Gleneannon," zei hij. „Eh....
ik zou de deur maar even op szlod
doen. Dangk u."
Meneer Gleneannon schrok van de
verandering, die er had plaatsgevonden
in het gelaat van zijn gezagvoerder.
Diens wangen, gewoonlijk zoo bol als
tomaten, waren tot zware lellen ver
zakt. Zijn gemoedelijke, sclialksche mond
was nu verschrompeld in 't midden en
hing neer aan de hoeken.
„Ik zit er allerellendigst voor, meneer
Gleneannon," zei kapitein Ball, met
wanhopige inspanning zijn s-sen ietwat
op peil houdend. „Ik lieb beszloten u
in vertrouwen te nemen, want ik wou u
verzoeken me te helpen." Hij haalde
lang en diep adem en vatte moed voor
zijn bekentenis. „Eh. 't zit namelijk
zóó, meneer Gleneannonik heb
mijn valszclie tanden verloren."
Mistroostig ging hij achteruit zitten:
hij zag de spinazie en huiverde, „U wilt
me helpen, is 't. niet, meneer Glenean
non?" smeekte hij. „I* bent de man van
de techniek hier aan boord, en ik zou
niet weten, tot wien ik me anders moest
wenden."
„O maar, meneer, hoe ken u 't zeggen
zei Gleneannon. „Ik leef heelemaal met
Vervolg op bladz. 30
't Mooie, fijn kristallen vaasje
Heeft zoo vaak een droevig lot:
Eén klein stootje, één klein duwtje
En het vaasje is kapot.
Met één druppel FORTICOL wordt
Een gróót wonder dan gedaan,
Want we zien 't kristallen vaasje
Weer in al zijn glorié staan
BIJ DEN KANTOORBOEKHANDEL EN HUISVLIJTZAKEN
Lux houdt de kleuren fris en
helder en maakt Uw goed
weer als nieuw, want
Lux lost 5 maal zo vlug op als
ife geicone zeeppoeders en zeepvlokken.
Ze is zelfs oplosbaar in koud water! Met
Lux hoeft U niet bang te zijn, dat er scha
delijke, onopgeloste zeepdeeltjes in het goed
achterblijven, die het weefsel aantasten en
vernielen of de stof doen krimpen. Wat
heeft U b.v. aan een jumper met frisse
kleuren en een aardig model, als ze niet
mooi blijft in de was? Was daarom al Uw
fijn goed in Lux; dan kan U er zeker van
zijn, dat het weer als nieuw wordt.
Lux is uiterst zuinig! Het gewone pak kost
slechts 12'/j ct. en U kan erjj^jggSzijden
kousen mee wassen, terwijl het reuzenpak
25 ct. kost. Bedenk, dat het in deze tijd
van het grootste belang is, dat Uw fijne
goed zo veilig mogelijk wordt gewassen.
Lux tcorcli nooit los ^erkdcht^.
Losse zeepvlokken zijn geen Lux 'J