EEN RENDIER-SCHEIDING MJ de Lappen Tf Cl f - Zoodra de rendierkudde door een frechxefvorrtiigen toegang binnen de groote. omheining ie geleidbegint zij wild (h li rbnd te jagen om n uitweg te zoeken En pas na een igen tijd komt zij tót rust en kunnen de Lappen het werk beginnen. Hot verschil tussehen een rendier en een koe is, dat u een koe het weiland aanwijzen kunt, «aar u wenscht, dat ze grazen zal, en dat een rendier zich geen steek van u aantrekt, en dag voor dag zelf uitmaakt, aar 't nu eens voor de afwisseling zal gaan grazen. En het verschil tussehen een Hollandsohen polder en een Laplandsch hoog- plateau is, dat een polder één stuk malsch, over vloedig voer is, en dat in Lapland het mos met groot geduld en veel scherpzinnigheid over een groote oppervlakte tussehen rotsen en steenen uitgezocht en uitgekrabd moet worden. En het verschil tussehen een Hotlandschen boer en een rendier-Lap is, dat de veeboer zijn koeien laat grazen op het land, waar hij wenscht te wonen, én dat een Lap met z'n tentje voont op den berg, waar z'n rendieren een goeden dag verkiezen te grazen. In den wilder, ja, dan is het de comfortabelste tijd voor de rendier-Lappen: dan kunnen ze wonen in hun torfkota's. plaggenhutten, soms zelfs in dorpjes of kerspels bijeen. Dan prefereeren de rendieren de bosschen in de vlakten, waar ze den minsten last van de koude hebben, en waar onder de losse, fijne poeder sneeuw liet mos nog wel vandaan te krabben is. Maar dat duurt maar van Kerstmis tot Pasehen. Want in het voorjaar smelt overdag de bovenlaag van de sneeuw om Vnachts tot een ijskorst te bevriezen. Links: F'er Labha kijkt in (Ir groote omheining uit naar dieren met liet merk ran zijn familie, om die dan met de lanno te rangen en aan een achter/mot naar haar eigen omheining te brengen. Rechts: Eerst stelt het gr rangen rendier zich te meer, maar spoedig berust hel in zijn lot en laat zich naar de familie-kudde wegvoeren. Dan wordt het voedsel onbereikbaar en onmiddellijk zet de kudde dan koers naar de bergdalen, waar 't nu weer beter grazen is. Maandenlang duurt die trek, steeds booger de bergen in, tot in den zomer de hoog vlakte bereikt is. Van het eene hoogplateau gaat het naar liet andere, dalen door, rivieren over, nieuwe hellingen op geheel zooals liet instinct, dat ingeeft. Dat waarschuwt de rendieren reeds dagett tevoren, dat er regen of koelte op komst is. waarvoor dan beschutting gezocht wordt aan de lager gelegen oevers van bergmeer of stroom. En even onfeilbaar voelen de dieren dagen tevoren de hitte aankomen en zorgen dan weer tijdig op de winderijke berg ruggen en koele hoogvlakten te komen. En wordt het ernst met den winter wel, dan wordt weer maandenlang in geforceerde dagmarschen de terug reis naar de dalen en de boschrijke vlakte gemaakt. Want zóóver strekken de zwerftochten der kudden V

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 2